Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0140

    Zaak C-140/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie (Polen) op 25 februari 2022 — SM, KM/mBank

    PB C 284 van 25.7.2022, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.7.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 284/14


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie (Polen) op 25 februari 2022 — SM, KM/mBank

    (Zaak C-140/22)

    (2022/C 284/15)

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: SM, KM

    Verwerende partij: mBank S.A.

    Prejudiciële vragen

    Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1) en het doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een aan de nationale regeling gegeven rechterlijke uitlegging die bepaalt dat, wanneer een overeenkomst een oneerlijk beding bevat zonder welke de overeenkomst niet kan worden uitgevoerd:

    1.

    de overeenkomst pas definitief onwerkzaam (nietig) wordt met terugwerkende kracht vanaf het moment waarop zij is gesloten, nadat de consument een verklaring heeft afgelegd dat hij niet instemt met de handhaving van het oneerlijke beding, zich bewust is van de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst en instemt met de nietigheid van de overeenkomst;

    2.

    de aanvang van de verjaringstermijn voor de vordering van de verkoper tot restitutie van de onverschuldigde prestatie die is verricht uit hoofde van een overeenkomst pas begint te lopen vanaf de datum waarop de consument de in punt 1 bedoelde verklaring aflegt, zelfs wanneer de consument de verkoper voordien heeft aangesproken tot betaling en de verkoper vooraf had kunnen verwachten dat de door hem opgestelde overeenkomst oneerlijke bedingen bevatte;

    3.

    de consument pas aanspraak kan maken op betaling van wettelijke vertragingsrente vanaf de datum waarop hij de in punt 1 bedoelde verklaring aflegt, zelfs indien hij de verkoper eerder om betaling heeft verzocht;

    4.

    de vordering van de consument tot terugbetaling van de prestatie die hij uit hoofde van de nietige kredietovereenkomst heeft verricht (aflossingstermijnen van het krediet, kosten, commissielonen en verzekeringspremies), moet worden verminderd met het equivalent van de kapitaalrente waarop de bank recht zou hebben indien de kredietovereenkomst geldig zou zijn, terwijl de bank de terugbetaling van de prestatie die zij uit hoofde van dezelfde nietige kredietovereenkomst heeft verricht (de hoofdsom), kan vorderen ten belope van het volledige bedrag?


    (1)  PB 1993, L 95, blz. 29


    Top