Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0274

    Zaak T-274/21: Beroep ingesteld op 19 mei 2021 — Synadiet e.a./Commissie

    PB C 263 van 5.7.2021, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 263/35


    Beroep ingesteld op 19 mei 2021 — Synadiet e.a./Commissie

    (Zaak T-274/21)

    (2021/C 263/45)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partijen: Syndicat national des compléments alimentaires (Synadiet) (Parijs, Frankrijk) en 21 andere verzoekende partijen (vertegenwoordiger: A. de Brosses, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    vaststelling dat verordening (EU) 2021/468 van de Commissie in strijd is met artikel 6 van verordening (EG) nr. 178/2002 en met artikel 8 van verordening (EG) nr. 1925/2006; dat er bij deze verordening bijgevolg sprake is van een onjuiste toepassing van het recht;

    vaststelling dat er bij verordening (EU) 2021/468 sprake is van misbruik van bevoegdheid;

    vaststelling dat verordening (EU) 2021/468 en haar wetenschappelijke grondslag, het advies van de EFSA van 22 november 2017, kennelijke beoordelingsfouten bevatten;

    vaststelling dat verordening (EU) 2021/468 in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel;

    vaststelling dat verordening (EU) 2021/468 in strijd is met het evenredigheidsbeginsel;

    en bijgevolg

    nietigverklaring van verordening (EU) 2021/468 van de Commissie van 18 maart 2021 tot wijziging van bijlage III bij verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft botanische soorten die hydroxyantraceenderivaten bevatten;

    verwijzing van de Commissie in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: onjuiste rechtsopvattingen. In dit verband voeren verzoekers aan dat de bestreden verordening, ten eerste, in strijd is met artikel 8 van verordening (EG) nr. 1925/2006 (1), dat een vastgesteld risico vereist, wegens de indeling van de betrokken stoffen en bereidingen in deel A van bijlage III bij deze verordening terwijl er wetenschappelijke onzekerheid bestaat, en wegens de indeling van producten, andere dan stoffen in deel C van bijlage III, en, ten tweede, in strijd is met artikel 6 van verordening nr. 178/2002 (2) omdat zij berust op een gedeeltelijke en niet-conforme risicobeoordeling.

    2.

    Tweede middel: misbruik van bevoegdheid. Uit verschillende nauwkeurige, geloofwaardige en onderling overeenstemmede aanwijzingen blijkt dat de door de Commissie aangevoerde doelstelling van bescherming van de gezondheid van consumenten niet strookt met de realiteit. Verzoekers voeren aan dat de bestreden verordening onder meer tot gevolg heeft dat het gebruik van bereidingen en stoffen die hydroxyantraceenderivaten (hierna: “HAD”) bevatten die zijn opgenomen in deel A van bijlage III bij verordening (EG) nr. 1925/2006, voorbehouden is aan geneesmiddelen, terwijl dit niet het nagestreefde doel is.

    3.

    Derde middel: kennelijke beoordelingsfouten. Volgens verzoekers bevat het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 22 november 2017, dat als basis voor de bestreden verordening dient, verschillende kennelijke beoordelingsfouten omdat de EFSA het risico van genotoxische en carcinogene gevolgen van HAD heeft beoordeeld zonder haar eigen risicobeoordelingsmethodologieën en de risicobeoordelingsmethoden van het OECD te volgen, en conclusies heeft getrokken die haaks staan op de conclusies van het Europees Geneesmiddelenbureau. Aldus bevat de bestreden verordening kennelijke beoordelingsfouten omdat de Commissie, ten eerste, stoffen en bereidingen in deel A van bijlage III bij verordening (EG) nr. 1925/2006 heeft opgenomen terwijl uit het advies van de EFSA van 22 november 2017 blijkt dat er wetenschappelijke onzekerheid bestaat; ten tweede, het Alara-beginsel niet heeft toegepast op de maatregelen voor risicomanagement, en, ten derde, geen rekening heeft gehouden met de evolutie van de wetenschappelijke kennis sinds het advies van het EFSA van 22 november 2017.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan de schending van het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de redactie van de bestreden verordening onsamenhangend is aangezien, ten eerste, verwezen wordt naar de term “bereidingen” terwijl deze term in geen enkele tekst gedefinieerd wordt; ten tweede, bepaalde HAD-stoffen zowel zijn verboden als toegelaten, maar onder toezicht, en, ten derde, het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders) verduidelijkingen heeft moeten aanbrengen aan de tekst.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan de schending van het evenredigheidsbeginsel, doordat stoffen in deel A van bijlage III bij verordening (EG) nr. 1925/2006 van de bestreden verordening zijn opgenomen zonder dat enige drempel is vastgelegd, wat neerkomt op een verbod ervan, terwijl dit verbod niet noodzakelijk is om het beoogde doel van bescherming van de volksgezondheid te bereiken.


    (1)  Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (PB 2006, L 404, blz. 26).

    (2)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB 2002, L 31, blz. 1).


    Top