Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0019

Zaak C-19/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem (Nederland) op 13 januari 2021 — I, S tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

PB C 128 van 12.4.2021, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 128/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem (Nederland) op 13 januari 2021 — I, S tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(Zaak C-19/21)

(2021/C 128/20)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: I, S

Verweerder: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 27 van de Dublinverordening (1) zo worden uitgelegd dat het de aangezochte lidstaat verplicht om, al dan niet in samenhang met artikel 47 van het Handvest, de verzoeker die in de verzoekende lidstaat verblijft en overdracht wenst op grond van artikel 8 (dan wel artikel 9 of 10) van de Dublinverordening, dan wel het familielid van de verzoeker als bedoeld in artikel 8, 9 of 10 van de Dublinverordening, in een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie te voorzien tegen de afwijzing van het overnameverzoek?

2)

Indien de eerste vraag negatief wordt beantwoord en artikel 27 van de Dublinverordening geen grondslag biedt voor een effectief rechtsmiddel, moet artikel 47 van het Handvest zo worden uitgelegd — in samenhang met het fundamentele recht op de eenheid van de familie en het belang van het kind (zoals neergelegd in artikelen 8 tot en met 10 en overweging 19 van de Dublinverordening) — dat het de aangezochte lidstaat verplicht om de verzoeker die in de verzoekende lidstaat verblijft en overdracht wenst op grond van de artikelen 8 tot en met 10 van de Dublinverordening, dan wel het familielid van de verzoeker als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 van de Dublinverordening, in een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie te voorzien tegen de afwijzing van het overnameverzoek?

3)

Indien vraag 1 of vraag 2 (tweede deel) bevestigend wordt beantwoord, op welke wijze en door welke lidstaat dient de weigeringsbeslissing van de aangezochte lidstaat en het recht om daartegen een rechtsmiddel in te dienen kenbaar gemaakt te worden aan de verzoeker, dan wel het familielid van de verzoeker?


(1)  Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31)


Top