Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0020

    Zaak T-20/21: Beroep ingesteld op 17 januari 2021 — VI/Commissie

    PB C 128 van 12.4.2021, p. 38–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.4.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 128/38


    Beroep ingesteld op 17 januari 2021 — VI/Commissie

    (Zaak T-20/21)

    (2021/C 128/45)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: VI (vertegenwoordigers: G. Pandey, D. Rovetta en V. Villante, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    het besluit van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 7 oktober 2020, dat verzoekster heeft ontvangen op 7 oktober 2020, tot afwijzing van verzoeksters klacht van 27 mei 2020, daaronder begrepen haar verzoek om 50 000 EUR aan schadevergoeding, nietig verklaren;

    het besluit van EPSO/het selectiecomité van 27 februari 2020 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om heroverweging van het besluit van het selectiecomité om haar niet tot de volgende fase van het vergelijkend onderzoek toe te laten, nietig verklaren;

    het besluit van EPSO/het selectiecomité van 26 juni 2019 om verzoekster niet op te nemen op de reservelijst voor vergelijkend onderzoek EPSO/AD/363/18 (AD7) — Administrateurs op het gebied van douane nietig verklaren;

    de op 11 oktober 2018 gepubliceerde aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/363/18 — Administrateurs (AD 7) — Administrateurs op het gebied van douane, (1) alsmede de volledige uit voornoemd vergelijkend onderzoek voortvloeiende reservelijst en de namen van de daarop geplaatste kandidaten, nietig verklaren;

    verweerster veroordelen tot betaling van een vergoeding van 70 000 EUR voor de vanwege bovenstaande onwettige bestreden besluiten geleden schade;

    verweerster verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

    1.

    Kennelijke beoordelingsfout ten aanzien van verzoeksters werkervaring — Geen beoordeling van een verzoek op grond van artikel 90, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren — Misbruik van beoordelingsvrijheid door het selectiecomité en schending van artikel 27 van het Statuut van de ambtenaren door iemand als lid van het comité te selecteren die kennelijk ongeschikt was om met verzoekster een sollicitatiegesprek te voeren — Inadequate beoordeling van de antwoorden die verzoekster op de vragen heeft gegeven — Schending van de verplichting om een vergelijkende en objectieve evaluatie van de kandidaten uit te voeren, en schending van de beginselen van gelijke behandeling en gelijke kansen.

    2.

    Inadequate beoordeling van de antwoorden die verzoekster op de vragen van een lid van het selectiecomité heeft gegeven — Schending van bijlage I, punt 1, en bijlage II, punt 2, bij de aankondiging van een vergelijkend onderzoek — Kennelijk onjuiste evaluatie van de door verzoekster gegeven antwoorden.

    3.

    Schending van de motiveringsplicht en van artikel 296 VWEU.

    4.

    Gebrek aan stabiliteit met betrekking tot de samenstelling van het selectiecomité gedurende de mondelinge toets van het vergelijkend onderzoek — Gebrek aan coördinatiemaatregelen ter waarborging van een consistente en objectieve beoordeling, gelijke kansen en een gelijke behandeling van kandidaten.

    5.

    Schending van de artikelen 1, 2, 3 en 4 van verordening nr. 1 van 1958 (2) — Schending van de artikelen 1 quinquies en 28 van het Statuut van de ambtenaren alsmede van artikel 1, lid 1, onder f), van bijlage III daarbij — Schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie.


    (1)  PB 2018, C 368A, blz. 1.

    (2)  Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 1958, 17, blz. 385), zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot aanpassing van bepaalde verordeningen, besluiten en beschikkingen op het gebied van vrij verkeer van goederen, vrij verkeer van personen, vennootschapsrecht, mededingingsbeleid, landbouw, voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid, vervoersbeleid, energie, belastingen, statistieken, trans-Europese netwerken, rechtswezen en grondrechten, justitie, vrijheid en veiligheid, milieu, douane-unie, externe betrekkingen, buitenlands en veiligheids- en defensiebeleid en instellingen, in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië (PB 2013, L 158, blz. 1).


    Top