Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CO0307

    Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 27 september 2022.
    AB e.a. tegen Ryanair DAC.
    Verzoek van het Landgericht Kleve om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten – Artikel 5, lid 1, onder c) – Recht op compensatie bij annulering van vluchten – Vervoersovereenkomst gesloten via een onlinereisagent – Informatie over de annulering van de vlucht via een automatisch door de reisagent gegenereerd e-mailadres – Geen daadwerkelijke informatieverstrekking aan de passagier.
    Zaak C-307/21.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:729

     BESCHIKKING VAN HET HOF (Achtste kamer)

    27 september 2022 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten – Artikel 5, lid 1, onder c) – Recht op compensatie bij annulering van vluchten – Vervoersovereenkomst gesloten via een onlinereisagent – Informatie over de annulering van de vlucht via een automatisch door de reisagent gegenereerd e-mailadres – Geen daadwerkelijke informatieverstrekking aan de passagier”

    In zaak C‑307/21,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Kleve (rechter in tweede aanleg Kleef, Duitsland) bij beslissing van 25 maart 2021, ingekomen bij het Hof op 14 mei 2021, in de procedure

    AB e.a.

    tegen

    Ryanair DAC,

    geeft

    HET HOF (Achtste kamer),

    samengesteld als volgt: N. Jääskinen, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur) en N. Piçarra, rechters,

    advocaat-generaal: P. Pikamäe,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen van:

    AB e.a., vertegenwoordigd door C. Jansen, Rechtsanwalt,

    Ryanair DAC, vertegenwoordigd door S. Hensel, Rechtsanwältin,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Braun, K. Simonsson en G. Wilms als gemachtigden,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om overeenkomstig artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof uitspraak te doen bij met redenen omklede beschikking,

    de navolgende

    Beschikking

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1, met rectificatie in PB 2021, L 420, blz. 134).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen, enerzijds, AB en meerdere andere passagiers en, anderzijds, de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC over de weigering van laatstgenoemde om aan deze passagiers compensatie te betalen wegens de annulering van hun vlucht.

    Toepasselijke bepalingen

    3

    De overwegingen 1, 7 en 12 van verordening nr. 261/2004 luiden als volgt:

    „(1)

    Het optreden van de [Europese Unie] op het gebied van het luchtvervoer moet onder meer gericht zijn op de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers, met volledige inachtneming van de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen.

    […]

    (7)

    Om de effectieve toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen de bij de verordening gecreëerde verplichtingen te rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren, met eigen dan wel inclusief of zonder bemanning geleaste vliegtuigen, of in enige andere vorm.

    […]

    (12)

    De overlast en het ongemak voor de passagiers als gevolg van het annuleren van vluchten dienen eveneens te worden verminderd. Dit dient te worden verwezenlijkt door de luchtvaartmaatschappijen ertoe te bewegen passagiers voor de voorziene vertrektijd van annuleringen in kennis te stellen en hen bovendien een redelijk alternatief vervoer aan te bieden, zodat de passagiers andere regelingen kunnen treffen. De luchtvaartmaatschappijen die nalaten dat te doen, dienen de passagiers een compensatie te betalen, tenzij de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.”

    4

    Artikel 2 van deze verordening heeft als opschrift „Definities” en bepaalt:

    „Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    […]

    b)

    ‚luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier;

    […]”

    5

    Artikel 3 van deze verordening, met als opschrift „Werkingssfeer”, bepaalt in lid 5:

    „Deze verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.”

    6

    Artikel 5 van deze verordening heeft als opschrift „Annulering” en bepaalt in de leden 1 en 4:

    „1.   In geval van annulering van een vlucht:

    […]

    c)

    hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij

    i)

    de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld, of

    […]

    […]

    4.   De bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagier en het tijdstip waarop dat geschiedt, ligt bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.”

    7

    Artikel 7 van verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Recht op compensatie”, bepaalt in lid 1:

    „Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

    […]

    b)

    400 EUR voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km;

    […]”

    8

    Artikel 13 van deze verordening heeft als opschrift „Recht op schadevergoeding” en luidt als volgt:

    „In gevallen waarin een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert compensatie betaalt of aan de overige verplichtingen voldoet die krachtens deze verordening op haar rusten, mag geen enkele bepaling van deze verordening worden uitgelegd als een beperking van het recht om volgens het geldend recht compensatie te verlangen van enige persoon, inclusief derden. Deze verordening beperkt met name geenszins het recht van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert om terugbetaling te eisen van een touroperator of enige andere persoon waarmee de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een overeenkomst heeft. Ook mag geen enkele bepaling van deze verordening worden uitgelegd als een beperking van het recht van een touroperator of een andere derde partij dan een passagier met wie een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een overeenkomst heeft, om volgens de relevante rechtsregels, terugbetaling of compensatie te verlangen van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vraag

    9

    AB en de andere verzoekers in het hoofdgeding vorderen van Ryanair, de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, een compensatie van 400 EUR per verzoeker, vermeerderd met rente, op grond van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 261/2004 wegens de annulering van hun door die luchtvaartmaatschappij uit te voeren vlucht.

    10

    Deze verzoekers hadden via de reisagent kiwi.com bij deze luchtvaartmaatschappij een voor 6 april 2019 geplande vlucht van Düsseldorf-Weeze (Duitsland) naar Tanger (Marokko) geboekt.

    11

    Bij de boeking is de luchtvaartmaatschappij een telefoonnummer en een e-mailadres meegedeeld. Verzoekers hadden geen toegang tot dat e-mailadres, dat waarschijnlijk door de reisagent kiwi.com automatisch was gegenereerd. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert heeft op 14 december 2018 naar dat e-mailadres een e-mail gestuurd waarin stond dat de door verzoekers geboekte vlucht werd geannuleerd.

    12

    In eerste aanleg hebben verzoekers in het hoofdgeding aangevoerd dat zij bij de boeking hun eigen e-mailadres en een telefoonnummer hadden opgegeven. Zij wisten niet dat de reisagent de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een ander e-mailadres had bezorgd.

    13

    Aangezien de reisagent geen enkel bericht van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert heeft doorgestuurd, hebben verzoekers pas vernomen dat hun vlucht was geannuleerd op 5 april 2019, toen zij probeerden online in te checken.

    14

    Het Amtsgericht Geldern (rechter in eerste aanleg Geldern, Duitsland) heeft de vordering van verzoekers bij vonnis van 29 juli 2020 afgewezen op grond dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert naar behoren had voldaan aan haar informatieplicht uit hoofde van artikel 5, lid 1, onder c), i), van verordening nr. 261/2004 toen zij de informatie over de annulering van de vlucht heeft gezonden naar het bij de boeking verstrekte e-mailadres.

    15

    Aangezien verzoekers in het hoofdgeding tegen dit vonnis hoger beroep hebben ingesteld bij het Landgericht Kleve (rechter in tweede aanleg Kleef, Duitsland), de verwijzende rechter, vraagt deze zich af of in een situatie als in het hoofdgeding de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, heeft voldaan aan haar informatieplicht in het kader van verordening nr. 261/2004. Meer in het bijzonder vraagt deze rechter zich af of het voor het vervullen van de voorwaarden van artikel 5, lid 1, van deze verordening relevant is of de luchtvaartmaatschappij al dan niet wist dat er een tussenpersoon optrad, of dat in die bepaling eerder een soort objectieve aansprakelijkheid van de luchtvaartmaatschappij is vastgelegd.

    16

    Daarop heeft het Landgericht Kleve de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een beslissing over de volgende prejudiciële vraag:

    „Moeten artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van verordening [nr. 261/2004] aldus worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de compensatie in het geval dat de vlucht wordt geannuleerd en de passagier hierover niet ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd is geïnformeerd, ook dient te betalen wanneer de luchtvaartmaatschappij de informatie tijdig voor de termijn van twee weken heeft verzonden aan het enige haar in het kader van de boeking meegedeelde e-mailadres, zonder evenwel te weten dat de boeking via een reisagent of diens internetplatform is verricht en dat via het door het boekingsplatform meegedeelde e-mailadres hoogstens de reisagent, maar niet de passagier rechtstreeks kon worden bereikt?”

    Beantwoording van de prejudiciële vraag

    17

    Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof bepaalt dat wanneer het antwoord op een gestelde prejudiciële vraag duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid of over het antwoord op een prejudiciële vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, het Hof in elke stand van het geding op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, kan beslissen om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen.

    18

    Deze bepaling dient in de onderhavige zaak te worden toegepast.

    19

    Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van verordening nr. 261/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, verplicht is de compensatie te betalen waarin bij die bepalingen is voorzien in het geval dat de vlucht wordt geannuleerd en de passagier hierover niet ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd is geïnformeerd, wanneer die luchtvaartmaatschappij de informatie tijdig heeft gezonden naar het enige haar bij de boeking meegedeelde e-mailadres, zonder evenwel te weten dat via dit e-mailadres alleen de reisagent, via wie de boeking werd gedaan, en niet rechtstreeks de passagier kon worden bereikt, en deze reisagent de informatie niet tijdig aan de passagier heeft doorgegeven.

    20

    In dit verband bepaalt artikel 5, lid 1, onder c), van verordening nr. 261/2004 dat in geval van annulering van een vlucht, de betrokken passagiers overeenkomstig artikel 7 van deze verordening recht hebben op compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij de annulering aan hen is meegedeeld met inachtneming van de voorwaarden van dat punt c).

    21

    Volgens artikel 5, lid 4, van deze verordening ligt de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de betrokken vlucht aan de passagier en het tijdstip waarop dat geschiedt, bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

    22

    Uit de duidelijke bewoordingen van deze bepalingen volgt dat wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert niet kan bewijzen dat de betrokken passagier ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd in kennis is gesteld van de annulering van zijn vlucht, zij overeenkomstig artikel 7 van verordening nr. 261/2004 compensatie moet betalen (arrest van 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 51).

    23

    In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat een dergelijke uitlegging niet alleen geldt wanneer de vervoersovereenkomst rechtstreeks tussen de betrokken passagier en de luchtvaartmaatschappij is gesloten, maar ook wanneer die overeenkomst is gesloten via een derde, zoals – gelijk in de zaak in het hoofdgeding – een online platform (arresten van 11 mei 2017, Krijgsman, C‑302/16, EU:C:2017:359, punt 26, en 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 52).

    24

    Zoals volgt uit zowel artikel 3, lid 5, van verordening nr. 261/2004 als de overwegingen 7 en 12 ervan, is de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren immers als enige compensatie verschuldigd aan de passagiers wegens het niet-nakomen van de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien, waaronder met name de informatieplicht van artikel 5, lid 1, onder c), ervan (arresten van 11 mei 2017, Krijgsman, C‑302/16, EU:C:2017:359, punt 27, en 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 53).

    25

    Alleen bij een dergelijke uitlegging kan de doelstelling worden verwezenlijkt om een hoog niveau van bescherming van de passagiers te verzekeren, zoals vermeld in overweging 1 van verordening nr. 261/2004, dat waarborgt dat de passagier wiens vlucht is geboekt via een derde en vervolgens is geannuleerd, kan vaststellen wie hem moet compenseren overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van deze verordening (arrest van 11 mei 2017, Krijgsman, C‑302/16, EU:C:2017:359, punt 28).

    26

    Aan deze uitlegging kan niet worden afgedaan door de omstandigheid dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert niet wist dat zij bij de verzending van de informatie over de annulering van de betrokken vlucht niet rechtstreeks met de passagier communiceerde. Van belang is immers dat de passagier niet tijdig is meegedeeld dat zijn vlucht is geannuleerd. Zoals in de punten 24 en 25 van de onderhavige beschikking is opgemerkt, is in een dergelijk geval de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert als enige compensatie verschuldigd aan de passagier wegens niet-nakoming van de informatieplicht.

    27

    Slechts indien de passagier uitdrukkelijk toestemming geeft aan de tussenpersoon om de door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert meegedeelde informatie te ontvangen en deze maatschappij op de hoogte is van die toestemming, kan ervan worden uitgegaan dat aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder c), van verordening nr. 261/2004 is voldaan wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de informatie over wijzigingen van een vlucht meedeelt aan de tussenpersoon zonder dat die tussenpersoon deze vervolgens aan de passagier doorstuurt (zie in die zin arrest van 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 44). Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat van een dergelijke toestemming geen sprake was in het hoofdgeding.

    28

    Daarbij zij aangetekend dat het feit dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert voldoet aan de verplichtingen die krachtens verordening nr. 261/2004 op haar rusten, haar recht onverlet laat om van eenieder die ervoor verantwoordelijk is dat zij haar verplichtingen niet heeft kunnen nakomen, inclusief derden, schadevergoeding te vorderen volgens het geldende nationale recht, zoals artikel 13 van deze verordening bepaalt (arresten van 11 mei 2017, Krijgsman, C‑302/16, EU:C:2017:359, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 54).

    29

    Aangezien voormeld artikel 13 uitdrukkelijk melding maakt van derden, volgt hieruit dat verordening nr. 261/2004 het recht van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert om terugbetaling te eisen niet afhankelijk stelt van het bestaan van een overeenkomst tussen haar en de tussenpersoon tot wie de luchtreiziger zich heeft gewend om zijn vlucht te boeken (arrest van 21 december 2021, Airhelp, C‑263/20, EU:C:2021:1039, punt 55).

    30

    Gelet op een en ander moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van verordening nr. 261/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, verplicht is de compensatie te betalen waarin bij die bepalingen is voorzien in het geval dat de vlucht wordt geannuleerd en de passagier hierover niet ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd is geïnformeerd, wanneer die luchtvaartmaatschappij de informatie tijdig heeft gezonden naar het enige haar bij de boeking meegedeelde e-mailadres, zonder evenwel te weten dat via dit e-mailadres alleen de reisagent, via wie de boeking werd gedaan, en niet rechtstreeks de passagier kon worden bereikt, en deze reisagent de informatie niet tijdig aan de passagier heeft doorgegeven.

    Kosten

    31

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

     

    Artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

     

    moeten aldus te worden uitgelegd dat:

     

    de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, verplicht is de compensatie te betalen waarin bij die bepalingen is voorzien in het geval dat de vlucht wordt geannuleerd en de passagier hierover niet ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd is geïnformeerd, wanneer die luchtvaartmaatschappij de informatie tijdig heeft gezonden naar het enige haar bij de boeking meegedeelde e-mailadres, zonder evenwel te weten dat via dit e-mailadres alleen de reisagent, via wie de boeking werd gedaan, en niet rechtstreeks de passagier kon worden bereikt, en deze reisagent de informatie niet tijdig aan de passagier heeft doorgegeven.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Duits.

    Top