91997E3953

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3953/97 van Marjo Matikainen-Kallström (PPE) aan de Commissie (12 december 1997)

Betreft: Aanvragen om steun in het kader van de regionale- en onderzoeksprogramma's

In mijn aan de Commissie gerichte schriftelijke vraag d.d. 17.9.1997 (E-2961/97) ((PB C 134 van 30.4.1998, blz. 44. )) vroeg ik naar vermindering van de bureaucratie op het gebied van het onderzoeksbeleid en het regionale beleid van de EU. Nu ik antwoord van de Commissie heb gekregen, wil ik een aanvullende vraag stellen:

Wat zijn de voornaamste redenen voor het afwijzen van projecten?

Antwoord van mevrouw Wulf-Mathies namens de Commissie (27 januari 1998)

De belangrijkste criteria voor het beoordelen van projectvoorstellen in het kader van programma's van de Gemeenschap voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) zijn: de wetenschappelijke en technische kwaliteit, het innovatieve karakter, de transnationale samenwerking (Europese meerwaarde), de kosteneffectiviteit, de bekwaamheid van de mensen die voorstellen indienen, en de vooruitzichten inzake verspreiding en exploitatie van de onderzoeksresultaten. Bovendien is in elk specifiek OTO-programma bepaald welke criteria essentieel zijn om de doelstellingen te bereiken. Aangezien de beschikbare middelen beperkt zijn en zeer veel steunaanvragen worden ingediend, is het in het algemeen zo dat projecten al worden afgewezen wanneer aan één van de criteria (die allemaal gepubliceerd worden) niet is voldaan. Onvoldoende wetenschappelijke en technische kwaliteit en innovatie zijn de meest voorkomende redenen om voorstellen af te wijzen.

Informatie over de meest voorkomende redenen waarom OTO-projecten worden afgewezen in het kader van programma's van de Structuurfondsen moet worden gevraagd bij de lidstaten, aangezien zij bij het selecteren van de projecten via toezichtcomités hun eigen specifieke procedures toepassen. De selectiecriteria voor projecten zullen ook in dat geval variëren volgens specifieke prioriteiten die in het betrokken programma zijn gesteld.