EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CJ0366

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 november 2023.
Viterra Hungary Kft. tegen Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága.
Verzoek van de Pécsi Törvényszék om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefposten – Posten 2304 en 2309 – Sojameel.
Zaak C-366/22.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2023:876

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)

16 november 2023 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefposten – Posten 2304 en 2309 – Sojameel”

In zaak C‑366/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Pécsi Törvényszék (rechter in eerste aanleg Pécs, Hongarije) bij beslissing van 29 april 2022, ingekomen bij het Hof op 7 juni 2022, in de procedure

Viterra Hungary Kft.

tegen

Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága,

wijst

HET HOF (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, P. G. Xuereb (rapporteur) en I. Ziemele, rechters,

advocaat-generaal: G. Pitruzzella,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Viterra Hungary Kft., vertegenwoordigd door B. Balog, D. Kelemen en Z. Várszegi, ügyvédek,

–        de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door Zs. Biró-Tóth, M. Z. Fehér en K. Szíjjártó als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B. Béres en M. Salyková als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de tariefposten 2304 en 2309 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz. 1) (hierna: „GN”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Viterra Hungary Kft en de Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága (afdeling bezwaren van de nationale belasting- en douanedienst, Hongarije) over de tariefindeling van door deze vennootschap in Hongarije ingevoerde goederen die worden omschreven als sojameel.

 Toepasselijke bepalingen

 GS

3        Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) is in het kader van de Werelddouaneorganisatie (WCO) ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn wijzigingsprotocol van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). De toelichtingen op het GS worden overeenkomstig de bepalingen van dat verdrag opgesteld binnen de WCO.

4        Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), punt 2, van dat verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen toe te passen en de draagwijdte van de afdelingen, hoofdstukken, posten of onderverdelingen van het GS niet te wijzigen.

5        Hoofdstuk 23 van het GS met als opschrift „Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren” bevat een aantekening 1, die luidt als volgt:

„Post 2309 omvat mede producten van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen, verkregen door het behandelen van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden, en wel zodanig dat het wezenlijk karakter van die zelfstandigheden verloren is gegaan. Plantaardige afval, plantaardige residuen en bijproducten van vorenbedoelde behandeling vallen echter niet onder deze post.”

6        De algemene opmerkingen bij de toelichtingen op GS-hoofdstuk 23 luiden als volgt:

„Dit hoofdstuk omvat allerlei resten en afval verkregen bij de be- of verwerking van de plantaardige producten in de voedselindustrie, alsmede bepaalde residuen van dierlijke oorsprong. Het grootste deel van die resten en afval wordt bijna uitsluitend gebruikt voor de voeding van dieren, hetzij als zodanig, hetzij vermengd met andere stoffen, ondanks het feit dat sommige resten en afvallen geschikt zijn voor menselijke consumptie. Sommige daarvan (wijnmoer, wijnsteen, perskoeken, enzovoort) worden evenwel voor industriële doeleinden aangewend.

[...]”

7        De toelichting op GS-post 23.04, met als opschrift „Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets”, luidt als volgt:

„Deze post omvat perskoeken en andere vaste afvallen die overblijven na winning van de olie uit sojabonen, door persen, extraheren met oplosmiddelen of centrifugeren. Deze afvallen vormen een waardevol veevoeder.

De afvallen bedoeld bij deze post komen voor in de vorm van platte koeken (wafers), korrels of grof meel (sojameel), dan wel in de vorm van pellets [...].

Deze post omvat eveneens niet-getextureerd ontvet sojameel, geschikt voor menselijke consumptie.

Van deze post zijn uitgezonderd:

[...]

b)      proteïneconcentraten die verkregen worden door bepaalde bestanddelen af te scheiden uit ontvet sojameel, bestemd om te worden toegevoegd aan voedselbereidingen, alsmede getextureerd sojameel (post 21.06).”

8        De toelichting op GS-post 23.09, met als opschrift „Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren”, luidt als volgt:

„Deze post omvat veevoeder samengesteld met melasse of suiker, alsmede bereidingen voor het voederen van dieren, bestaande uit een mengsel van verschillende voedingsstoffen en die dienen:

[...]

2)      hetzij ter aanvulling van het op de boerderij geproduceerde voedsel door daaraan bepaalde organische of anorganische stoffen toe te voegen (aanvullende voeding);

3)      hetzij om te worden gebruikt voor de vervaardiging van een complete of aanvullende voeding.

[...]

Van deze post zijn uitgezonderd:

[...]

c)      preparaten die, bijvoorbeeld in verband met de aard, zuiverheid en de onderlinge verhouding tussen de samenstellende bestanddelen of de hygiënische omstandigheden waaronder zij zijn vervaardigd of eventueel blijkens de aanduidingen op de verpakking of enige andere aanwijzing betreffende het gebruik, zowel voor de voeding van dieren als voor menselijke consumptie kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld posten 1901 en 2106);

[...]”

 GN

9        Zoals volgt uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16) (hierna: „verordening nr. 2658/87”), regelt de door de Europese Commissie vastgestelde gecombineerde nomenclatuur de tariefindeling van goederen die worden ingevoerd in de Europese Unie. Volgens artikel 3, lid 1, van deze verordening neemt deze nomenclatuur de posten en onderverdelingen van het GS tot zes cijfers over, en vormen alleen het zevende en het achtste cijfer eigen onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur.

10      Ingevolge artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87 stelt de Commissie jaarlijks bij verordening de volledige versie van de gecombineerde nomenclatuur vast, met het daarbij behorende tarief van de douanerechten overeenkomstig artikel 1, zoals die voortvloeit uit de door de Raad van de Europese Unie of door de Commissie vastgestelde maatregelen. Die verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

11      Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat de in het hoofdgeding toepasselijke versie van de gecombineerde nomenclatuur de versie is die voortvloeit uit uitvoeringsverordening 2016/1821.

12      In de algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn opgenomen in bijlage I, eerste deel, titel I, afdeling A, bij deze uitvoeringsverordening is het volgende bepaald:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.       De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

2. a)      De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.

[...]

4.       Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig voorstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen.

[...]”

13      Het tweede deel van de GN heeft als opschrift „tabel der rechten” en bevat een afdeling IV met als opschrift „producten van de voedselindustrie; dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten”. Tot die afdeling behoort hoofdstuk 23, dat als opschrift „resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren” heeft. Aantekening 1 op dit hoofdstuk luidt als volgt:

„Post 2309 omvat mede producten van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen, verkregen door het behandelen van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden, en wel zodanig dat het wezenlijk karakter van die zelfstandigheden verloren is gegaan. Plantaardige afval, plantaardige residuen en bijproducten van vorenbedoelde behandeling vallen echter niet onder deze post.”

14      Post 2304 in hoofdstuk 23 luidt als volgt:

GN-code

Indeling van goederen

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

2304 00 00

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

vrij


15      Post 2309 is als volgt opgebouwd:

GN-code

Indeling van goederen

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:



2309 10

– honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein



[...]




2309 90

– andere:



2309 90 10

– – visperswater en perswater van zeezoogdieren („solubles”)

3,8

2309 90 20

– – producten bedoeld bij aanvullende aantekening 5 op dit hoofdstuk

vrij


– – andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen:




– – – glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten:




– – – – bevattende zetmeel of glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop




– – – – – geen zetmeel bevattend of met een zetmeelgehalte van niet meer dan 10 gewichtspercenten



2309 90 31

– – – – – – geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

23 €/t [...]

[...]




 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

16      Viterra Hungary, verzoekster in het hoofdgeding, heeft verzocht om een uit Brazilië afkomstig product genaamd „sojameel” (hierna: „betrokken product”), dat zij heeft ingedeeld onder GN-post 2304, in het vrije verkeer te brengen.

17      Een monster van deze goederen is onderzocht door de Nemzeti Adó-és Vámhivatal Szakértői Intézete (expertisebureau van de nationale belasting- en douanedienst, Hongarije) (hierna: „expertisebureau”).

18      Dit bureau was allereerst van oordeel dat het betrokken product bestemd was voor dierenvoeding. Vervolgens merkte het op dat volgens de verklaringen van verzoekster in het hoofdgeding de vervaardiging van dit product verschillende fasen omvatte. Ten eerste, het reinigen van sojabonen en het verwijderen van vreemde bestanddelen. Ten tweede, het malen en bewerken van de stof om de winning van olie te vergemakkelijken. Ten derde, het voorbereiden en voorverwarmen van de stof. Ten vierde, het extraheren van de olie met behulp van een hexaanontvettingsmiddel totdat het oliegehalte van sojameel tot een minimum is verminderd. Ten vijfde, het scheiden van olie en oplosmiddel door middel van stoomdestillatie. Ten zesde, het verrichten van een warmtebehandeling waarbij het sojameel wordt gekookt en door verdamping het oplosmiddelgehalte (hexaan) verliest. En ten zevende, het drogen en afkoelen van het sojameel.

19      Het expertisebureau was ten slotte van mening dat de warmtebehandeling, roosteren genaamd, tot doel had hexaan te doen verdwijnen en de antinutritionele factoren onwerkzaam te maken wegens hun schadelijkheid voor het milieu of voor de gezondheid van mens en dier. Volgens dit bureau wijzigt het roosteren de voedingswaarde van het product. Het onwerkzaam maken van de antinutritionele factoren maakt het gebruik van dit product in dierenvoeding mogelijk en is een belangrijk element wat de tariefindeling betreft.

20      Het expertisebureau is tot de conclusie gekomen dat het betrokken product een bereiding is die bij de extractie van sojaolie met hexaan wordt verkregen door het plantenresidu met een verlaagd oliegehalte aan een aanvullende warmtebehandeling te onderwerpen. Het is van mening dat dit product onder GN-post 2309 moet worden ingedeeld.

21      Bij besluiten van 1 augustus 2019, die zijn gebaseerd op de bevindingen van het expertisebureau en op het arrest van 3 maart 2016, Customs Support Holland (C‑144/15, EU:C:2016:133, punten 22, 36 en 38), heeft de belastingdienst geoordeeld dat de door Viterra Hungary voorgestelde tariefindeling onjuist was en dat het betrokken product moest worden ingedeeld onder GN-post 2309. Bijgevolg heeft hij Viterra Hungary aanvullende douanerechten en belasting over de toegevoegde waarde opgelegd.

22      Viterra Hungary heeft deze besluiten aangevochten bij de afdeling bezwaren van de nationale belasting- en douanedienst met het betoog dat de belastingdienst ten onrechte had geoordeeld dat was voldaan aan de voorwaarden die volgens het arrest van 3 maart 2016, Customs Support Holland (C‑144/15, EU:C:2016:133), relevant zijn om een product in te delen onder GN-post 2309. Volgens verzoekster in het hoofdgeding is het betrokken product namelijk niet uitsluitend bestemd voor dierenvoeding, vormt het geen bereiding en is het niet definitief verwerkt in de zin van dat arrest.

23      De afdeling bezwaren van de nationale belasting- en douanedienst heeft de besluiten van de belastingdienst bevestigd.

24      Viterra Hungary heeft tegen de besluiten van de afdeling bezwaren van de nationale belasting- en douanedienst beroepen ingesteld bij de Pécsi Törvényszék (rechter in eerste aanleg Pécs, Hongarije), de verwijzende rechter.

25      Bij uitspraak van 17 september 2021 heeft deze rechter de beroepen van Viterra Hungary verworpen. Onder verwijzing naar de resultaten van een door hem gelast deskundigenonderzoek heeft hij geoordeeld dat het betrokken product uitsluitend bestemd is voor dierenvoeding, dat het een bereiding is en dat het definitief is verwerkt. Hij wees er ook op dat dit product – volgens dit deskundigenonderzoek – voor tariefdoeleinden identiek is aan sojameel uit Argentinië, waarvoor de Kúria (hoogste rechter, Hongarije) onherroepelijk had geoordeeld dat het moet worden ingedeeld onder GN-post 2309.

26      Viterra Hungary heeft tegen die uitspraak van de verwijzende rechter cassatieberoep ingesteld bij de Kúria. In dit cassatieberoep heeft zij de Kúria verzocht om een verzoek om een prejudiciële beslissing voor te leggen aan het Hof.

27      Bij beschikking van 20 januari 2022 heeft de Kúria de uitspraak van de verwijzende rechter van 17 september 2021 vernietigd en de zaak terugverwezen naar die rechter. Bij deze beschikking heeft de Kúria aangegeven dat de verwijzende rechter moest nagaan of de indeling van het betrokken product in de GN kon plaatsvinden op basis van bestaande rechtspraak van het Hof, alsmede dat, indien hij tot de bevinding kwam dat het Hof zich nog niet had uitgesproken over deze vraag, een verzoek om een prejudiciële beslissing kon worden ingediend om te kunnen komen tot een juiste indeling.

28      Onder deze omstandigheden heeft de Pécsi Törvényszék de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de praktijk van een lidstaat waarbij het roosteren, dat nodig is om het oplosmiddel hexaan (dat wordt gebruikt om olie te extraheren en schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier) te verwijderen uit het residu dat overblijft na de extractie van olie uit sojabonen met behulp van hexaan, wordt beschouwd als een definitieve bewerking, die dient als basis voor de indeling van het product onder post 2309 van de [GN] en de indeling daarvan onder post 2304 van de [GN] uitsluit?

2)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat een product als ,ongeschikt voor menselijke consumptie’ moet worden beschouwd wanneer:

a)       het volledig uitgesloten en onmogelijk is om dat product in de levensmiddelenindustrie te gebruiken, dus wanneer het niet mogelijk is om het betrokken product in de levensmiddelenindustrie te gebruiken of te verwerken en het niet mogelijk is om uit dat product een product te vervaardigen dat door de mens kan worden geconsumeerd, of

b)       dat product niet door de mens kan worden geconsumeerd in de staat waarin het zich bevindt wanneer het wordt ingevoerd, maar het na gebruik of bewerking in de levensmiddelenindustrie mogelijk is om uit dat product een product te vervaardigen dat door de mens kan worden geconsumeerd?

3)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat een product ook wordt beschouwd als waardevol veevoeder wanneer het in de vorm van pellets of korrels ingevoerde product fysiek moet worden vermalen en verwerkt in mengvoeder om door dieren te kunnen worden geconsumeerd?

4)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat het Unierecht zich verzet tegen de praktijk van een lidstaat waarbij het feit dat een product genetische modificaties bevat, uitsluit dat het geschikt is voor menselijke consumptie, met als gevolg dat genetisch gemodificeerd sojameel niet kan worden gebruikt in de levensmiddelenindustrie?

5)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat bij de indeling van een product onder post 2304 of post 2309 van de [GN] het volgende moet worden onderzocht

a)       het werkelijke gebruik van het product na invoer, of

b)       de objectieve kenmerken van het product op het tijdstip van invoer, dus of het product, in de staat waarin het zich op het tijdstip van invoer bevindt, voor menselijke voeding en/of veevoeder kan worden gebruikt?

6)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat het feit dat sojameel ongeschikt is voor menselijke consumptie, er niet aan in de weg staat dat het wordt ingedeeld onder post 2304 van de [GN]?

7)       Moet het Unierecht, met name [de GN], aldus worden uitgelegd dat sojameel zoals hier aan de orde is, dus sojameel dat is geroosterd om het hexaan te verwijderen dat wordt gebruikt voor de extractie van de olie en schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier, onder post 2304 of post 2309 van de [GN] valt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

29      Met zijn prejudiciële vragen, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een in de vorm van pellets of korrels ingevoerd product, dat verkregen is na de extractie van sojaolie met een oplosmiddel en het uitvoeren van een warmtebehandeling om dit oplosmiddel te verwijderen zodat dit product na fysiek te zijn vermalen kan worden verwerkt in mengvoeder, onder post 2304 dan wel onder post 2309 van deze nomenclatuur valt.

30      Vooraf zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van tariefindeling, het tot taak heeft om de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen. De indeling is het resultaat van een louter feitelijke beoordeling, en het staat niet aan het Hof om deze beoordeling te verrichten in het kader van een prejudiciële verwijzing [arrest van 9 februari 2023, LB (Air loungers), C‑635/21, EU:C:2023:85, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

31      Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven kan het Hof hem evenwel, in een geest van samenwerking met de nationale rechters, alle aanwijzingen geven die het noodzakelijk acht (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362 punt 17 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32      Tevens zij eraan herinnerd dat volgens algemene regel 1 voor de uitlegging van de GN de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken van deze nomenclatuur bepalend zijn voor de tariefindeling van goederen.

33      Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het belang van de rechtszekerheid en van het gemak van de douanecontroles in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de GN-post en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. De bestemming van het betrokken product kan een objectief indelingscriterium zijn wanneer zij inherent is aan dit product, hetgeen moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve kenmerken en eigenschappen van dit product [arrest van 9 februari 2023, LB (Air loungers), C‑635/21, EU:C:2023:85, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

34      Bovendien heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat de toelichtingen op het GS en de GN weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de uitlegging daarvan [arrest van 9 februari 2023, LB (Air loungers), C‑635/21, EU:C:2023:85, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

35      Verder zijn de adviezen van de WCO waarbij een goed in het GS wordt ingedeeld weliswaar rechtens niet bindend, maar zij zijn, wat de indeling van die goederen in de GN betreft, van belang voor de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende GN-posten (zie in die zin arresten van 6 december 2007, Van Landeghem, C‑486/06, EU:C:2007:762, punt 25, en 25 juli 2018, Pilato, C‑445/17, EU:C:2018:609, punt 26).

36      In casu vallen de relevante GN-posten onder hoofdstuk 23 van deze nomenclatuur en gaat het enerzijds om post 2304, met als opschrift „Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets”, en anderzijds om post 2309 van die nomenclatuur, met als opschrift „Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren.”

37      Uit aantekening 1 op hoofdstuk 23 van de GN volgt dat een product slechts als een „bereiding” in de zin van post 2309 van de GN kan worden aangemerkt indien het geen residuen of afvalstoffen betreft die onder een andere post van hoofdstuk 23 van de GN vallen of die elders worden genoemd of elders onder begrepen zijn. GN-post 2309 is dus een restpost, met name ten opzichte van GN-post 2304, zoals verzoekster in het hoofdgeding en de Commissie hebben opgemerkt.

38      Bijgevolg moet om te beginnen worden nagegaan of een product zoals het betrokken product onder de laatstgenoemde post valt.

39      Post 2304 van de GN heeft als opschrift „Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets”.

40      Noch in de GN noch in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken wordt precies omschreven wat onder het begrip „residuen” moet worden verstaan. Volgens de rechtspraak van het Hof moet in dat geval de betekenis van het begrip worden bepaald in overeenstemming met de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin het wordt gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan het deel uitmaakt (arrest van 9 februari 2023, Global Gravity, C‑788/21, EU:C:2023:86, punt 46).

41      Onder residu wordt in de omgangstaal verstaan wat er na een fysisch of chemisch proces of industriële behandeling overblijft.

42      Deze uitlegging van het begrip „residuen” wordt bevestigd door de algemene opmerkingen bij de toelichtingen op hoofdstuk 23 van het GS, volgens welke dit hoofdstuk allerlei resten en afvallen verkregen bij de be- of verwerking van de plantaardige producten in de voedselindustrie omvat.

43      Bovendien blijkt uit de toelichting op post 23.04 van het GS, die overeenkomt met GN-post 2304, dat de onder deze post vallende afvallen afkomstig zijn van de winning van de olie uit sojabonen, door persen, extraheren met oplosmiddelen of centrifugeren, en dat deze afvallen een waardevol veevoeder vormen.

44      In casu lijkt een product zoals het betrokken product – dat wordt omschreven als in de vorm van pellets of korrels ingevoerd sojameel en dat verkregen is nadat de olie uit sojabonen is geëxtraheerd met een oplosmiddel, namelijk hexaan, en wordt gebruikt voor diervoeding – alle kenmerken te vertonen van de producten die onder GN-post 2304 vallen, zoals deze kenmerken blijken uit de bewoordingen van die post en uit de in punt 43 vermelde toelichting.

45      De verwijzende rechter vraagt zich evenwel af of bepaalde andere kenmerken van dit product tot gevolg hebben dat het is uitgesloten van de werkingssfeer van GN-post 2304, namelijk de omstandigheid dat dit product nadat de olie uit de sojabonen is gewonnen met behulp van een oplosmiddel, een warmtebehandeling, bekend als roosteren, heeft ondergaan om dit oplosmiddel te verwijderen, dat het fysiek moet worden vermalen en in een mengsel moet worden verwerkt voordat het door dieren geconsumeerd kan worden, en dat het eventueel niet geschikt is voor menselijke consumptie.

46      In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat uit de toelichting op post 23.04 van het GS blijkt dat de producten die onder deze post vallen, waaronder ook de producten die het resultaat zijn van de winning van sojaolie met oplosmiddel, „waardevol veevoeder” vormen en dus geschikt moeten zijn voor consumptie door dieren. Daartoe is het noodzakelijk dat het oplosmiddel dat wordt gebruikt om de olie te winnen wordt verwijderd, aangezien dit middel schadelijk is voor de gezondheid van dieren. De warmtebehandeling die bekendstaat als roosteren en bedoeld is om dit oplosmiddel te verwijderen, moet dus worden beschouwd als onlosmakelijk verbonden met de productie van de in GN-post 2304 bedoelde residuen die bij de winning van olie met oplosmiddel zijn verkregen.

47      Aangezien het winnen van olie met een oplosmiddel een normaal technisch procedé is voor de productie van sojameel, zoals blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt, zou de opvatting dat het roosteren waaraan het betrokken product wordt onderworpen een bewerking is waardoor het niet langer kan worden aangemerkt als residu, bovendien tot gevolg hebben dat alle producten die worden verkregen bij de winning van olie uit sojabonen met oplosmiddel van GN-post 2304 worden uitgesloten, en dat deze post dus grotendeels wordt uitgehold.

48      De uitlegging van de GN in die zin dat het feit dat een product– zoals het betrokken product– een warmtebehandeling heeft ondergaan niet tot gevolg heeft dat het niet langer als residu in de zin van GN-post 2304 kan worden aangemerkt, vindt ook steun in GS-indelingsadvies WCO 2304.00/1 van 1991, dat als bijlage 2 bij de schriftelijke opmerkingen van de Commissie is gevoegd en dat, zoals blijkt uit de in punt 35 van dit arrest aangehaalde rechtspraak, van belang is voor de uitlegging van de draagwijdte van deze post. In dit advies worden „[o]ntoliede sojabonen met een eiwitgehalte berekend op basis van de droge stof van ongeveer 50 %, verkregen door een warmtebehandeling met stoom van gedroogde sojabonen, afgescheiden van hun peulen en winning met oplosmiddelen en vermaling” namelijk in post 23.04 van het GS ingedeeld.

49      In de tweede plaats heeft verzoekster in het hoofdgeding uiteengezet dat sojameel in de vorm van pellets of korrels wegens het hoge eiwitgehalte fysiek moet worden vermalen, wat betekent dat het moet worden fijngemaakt en moet worden verwerkt in mengvoeder.

50      In dit verband moet eraan worden herinnerd dat uit de algemene opmerkingen bij de toelichtingen op hoofdstuk 23 van het GS blijkt dat de meeste producten die onder dit hoofdstuk vallen, waaronder dus ook die welke onder GN-post 2304 vallen, bestemd zijn „voor de voeding van dieren, hetzij als zodanig, hetzij vermengd met andere stoffen”. De omstandigheid dat een product zoals het betrokken product na invoer moet worden fijngemaakt en in een mengsel moet worden verwerkt om door dieren te kunnen worden geconsumeerd, sluit het dus niet uit van de werkingssfeer van GN-post 2304.

51      In de derde en laatste plaats moet met betrekking tot de omstandigheid dat het betrokken product eventueel niet geschikt is voor menselijke consumptie, worden opgemerkt dat uit de algemene opmerkingen bij de toelichtingen op hoofdstuk 23 van het GS en de toelichtingen op GS-post 2304 blijkt dat de onder deze post vallende „residuen” hoofdzakelijk voor de voeding van dieren worden gebruikt. Zij kunnen ook geschikt zijn voor menselijke consumptie, maar dat is geen voorwaarde om onder die post te kunnen vallen.

52      Gelet op het bovenstaande moet de GN zodanig worden uitgelegd dat een product als het betrokken product onder GN-post 2304 valt.

53      Aan deze uitlegging wordt niet afgedaan door de argumenten die de Hongaarse regering in haar schriftelijke opmerkingen heeft aangevoerd en heeft ontleend aan het arrest van 3 maart 2016, Customs Support Holland (C‑144/15, EU:C:2016:133).

54      Wat ten eerste het argument betreft dat het Hof in dat arrest heeft geoordeeld dat een aan het betrokken product soortgelijk product, namelijk Imcosoy 62, dat een soja-eiwitconcentraat is, niet onder GN-post 2304 valt, moet worden opgemerkt dat uit de punten 33, 35 en 41 van dat arrest blijkt dat deze conclusie met name was gebaseerd op het feit dat dit product uit sojaschroot wordt verkregen, na een procedé waarbij eerst het overgebleven vet en bepaalde schadelijke stoffen worden onttrokken aan het schroot en vervolgens het gehalte aan andere dan eiwithoudende bestanddelen wordt verlaagd. Het bewerkingsproces van het sojaschroot waaruit Imcosoy 62 is voortgekomen, streeft namelijk een vastgesteld zoötechnisch doel na, daar er wordt beoogd een eiwitconcentraat te creëren dat, in tegenstelling tot sojaschroot, aan zeer jonge kalveren kan worden toegediend.

55      In casu heeft verzoekster in het hoofdgeding benadrukt dat het betrokken product niet is bewerkt om het eiwitgehalte te verhogen, de vezelstructuur te verminderen of de samenstelling ervan te wijzigen, en dat het roosteren tot doel had hexaan, dat geen natuurlijk bestanddeel van soja is, te verwijderen. Gelet op deze verstrekte gegevens, die de verwijzende rechter dient te verifiëren, moet worden geoordeeld dat een product zoals het betrokken product, anders dan het product dat aan de orde was in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 3 maart 2016, Customs Support Holland (C‑144/15, EU:C:2016:133), nog steeds is aan te merken als bij de winning van sojaolie verkregen residu en onder GN-post 2304 valt.

56      Wat ten tweede het argument betreft dat het betrokken product voldoet aan de drie in dat arrest genoemde voorwaarden voor indeling van een product onder GN-post 2309, moet eraan worden herinnerd dat, aangezien deze post een restpost is ten opzichte van GN-post 2304, de omstandigheid dat een product eventueel ook voldoet aan de voorwaarden voor indeling onder post 2309 van die nomenclatuur, irrelevant is voor de indeling wanneer dat product onder GN-post 2304 wordt ingedeeld.

57      Gelet op al het voorgaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een in de vorm van pellets of korrels ingevoerd product, dat verkregen is na de extractie van sojaolie met een oplosmiddel en het uitvoeren van een warmtebehandeling om dit oplosmiddel te verwijderen zodat dit product na fysiek te zijn vermalen kan worden verwerkt in mengvoeder, onder post 2304 van deze nomenclatuur valt.

 Kosten

58      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten moet beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016,

moet aldus worden uitgelegd dat

een in de vorm van pellets of korrels ingevoerd product, dat verkregen is na de extractie van sojaolie met een oplosmiddel en het uitvoeren van een warmtebehandeling om dit oplosmiddel te verwijderen zodat dit product na fysiek te zijn vermalen kan worden verwerkt in mengvoeder, onder post 2304 van deze nomenclatuur valt.

ondertekeningen


*      Procestaal: Hongaars.

Top