This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62024TN0041
Case T-41/24: Action brought on 26 January 2024 — LGAI Technological Center and jtsec Beyond IT Security v EUSPA
Zaak T-41/24: Beroep ingesteld op 26 januari 2024 — LGAI Technological Center y jtsec Beyond IT Security/EUSPA
Zaak T-41/24: Beroep ingesteld op 26 januari 2024 — LGAI Technological Center y jtsec Beyond IT Security/EUSPA
PB C, C/2024/1883, 11.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1883/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/1883 |
11.3.2024 |
Beroep ingesteld op 26 januari 2024 — LGAI Technological Center y jtsec Beyond IT Security/EUSPA
(Zaak T-41/24)
(C/2024/1883)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partijen: LGAI Technological Center, SA (Cerdanyola del Vallés, Spanje), jtsec Beyond IT Security, SL (Granada, Spanje) (vertegenwoordigers: X. Codina García-Andrade, J. Martínez Gimeno en M. Vélez Fraga, advocaten)
Verwerende partij: Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma
Conclusies
De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:
— |
het besluit van de uitvoerend directeur van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA) van 16 januari 2024 in aanbestedingsprocedure EUSPA/OP/01/23 nietig te verklaren; |
— |
het EUSPA te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters vijf middelen aan.
1. |
Schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”). Het EUSPA heeft de argumenten van verzoeksters niet behandeld alvorens te besluiten om hun aanbod niet te selecteren. Aangezien het ging om een individueel en ongunstig besluit, had de EUSPA moeten aanduiden wat haar zorg was en verzoeksters de kans moeten geven om hun rechten te doen gelden. |
2. |
Niet-nakoming van de motiveringsplicht van artikel 170 van het Financieel Reglement (1), artikel 296 VWEU en artikel 41 van het Handvest. De motivering van het bestreden besluit is ontoereikend en vaag omdat het niet duidelijk maakt op grond van welke concrete aspecten het EUSPA heeft geoordeeld dat niet was voldaan aan de toelatingsvoorwaarde, op grond waarvan verzoeksters zijn uitgesloten van de aanbestedingsprocedure. Voorts wordt in het bestreden besluit een tegenstrijdige dubbele motivering gegeven. |
3. |
Niet-nakoming van de verplichting om inschrijvingen te beoordelen aan de hand van de in het bestek vastgestelde criteria, zoals opgelegd in de artikelen 160, 167 en 170 van het Financieel Reglement alsmede artikel 29.3 van de bijlage daarbij, gelezen in samenhang met het beginsel van behoorlijk bestuur van artikel 41 van het Handvest. Het EUSPA heeft het besluit om de inschrijving niet te selecteren vastgesteld op basis van een criterium dat niet is opgenomen in het bestek van de aanbestedingsprocedure. Zo is besloten om de inschrijving niet te selecteren omdat deze niet “lijkt” te voldoen aan de toelatingsvoorwaarde. Volgens het bestek kan alleen een afwijzend besluit worden vastgesteld indien niet wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarde, niet wanneer daar niet aan “lijkt” te worden voldaan. |
4. |
Kennelijke beoordelingsfout bij de toepassing van de toelatingsvoorwaarde inzake het onder controle van een entiteit van een derde land staan (artikel 160, artikel 167, lid 2, en artikel 170 van het Financieel Reglement alsmede artikel 29.3 van de bijlage daarbij). Het bestreden besluit lijkt aan te duiden dat de inschrijving van verzoeksters niet is aanvaard omdat zij niet hadden aangetoond dat zij aan deze voorwaarde voldoen. In het licht van alle verstrekte documentatie kan echter niet worden vastgesteld dat verzoeksters onder invloed van een entiteit van een derde land staan. |
5. |
Schending van het evenredigheidsbeginsel — gelezen in samenhang met het beginsel van maximalisatie van de mededinging, zoals neergelegd in artikel 160, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement — en van de uit het primaire recht voortvloeiende aanbestedingsbeginselen, alsmede inbreuk op de uitoefening van de door het VWEU gewaarborgde verkeersvrijheden (artikelen 18, 49, 56 en 63 VWEU). Het EUSPA had minder belastende alternatieven moeten overwegen die voortvloeien uit de op het contract toepasselijke sectorale regelgeving. Zo had zij verzoeksters om specifieke verduidelijkingen kunnen verzoeken of kunnen beoordelen of het bestaande mechanisme kon worden toegepast dat is neergelegd in artikel 24, lid 4, van verordening (EU) 2021/696 (2) tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma. |
(1) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 — PE/13/2018/REV/1 (PB 2018, L 193, blz. 1).
(2) Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB 2021, L 170, blz. 69).
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1883/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)