Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91997E003474

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3474/97 van José GARCÍA-MARGALLO Y MARFIL aan de Commissie. Agenda 2000: Terreinen van het GLB waar besparingen mogelijk zijn

PB C 158 van 25.5.1998, p. 122 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

91997E3474

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3474/97 van José GARCÍA-MARGALLO Y MARFIL aan de Commissie. Agenda 2000: Terreinen van het GLB waar besparingen mogelijk zijn

Publicatieblad Nr. C 158 van 25/05/1998 blz. 0122


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3474/97 van José García-Margallo y Marfil (PPE) aan de Commissie (31 oktober 1997)

Betreft: Agenda 2000: Terreinen van het GLB waar besparingen mogelijk zijn

In Agenda 2000, die op 15 juli 1997 door de Commissie is ingediend (COM(97)2000 def.), wordt gesteld dat het met de toekomstige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) - teneinde het hoofd te bieden aan het geringe concurrentievermogen van de Unie op dit terrein en in het kader van de mundiale liberalisering op het gebied van voedingsproducten - mogelijk is geld te besparen waarmee deels kan worden bijgedragen aan de financiering van de kosten van de uitbreiding met de landen in Oost-Europa, zonder dat het plafond van 1,27% van het BNP op de communautaire begroting hoeft te worden verhoogd. De landbouwhervorming zal hoofdzakelijk bestaan uit nieuwe verschuivingen van prijssteun naar passende directe betalingen.

Kan de Commissie aangeven op welke terreinen van het landbouwbeleid financiële besparingen worden verwacht en welke bedragen hiermee zijn gemoeid?

Gecombineerd Antwoord op de schritftelijke vragen E-3473/97, E-3474/97 en E-3475/97 van de heer Fischler namens de Commissie (18 december 1997)

In het kader van Agenda 2000 stelt de Commissie voor de aanpak die aan de hervorming van 1992 ten grondslag ligt, voort te zetten; deze aanpak bestaat erin minder steun te verlenen om kunstmatig hoge prijzen te garanderen en de rechtstreekse steun aan de landbouwers op te voeren.

Terwijl prijssteun vooral ten laste van de consumenten komt, wordt rechtstreekse inkomenssteun in de landbouw bekostigd door de belastingbetalers, zodat die steun zichtbaar is in de overheidsbegrotingen. Aan rechtstreekse steun is echter een aantal belangrijke voordelen verbonden:

- dankzij lagere prijzen kan meer zonder subsidie worden uitgevoerd, zodat wordt voorkomen dat overproductie tot nieuwe interventievoorraden leidt; lagere prijzen verbeteren ook de concurrentiepositie van de communautaire producten op de interne markt;

- doordat prijssteun doorwerkt in de kleinhandelsprijzen en gezinnen met een laag inkomen een groter deel daarvan aan voeding besteden, gaat van prijsssteun een negatief sociaal effect uit; voor rechtstreekse steun geldt dit niet;

- rechtstreekse steun biedt een veel doeltreffender ondersteuning van het inkomen van de producenten; die steun komt immers zonder tussenpersonen bij de producenten, terwijl het effect van hoge prijzen op het inkomen afhangt van de productiekosten;

- in het kader van internationale onderhandelingen is rechtstreekse steun aanvaardbaarder voor onze partners;

- een laag prijsniveau vergemakkelijkt de toetreding van de landen in Midden- en Oost-Europa.

Doordat rechtstreekse steun uit de Gemeenschapsbegroting wordt gefinancierd in plaats van door de consument, zullen de begrotingsuitgaven in de beginperiode toenemen. Hierna (tabel 1) is een gedetailleerde raming daarvan opgenomen voor de hele periode 2000-2006 en voor het laatste jaar (2006). Voor alle sectoren in de hele periode worden de extra kosten van de voorgestelde hervorming ten opzichte van de bestaande situatie geraamd op circa 22 miljard ecu. Bij een dergelijke vergelijking mag echter niet worden vergeten dat volgens de prognoses van de Commissie handhaving van de status-quo zonder meer na 2000 snel zou leiden tot een onhoudbare situatie (overproductie en onverkoopbare interventievoorraden van sommige zeer belangrijke producten).

Naarmate verder in de toekomst na 2006 wordt gekeken, wordt het steeds moeilijker om een hervormd en een niet-hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) qua begrotingskosten met elkaar te vergelijken. Wel kan worden gesteld dat de kosten van een GLB op basis van rechtstreekse steun min of meer stabiel zouden blijven (tenzij de hoogte van de steun wordt gewijzigd), terwijl een niet-hervormd GLB uitsluitend voor interventie bestemde hoeveelheden producten zou blijven opleveren en ook almaar duurder zou worden, tenzij productiemaxima zouden worden vastgesteld op niveaus die maatschappelijk onaanvaardbaar zijn.

Ondanks hogere uitgaven zal het volgens de huidige methode berekende richtsnoer het naar verwachting mogelijk maken de benodigde middelen beschikbaar te stellen voor de geraamde landbouwuitgaven, met inbegrip van die voor de compenserende vergoedingen, de nieuwe begeleidende maatregelen op het platteland en de toetreding van de kandidaat-leden.

Zoals in tabel 2 van Agenda 2000 is aangegeven, zou rubriek 1 er in 2006 als volgt uitzien:

- richtsnoer tegen lopende prijzen: 59,2 miljard ecu

- landbouwuitgaven: 54,5 miljard ecu

- marge: 4,7 miljard ecu

De landbouwuitgaven zouden bestaan uit:

1) EUR-15:

- Hervormd GLB, inclusief compenserende vergoedingen: 47,9 miljard ecu

- Nieuwe begeleidende maatregelen voor het platteland en horizontale maatregelen op visserijgebied: 2,1 miljard ecu

2) Nieuwe lidstaten:

- GLB (marktmaatregelen): 1,4 miljard ecu

- Specifieke begeleidende maatregelen voor het platteland: 2,5 miljard ecu

3) Steun ter voorbereiding van de toetreding: 0,6 miljard ecu

Deze ramingen zijn gebaseerd op een aantal veronderstellingen, waaronder een groei van het bruto nationaal product (BNP) met 2,5 %, een inflatietempo van 2 % en scenario's ten aanzien van productie en verbruik. De marge ten opzichte van het landbouwrichtsnoer moet het mogelijk maken eventuele tegenvallers door verschillen tussen deze veronderstellingen en de werkelijkheid op te vangen.

(in miljard ecu)

>TABLE>

Top