Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62023TN0123

    Zaak T-123/23: Beroep ingesteld op 8 maart 2023 — VA/Commissie

    PB C 134 van 17.4.2023, p. 24–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.4.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 134/24


    Beroep ingesteld op 8 maart 2023 — VA/Commissie

    (Zaak T-123/23)

    (2023/C 134/32)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: VA (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    Verzoeker verzoekt het Gerecht:

    het besluit van het PMO van 11 mei 2022, waarbij met ingang van 1 juli 2021 verzoekers recht op de toelage voor kind ten laste en de schooltoelage is ingetrokken en waardoor ook de belastingvermindering die gepaard gaat met de toelage voor kind ten laste is beëindigd, nietig te verklaren;

    het besluit van 13 juni 2022 van PMO.1 waarin wordt meegedeeld dat overeenkomstig artikel 85 van het Statuut een bedrag van 3 500 EUR zal worden teruggevorderd, nietig te verklaren;

    verweerster te veroordelen tot betaling van een vergoeding van 2 441,84 EUR aan verzoeker;

    de Commissie te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn beroep tegen het besluit van 11 mei 2022 voert verzoeker drie middelen aan:

    1.

    Eerste middel: schending van de begrippen “kind ten laste” en “volgen van onderwijs in een onderwijsinstelling”, die verzoeker recht geven op de schooltoelage en de toelage voor kind ten laste tot aan het einde van het schooljaar.

    2.

    Tweede middel: ongelijke behandeling door het Bureau voor beheer en afwikkeling van de individuele rechten (PMO) van kinderen die na de eerste zittijd geslaagd zijn tegenover kinderen die hun studies pas na de tweede zittijd hebben beëindigd.

    3.

    Derde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur.

    Ter ondersteuning van zijn beroep tegen het besluit van 13 juni 2022 voert verzoeker twee middelen aan:

    1.

    Eerste, primair aangevoerd middel: verzoeker heeft voor zijn dochter voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2021 recht op de toelage voor kind ten laste en de schooltoelage.

    2.

    Tweede, subsidiair aangevoerd middel: er was een reden voor de betaling van 3 500 EUR en deze was niet onverschuldigd. Verzoeker stelt dat, zelfs als deze betaling onregelmatig zou zijn geweest, erkend moet worden dat hij niet op de hoogte was van het onregelmatige karakter ervan en die onregelmatigheid hoe dan ook geenszins voor de hand lag, zodat hij terecht kon denken dat de betaling regelmatig was.


    Top