This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62023CN0600
Case C-600/23, Royal Football Club Seraing: Request for a preliminary ruling from the Cour de cassation (Belgium) lodged on 2 October 2023 — Royal Football Club Seraing v Fédération Internationale de Football Association (FIFA), Union Royale Belge des Sociétés de Football Association (URBSFA), Union européenne des Sociétés de Football Association (UEFA)
Zaak C-600/23, Royal Football Club Seraing: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie (België) op 2 oktober 2023 — Royal Football Club Seraing / Fédération internationale de football association (FIFA), Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), Union européenne des Sociétés de Football Association (UEFA)
Zaak C-600/23, Royal Football Club Seraing: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie (België) op 2 oktober 2023 — Royal Football Club Seraing / Fédération internationale de football association (FIFA), Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), Union européenne des Sociétés de Football Association (UEFA)
PB C, C/2024/707, 22.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/707/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
![]() |
Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/707 |
22.1.2024 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie (België) op 2 oktober 2023 — Royal Football Club Seraing / Fédération internationale de football association (FIFA), Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), Union européenne des Sociétés de Football Association (UEFA)
(Zaak C-600/23, Royal Football Club Seraing)
(C/2024/707)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Hof van Cassatie
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Royal Football Club Seraing
Verwerende partijen: Fédération internationale de football association (FIFA), Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), Union européenne des Sociétés de Football Association (UEFA)
In tegenwoordigheid van: Doyens Sports Investment Ltd
Prejudiciële vragen
1) |
Staat artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eraan in de weg dat bepalingen van nationaal recht zoals de artikelen 24 en 1713, § 9, van het Belgisch gerechtelijk wetboek, die het beginsel van het gezag van gewijsde beogen te bekrachtigen, worden toegepast op een arbitraal vonnis waarvan de overeenstemming met het Unierecht is getoetst door een rechterlijke instantie van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is en het Hof van Justitie van de Europese Unie niet om een prejudiciële beslissing kan verzoeken? |
2) |
Staat artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in de weg aan de toepassing van een regel van nationaal recht die, behoudens te leveren tegenbewijs, bewijskracht toekent aan een arbitraal vonnis waarvan de overeenstemming met het Unierecht is getoetst door een rechterlijke instantie van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is en het Hof van Justitie van de Europese Unie niet om een prejudiciële beslissing kan verzoeken? |
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/707/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)