91997E4046

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4046/97 van Ernesto Caccavale (UPE) aan de Commissie (14 januari 1998)

Betreft: Overtreding van de voorschriften inzake Europese openbare aanbestedingen

Overeenkomstig de procedure voor de toewijzing van openbare aanbestedingen in het kader van de Overeenkomst van Lomé heeft het Italiaanse bedrijf ITAMSIDER, na een wedstrijd voor een aanbesteding in Mauretanië te hebben gewonnen, het steun ontvangende land materiaal geleverd. Dit land weigerde, hoewel het dit materiaal rechtmatig had ontvangen, de Commissie om betaling te vragen onder het aanvoeren van niet gegronde en nooit bewezen redenen van technische tekortkomingen.

In werkelijkheid was deze weigering het gevolg van het feit dat ITAMSIDER geheel eerlijk had geweigerd het gevraagde smeergeld te betalen om de Commissie de voor het verkrijgen van de verschuldigde betalingen benodigde documenten te verschaffen.

Bovendien had de plaatselijke vertegenwoordiger van de Commissie een oppervlakkige niet-contradictoire evaluatie verricht, die vervolgens door de rechtbank in eerste aanleg te Luxemburg (arrest van 25.6.1997, eerste sectie in zaak T-7/96) ongeldig is verklaard.

Bij de behandeling van de zaak weigerde de rechtbank echter rekening te houden met een geregistreerd telefoongesprek waarin onweerlegbaar de verzoeken om smeergeld van de vertegenwoordigers van de Mauretaanse maatschappij te horen waren.

Hieruit blijkt dus duidelijk dat het Italiaanse bedrijf misdadige gedragingen had te verduren, die overigens in Mauretanië niet strafbaar zijn, omdat zij kennelijk tot de "gewone gang van zaken¨ behoren. Met andere woorden, het schijnt dat deze praktijken ongestraft blijven voortduren, hetgeen natuurlijk de goede werking van de communautaire instellingen niet ten goede komt.

Kan de Commissie derhalve mededelen:

1. welke maatregelen kunnen worden getroffen om dergelijke problemen op te lossen, aangezien zelfs de procedures van DG XX ter intensivering van de fraudebestrijding en ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap machteloos zijn tegenover praktijken als boven omschreven,

2. welke haar mening terzake in het algemeen is en welke maatregelen zij zal treffen om de Europese ondernemers betere garanties te bieden?

Antwoord van de heer Pinheiro namens de Commissie (23 februari 1998)

De Commissie deelt het geachte Parlementslid mede dat de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gefinancierde overeenkomsten voor de uitvoering van werken, leveringen en diensten, bepalingen omvatten betreffende corruptie en fraude bij de uitvoering van deze overeenkomsten.

De Commissie is altijd bereid geweest, in het kader van de door het EOF gefinancierde overeenkomsten, klachten van ondernemingen te onderzoeken met betrekking tot de naleving van de bovengenoemde bepalingen en, meer in het algemeen, met betrekking tot corruptie in het kader van de door de Gemeenschap gefinancierde overeenkomsten.

De Commissie wijst het geachte Parlementslid erop dat, in het specifieke geval waarnaar in deze schriftelijke vraag wordt verwezen, geen enkel element onder de aandacht van de Commissie is gebracht, niet door de betrokken onderneming en ook niet door de overheid van de betreffende lidstaat, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat het standpunt van de betrokken onderneming gegrond is. Dit is trouwens ook het standpunt dat de Commissie naar voren heeft gebracht in de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg.