Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91997E003807

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3807/97 van Ilona GRAENITZ aan de Commissie. Aansprakelijkheid bij kernongevallen op het niveau van de Unie

    PB C 158 van 25.5.1998, p. 191 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91997E3807

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3807/97 van Ilona GRAENITZ aan de Commissie. Aansprakelijkheid bij kernongevallen op het niveau van de Unie

    Publicatieblad Nr. C 158 van 25/05/1998 blz. 0191


    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3807/97 van Ilona Graenitz (PSE) aan de Commissie (17 november 1997)

    Betreft: Aansprakelijkheid bij kernongevallen op het niveau van de Unie

    Storingen van en ongelukken met kerncentrales leiden tot ernstige schade aan de gezondheid van mensen en de toestand van het milieu. Om de slachtoffers althans financieel schadeloos te kunnen stellen en de opruimingswerkzaamheden te kunnen financieren zou het wenselijk zijn dat exploitanten aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de eventuele gevolgen van de exploitatie van een kerncentrale.

    Streeft de Commissie ernaar met een voorstel voor een dergelijke voor de gehele Unie geldende wet inzake de aansprakelijkheid van de exploitanten van kerncentrales te komen?

    Worden er ook op internationaal niveau discussies over dit onderwerp gevoerd?

    Antwoord van de heer Papoutsis namens de Commissie (15 december 1997)

    Al in de beginjaren van de kernindustrie werd beseft dat de mogelijke omvang van de schade als gevolg van een kernongeval zo groot was dat voor de verzekering van de aansprakelijkheid voor kernongevallen internationale samenwerking vereist was. Dit wordt onder meer geïllustreerd door de twee internationale regelingen voor de wettelijke aansprakelijkheid voor nucleaire ongevallen, die in het begin van de jaren zestig zijn opgezet, en ook door artikel 98 van het Euratom-Verdrag. Op 29 juli 1960 is het Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (Verdrag van Parijs) ingesteld onder auspiciën van het Agentschap voor Kernenergie (NEA) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dit Verdrag is op 1 april 1968 in werking getreden en omvat de meest West-Europese landen, waaronder alle lidstaten met een kernenergieprogramma. Op 21 mei 1963 is onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) een regeling met een wereldwijd karakter ingesteld onder het verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor nucleaire schade (Verdrag van Wenen) dat op 4 december 1974 in werking is getreden. Het Verdrag van Parijs is aangevuld met een aanvullend verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie. Dit verdrag is op 31 januari 1963 goedgekeurd. De Verdragen van Parijs en Wenen zijn op 21 september 1988 met elkaar verbonden door het gezamenlijk protocol inzake de toepassing van beide verdragen. Het vervoer van nucleair materiaal over zee is onderworpen aan het Verdrag van 17 december 1971 inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van het vervoer van nucleair materiaal over zee.

    Op 12 september 1997 is een protocol tot wijziging van het Verdrag van Wenen aangenomen. Bij die gelegenheid is tevens een nieuw instrument, het verdrag inzake aanvullende financiering, aangenomen. Deze instrumenten, die nog niet in werking zijn getreden, omvatten de juridische, technische en economische ontwikkelingen die sinds de goedkeuring van de Verdragen van Parijs en Wenen hebben plaatsgevonden en voorzien in aanzienlijke aanvullende compensatie.

    Gezien het uitgebreide karakter van deze internationale regeling acht de Commissie het niet nodig specifieke wetgeving voor de Gemeenschap te ontwikkelen. In dit verband zij erop gewezen dat het Euratom-Verdrag, met name artikel 98, geen verplichting oplegt om op dit gebied wetgeving vast te stellen.

    Top