Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91997E003647

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3647/97 van Kirsi PIHA aan de Commissie. Samenwerking tussen de autoriteiten op het grondgebied van de EU

    PB C 174 van 8.6.1998, p. 81 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91997E3647

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3647/97 van Kirsi PIHA aan de Commissie. Samenwerking tussen de autoriteiten op het grondgebied van de EU

    Publicatieblad Nr. C 174 van 08/06/1998 blz. 0081


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3647/97 van Kirsi Piha (PPE) aan de Commissie (19 november 1997)

    Betreft: Samenwerking tussen de autoriteiten op het grondgebied van de EU

    In Finland heeft zich onlangs een tragedie afgespeeld waarbij twee politiemensen tijdens de uitoefening van hun ambt op gewelddadige wijze om het leven kwamen. In een aaneenschakeling van gebeurtenissen overviel een Deense crimineel op proefverlof een hotel in Helsinki en doodde daarbij op wrede wijze twee politie-agenten. Deze tragedie heeft in Finland en beslist ook in Denemarken tal van vragen opgeroepen. Kan de Commissie derhalve een antwoord geven op de volgende vragen:

    Wat moet er worden gedaan om te voorkomen dat dergelijke gebeurtenissen zich herhalen? Hoe kan de uitwisseling van gegevens tussen de autoriteiten op het grondgebied van de EU worden vergemakkelijkt en gestimuleerd? Hoe kunnen de grenscontroles en de samenwerking worden geïntensiveerd en kan in het bijzonder informatie worden verstrekt omtrent de verblijfplaats van criminelen op proefverlof?

    Dit voorval is voor de burgers van de EU bepaald geen reclame voor het nut van het Verdrag van Schengen. Aan de ontwikkeling van het vrije verkeer kleven duidelijk ook slechte kanten en daarom moet alles in het werk worden gesteld om de schaduwzijden weg te nemen.

    Gecombineerd Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3590/97 en E-3647/97 (16 januari 1998)

    Voor zover de vragen van de geachte Parlementsleden betrekking hebben op samenwerking binnen de Europese Unie, moet worden opgemerkt dat de politiële samenwerking in het algemeen, en via de Europol-Drugseenheid en de toekomstige Europol in het bijzonder, beperkt is tot de bestrijding van ernstige vormen van internationale criminaliteit. Dit moet worden onderscheiden van het probleem van ontsnapte gevangenen of gedetineerden die met verlof zijn, dat doorgaans op bilateraal niveau of via Interpol wordt aangepakt. Aangezien de politiële samenwerking bij het Verdrag van Amsterdam wordt uitgebreid tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten in het algemeen, moet na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden onderzocht of hieronder ook het door de geachte Parlementsleden aan de orde gestelde vraagstuk valt. Op het gebied van justitiële samenwerking en uitlevering bestaan regelingen tussen lidstaten voor de uitlevering van ontsnapte gevangen en andere personen tegen wie gerechtelijke stappen worden ondernomen in verband met ernstige misdrijven. Deze voorzien in de mogelijkheid van voorlopige hechtenis in afwachting van de indiening van een formeel uitleveringsverzoek. Deze regelingen zijn vervat in een aantal internationale overeenkomsten, in de eerste plaats de Europese Overeenkomst betreffende uitlevering van 1957, en zij worden aangevuld en de toepassing ervan wordt vergemakkelijkt door de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Lid-Staten van de Europese Unie van 1996, die momenteel wordt geratificeerd.

    Krachtens het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie beschikt de Commissie niet over het recht van initiatief op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken. Het Verdrag van Amsterdam zal haar een dergelijk initiatiefrecht toekennen.

    Een aan het Verdrag van Amsterdam gehecht protocol voorziet in de opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie. Deze opneming, die zal plaatsvinden bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, betekent niet dat het Schengen-acquis automatisch zal worden toegepast door de lidstaten die de Schengen-Overeenkomst op het moment van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam nog niet toepasten. Voor de lidstaten die de Schengen-Overeenkomst inmiddels hebben ondertekend, maar die deze overeenkomst voor die datum nog niet ten uitvoer hebben gelegd, moet de Raad te gelegener tijd de datum van tenuitvoerlegging van de Schengen-Overeenkomst vaststellen. Wat betreft de lidstaten die de Schengen-Overeenkomst niet hebben ondertekend, namelijk het Verenigd Koninkrijk en Ierland, voorziet het protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie dat zij kunnen verzoeken om aan alle of aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis deel te nemen. De Raad neemt een besluit over een dergelijk verzoek met eenparigheid van stemmen van de Schengen-lidstaten en de lidstaat die dit verzoek heeft ingediend.

    Top