Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91998E002522

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2522/98 van Karla PEIJS aan dee Raad. Gebruik statistieken in Stabiliteitspact

    PB C 96 van 8.4.1999, p. 108 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91998E2522

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2522/98 van Karla PEIJS aan dee Raad. Gebruik statistieken in Stabiliteitspact

    Publicatieblad Nr. C 096 van 08/04/1999 blz. 0108


    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2522/98

    van Karla Peijs (PPE) aan de Raad

    (27 juli 1998)

    Betreft: Gebruik statistieken in Stabiliteitspact

    In de verordeningen 1466/97(1) en 1467/97(2) en de resolutie over het Stabiliteitspact(3) zijn afspraken opgenomen om landen waarvan het overheidstekort groter is dan 3 %, verplicht een renteloos deposito te laten storten en in het uiterste geval een boete op te leggen.

    1. Kan de Raad aangeven op welk moment en op basis van welke realisatiegegevens deze beslissingen (het starten van de buitensporige tekortenprocedure, het opleggen van een deposito of een boete en het opheffen van de buitensporige tekortenprocedure) zullen worden genomen uit hoofde van het Stabiliteitspact?

    2. Kan de Raad aangeven hoe er zal worden gehandeld als revisies van het BBP leiden tot een verandering van de hoogte van het deposito of de boete? Kan de Raad bevestigen dat de uiteindelijke boete zal worden opgelegd op basis van definitieve cijfers? Kan de Raad bevestigen dat voor wat betreft de uiteindelijke vaststelling van het BBP wordt aangesloten bij verordening 1552/89(4) (art. 10, lid 8), betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen?

    3. Zal de Raad nog voor de start van de Economische en Monetaire Unie op 1 januari 1999 initiatieven nemen om de verordening 1467/97 over het Stabiliteitspact op dit gebied te verhelderen, bijvoorbeeld door middel van een Raadsbesluit, om hiermee het vertrouwen in de goede werking van het Stabiliteitspact te vergroten?

    Antwoord

    (3 november 1998)

    1. Met betrekking tot het moment waarop de Raad besluit om een sanctie op te leggen overeenkomstig artikel 104 C, lid 11, van het EG-Verdrag, is in Verordening nr. 1467/97 met name bepaald dat dit besluit wordt genomen:

    - binnen maximaal 10 maanden na de datum van kennisgeving door de deelnemende lidstaat van de vooruitzichten inzake zijn buitensporig overheidstekort, in het geval dat de lidstaat in kwestie zich niet zou voegen naar de in artikel 104 C, leden 7 en 9, bedoelde opeenvolgende besluiten van de Raad. In geval van een opzettelijk tekort kan een spoedprocedure worden gevolgd;

    - dan wel onmiddellijk na het verstrijken van de termijnen die zijn opgenomen in het aanmaningsbesluit van de Raad, indien uit de door de betrokken lidstaat meegedeelde feitelijke gegevens blijkt dat het geconstateerde tekort niet is gecorrigeerd.

    Wat het intrekken van de opgelegde sancties betreft, is in Verordening nr. 1467/97 met name bepaald dat alle nog resterende sancties worden ingetrokken wanneer de Raad besluit dat een bestaand buitensporig tekort is gecorrigeerd.

    2. De gegevens waarop de berekening van de sancties gebaseerd is, zijn krachtens Verordening nr. 3605/93 de effectieve cijfers voor het PPB tegen marktprijzen zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom(5) overeenkomstig de definities van het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER).

    Een eventuele herziening van deze gegevens kan uiteraard, in voorkomend geval, herziening van de opgelegde sancties rechtvaardigen.

    De door de Geachte Afgevaardigde aangehaalde bepalingen van Verordening nr. 1552/89 (artikel 10, lid 8) betreffen het ter beschikking stellen van de eigen middelen aan de Gemeenschap. Er zij aan herinnerd dat uit hoofde van artikel 104 C, lid 11, opgelegde boeten of deposito's strikt genomen geen eigen middelen zijn, maar tot de in artikel 201 van het Verdrag bedoelde andere ontvangsten behoren.

    Hoewel bovenbedoelde bepalingen en de overige op de eigen middelen toepasselijke bepalingen derhalve niet noodzakelijkerwijs op dit bijzondere geval van toepassing zijn, belet niets dat die bepalingen als leidraad kunnen dienen bij een eventuele herziening van de opgelegde boeten of deposito's in de toekomst.

    3. Wat de derde vraag betreft, heeft de Raad tot dusver geen enkel voorstel terzake ontvangen. Er zij evenwel aan herinnerd dat de Raad enige verduidelijking bij het Stabiliteitspact heeft verschaft in de op 1 mei 1998 aangenomen verklaring van de Raad (Ecofin) en de ministers, in het kader van die Raad bijeen(6), met name in punt 5 daarvan.

    (1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

    (2) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

    (3) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.

    (4) PB L 155 van 7.6.1989, blz. 1.

    (5) PB L 49 van 21.2.1989, blz. 26.

    (6) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 28.

    Top