This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CN0551
Case C-551/21: Action brought on 7 September 2021 — European Commission v Council of the European Union
Zaak C-551/21: Beroep ingesteld op 7 september 2021 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie
Zaak C-551/21: Beroep ingesteld op 7 september 2021 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie
PB C 462 van 15.11.2021, p. 27–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.11.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 462/27 |
Beroep ingesteld op 7 september 2021 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-551/21)
(2021/C 462/32)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouquet, B. Hofstötter, T. Ramopoulos, A. Stobiecka-Kuik, gemachtigden)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
artikel 2 van besluit (EU) 2021/1117 van de Raad van 28 juni 2021 (1) betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Republiek Gabon en de Europese Gemeenschap (2021-2026), alsmede de aanwijzing door de voorzitter van de Raad, op 29 juni 2021, van de Portugese ambassadeur als de persoon die bevoegd is om het protocol te ondertekenen, nietig verklaren, en |
— |
de Raad verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Met haar eerste en primaire middel voert de Commissie aan dat de Raad heeft gehandeld in strijd met (a) de in artikel 17 VEU vastgelegde bevoegdheid van de Commissie tot externe vertegenwoordiging, in samenhang met het interinstitutionele evenwicht en het in artikel 13, lid 2, VEU verankerde beginsel van de institutionele toedeling van bevoegdheden, en (b) het vereiste van eenheid in de externe vertegenwoordiging dat voortvloeit uit het beginsel van loyale samenwerking tussen de Unie en haar lidstaten. De Commissie stelt ten eerste dat de Raad het recht onjuist heeft toegepast en de bevoegdheden van de Commissie heeft geschonden door artikel 2 van besluit (EU) 2021/1117 van de Raad van 28 juni 2021, zoals gewijzigd, vast te stellen, en door op grond van die bepaling, via zijn voorzitter, de Portugese ambassadeur aan te wijzen als de persoon die bevoegd is om het uitvoeringsprotocol met Gabon namens de Unie (en zelfs als enige) te ondertekenen, in plaats van de Commissie. Ten tweede voert de Commissie aan dat de Raad hierdoor bij de externe partners van de Unie verwarring heeft doen ontstaan over welke instelling van de Unie verantwoordelijk is voor de externe vertegenwoordiging van de Unie. De Raad heeft namelijk, door de roulerende voorzitter van de Raad, in de persoon van de Portugese ambassadeur, aan te wijzen, twijfel gewekt over de juridische aard van de bevoegdheid van de Unie om, op de gebieden waarop zij bevoegd is, op autonome wijze internationale overeenkomsten aan te gaan als een volwaardige internationale rechtspersoon en niet als een vertegenwoordiger van haar lidstaten. De Commissie heeft aldus de doeltreffendheid, geloofwaardigheid en reputatie van de Unie op internationaal gebied ondermijnd.
Met haar tweede middel betoogt de Commissie dat de Raad heeft gehandeld in strijd met (a) de motiveringsplicht en het bekendmakingsvereiste van de artikelen 296 en 297 VWEU, en (b) het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van artikel 13, lid 2, VEU. De Commissie voert ten eerste aan dat de Raad geen redenen heeft gegeven voor zijn besluit om de Portugese ambassadeur bevoegd te verklaren namens de Unie te ondertekenen en heeft nagelaten dat besluit naar behoren openbaar te maken door het te publiceren of mee te delen aan de Commissie. Zij voert ten tweede aan dat de Raad de Commissie niet heeft geraadpleegd over zijn voornemen om de Portugese ambassadeur bevoegd te verklaren om namens de Unie te ondertekenen.