This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CJ0392
Judgment of the Court (Second Chamber) of 22 December 2022.#TJ v Inspectoratul General pentru Imigrări.#Request for a preliminary ruling from the Curtea de Apel Cluj.#Reference for a preliminary ruling – Social policy – Protection of the safety and health of workers – Directive 90/270/EEC – Article 9(3) – Work with display screen equipment – Protection of workers’ eyes and eyesight – Special corrective appliances – Spectacles – Acquisition by the employee – Arrangements for the employer to meet the costs.#Case C-392/21.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 22 december 2022.
TJ tegen Inspectoratul General pentru Imigrări.
Verzoek van de Curte de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers – Richtlijn 90/270/EEG – Artikel 9, lid 3 – Werken met beeldschermapparatuur – Bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers – Speciale correctiemiddelen – Brillen – Aankoop door de werknemer – Wijze van kostenvergoeding door de werkgever.
Zaak C-392/21.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 22 december 2022.
TJ tegen Inspectoratul General pentru Imigrări.
Verzoek van de Curte de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers – Richtlijn 90/270/EEG – Artikel 9, lid 3 – Werken met beeldschermapparatuur – Bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers – Speciale correctiemiddelen – Brillen – Aankoop door de werknemer – Wijze van kostenvergoeding door de werkgever.
Zaak C-392/21.
Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:1020
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
22 december 2022 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers – Richtlijn 90/270/EEG – Artikel 9, lid 3 – Werken met beeldschermapparatuur – Bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers – Speciale correctiemiddelen – Brillen – Aankoop door de werknemer – Wijze van kostenvergoeding door de werkgever”
In zaak C‑392/21,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië) bij beslissing van 12 april 2021, ingekomen bij het Hof op 24 juni 2021, in de procedure
TJ
tegen
Inspectoratul General pentru Imigrări,
wijst
HET HOF (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: A. Prechal, kamerpresident, M. L. Arastey Sahún (rapporteur), F. Biltgen, N. Wahl en J. Passer, rechters,
advocaat-generaal: T. Ćapeta,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– |
TJ, vertegenwoordigd door I. Kis, avocat, |
– |
Inspectoratul General pentru Imigrări, vertegenwoordigd door M.‑G. Creţu, C. Vasilache en S.‑I. Voicu als gemachtigden, |
– |
de Roemeense regering, vertegenwoordigd door E. Gane als gemachtigde, bijgestaan door L. Baţagoi, adviseur, |
– |
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door P. Garofoli, avvocato dello Stato, |
– |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Armenia en D. Recchia als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 juli 2022,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 9 van richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG) (PB 1990, L 156, blz. 14). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen TJ en Inspectorat General pentru Imigrări (algemene inspectie immigratie, Roemenië; hierna: „algemene inspectie”) over de afwijzing door laatstgenoemde van het verzoek van TJ aan die algemene inspectie om de kosten in verband met de aankoop van een bril terug te betalen. |
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 89/391
3 |
Artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB 1989, L 183, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 (PB 2008, L 311, blz. 1), luidt als volgt: „De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, op basis van artikel [153 VWEU], bijzondere richtlijnen vast betreffende onder meer de gebieden bedoeld in de bijlage.” |
Richtlijn 90/270
4 |
De vierde overweging van richtlijn 90/270 luidt als volgt: „Overwegende dat de naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van veiligheid van de met een beeldscherm uitgeruste werkplekken kunnen garanderen dwingend vereist is om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te waarborgen”. |
5 |
Artikel 1 van deze richtlijn, met als opschrift „Doel”, bepaalt in lid 1: „In deze richtlijn, die de vijfde bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van [richtlijn 89/391], worden minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid vastgesteld betreffende het werken met beeldschermapparatuur als omschreven in artikel 2.” |
6 |
Artikel 9 van deze richtlijn, met als opschrift „Bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers”, luidt: „1. De werknemers moeten:
een passend onderzoek van de ogen en van het gezichtsvermogen kunnen ondergaan, uitgevoerd door iemand die de daartoe vereiste competentie bezit. 2. De werknemers moeten een oftalmologisch onderzoek kunnen ondergaan indien de resultaten van het in lid 1 bedoelde onderzoek zulks vereisen. 3. Indien de resultaten van het in lid 1 of lid 2 bedoelde onderzoek dit vereisen, en de normale correctiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, moeten de werknemers speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen krijgen. 4. De ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen mogen in geen geval extra kosten voor de werknemers met zich brengen. 5. De bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers kan een onderdeel vormen van een nationaal stelsel van gezondheidszorg.” |
Roemeens recht
7 |
Artikel 7, onder i), van Lege-cadru nr. 153/2017 privind salarizarea personalului plătit din fonduri publice (kaderwet nr. 153/2017 betreffende salariëring van met overheidsmiddelen betaald personeel) van 28 juni 2017 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 492 van 28 juni 2017), luidt als volgt: „In deze wet wordt verstaan onder: […]
|
8 |
Artikel 12 van hoofdstuk II van bijlage VI bij deze wet, met als opschrift „Beroepsgroep met de begrotingstaken ‚Defensie, openbare orde en nationale veiligheid’”, bepaalt: „[…] (2) Militairen, politieagenten, ambtenaren met een bijzonder statuut in het gevangeniswezen en burgerpersoneel ontvangen, afhankelijk van hun arbeidsomstandigheden, de volgende toeslagen: […]
[…] (3) De plaatsen, de arbeidsomstandigheden en de operaties alsmede de toegekende percentages worden vastgesteld bij besluit van de hoofdordonnateur, binnen de grenzen van de krachtens deze wet vastgestelde regeling, op basis van de vaststellingsverslagen of, in voorkomend geval, deskundigenverslagen van de daartoe bevoegde autoriteiten.” |
9 |
Artikel 12 van Hotărâre Guvernului nr. 1028/2006 privind cerinţele minime de securitate şi sănătate în muncă referitoare la utilizarea echipamentelor cu ecran de vizualizare (regeringsbesluit nr. 1028/2006 houdende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur) van 9 augustus 2006 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 710 van 18 augustus 2006) luidt: „De werknemers moeten een passend onderzoek van de ogen en van het gezichtsvermogen kunnen ondergaan, uitgevoerd door iemand die de daartoe vereiste competentie bezit:
|
10 |
Artikel 13 van regeringsbesluit nr. 1028/2006 bepaalt: „De werknemers moeten een oftalmologisch onderzoek kunnen ondergaan indien de resultaten van het in artikel 12 bedoelde onderzoek zulks vereisen.” |
11 |
Artikel 14 van regeringsbesluit nr. 1028/2006 luidt: „Indien de resultaten van het in artikel 12 of artikel 13 bedoelde onderzoek dit vereisen, en de normale correctiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, moeten de werknemers speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen krijgen.” |
12 |
Artikel 15 van regeringsbesluit nr. 1028/2006 bepaalt: „De ter uitvoering van de artikelen 12 tot en met 14 genomen maatregelen mogen in geen geval kosten voor de werknemers met zich brengen.” |
13 |
Artikel 16 van regeringsbesluit nr. 1028/2006 luidt: „De bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers kan, wat de daaraan verbonden kosten betreft, in het kader van het nationale stelsel van gezondheidszorg worden verzekerd overeenkomstig de geldende voorschriften.” |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
14 |
TJ werkt bij de algemene inspectie, dienst immigratie, van het district Cluj (Roemenië). Hij werkt met beeldschermapparatuur. |
15 |
TJ stelt dat het beeldschermwerk en andere risicofactoren, zoals „discontinu zichtbaar” licht, het ontbreken van natuurlijk licht en neuropsychologische overbelasting, hebben geleid tot een sterke achteruitgang van zijn gezichtsvermogen. Bijgevolg moest hij op aanbeveling van een medisch specialist zijn bril vervangen om de achteruitgang van zijn gezichtsvermogen te corrigeren. |
16 |
TJ heeft aangevoerd dat het Roemeense nationale gezondheidszorgstelsel niet voorzag in de vergoeding van het bedrag van 2629 Roemeense leu (RON) (ongeveer 530 EUR), dat overeenkomt met de tegenwaarde van de kosten van de bril, te weten de kosten van de glazen, het montuur en de arbeidskosten, en heeft de algemene inspectie verzocht hem dit bedrag terug te betalen. Deze aanvraag werd afgewezen. |
17 |
TJ heeft vervolgens bij de Tribunal Cluj (rechter in eerste aanleg Cluj, Roemenië) beroep ingesteld dat ertoe strekte, de algemene inspectie te gelasten dat bedrag aan hem te betalen. Deze rechter heeft dat beroep verworpen op grond dat niet was voldaan aan de voorwaarden om de gevraagde terugbetaling te verkrijgen, aangezien artikel 14 van regeringsbesluit nr. 1028/2006 geen recht gaf op terugbetaling van de kosten van een speciaal correctiemiddel, maar enkel op de verstrekking van een dergelijk middel indien het gebruik ervan noodzakelijk werd geacht. |
18 |
TJ heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië), de verwijzende rechter, en vordert nietigverklaring van dit vonnis en het verrichten van een nieuw onderzoek ten gronde. |
19 |
De verwijzende rechter is van oordeel dat voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding uitlegging is vereist van het begrip „speciale correctiemiddelen” als bedoeld in artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270, dat in deze richtlijn niet wordt gedefinieerd. Volgens deze rechter moet dit begrip aldus worden uitgelegd dat ook brillen met corrigerende glazen daaronder vallen, voor zover het gaat om brillen die nodig zijn voor werknemers die last hebben van een verminderd gezichtsvermogen als gevolg van hun arbeidsomstandigheden. |
20 |
De verwijzende rechter vraagt zich voorts af of de in artikel 9, lid 3, bedoelde speciale correctiemiddelen verwijzen naar middelen die uitsluitend op de werkplek worden gebruikt, dan wel of zij ook kunnen verwijzen naar middelen die buiten de werkplek kunnen worden gebruikt. In dit verband is hij geneigd te oordelen dat, om te bepalen of deze bepaling van toepassing is, alleen relevant is dat op de werkplek een speciaal correctiemiddel wordt gebruikt, waarbij de vraag of een dergelijk middel ook buiten de werkplek wordt gebruikt, irrelevant is. |
21 |
Wat de wijze van verstrekking van speciale correctiemiddelen betreft, stelt de verwijzende rechter dat richtlijn 90/270 weliswaar enkel uitdrukkelijk verwijst naar de verstrekking van die middelen door de werkgever, maar dat een soortgelijk resultaat zou worden bereikt indien de werkgever de kosten van de aankoop van een dergelijk middel aan de werknemer vergoedt. Een dergelijke oplossing zou ook het voordeel hebben dat de werknemer tijdig de nodige maatregelen kan nemen om zijn gezichtsvermogen te corrigeren. |
22 |
Ten slotte vraagt de verwijzende rechter zich af of aan de verplichting om speciale correctiemiddelen te verstrekken aan werknemers die deze nodig hebben, is voldaan door de toekenning van een loontoeslag wegens het bestaan van belastende arbeidsomstandigheden. |
23 |
In deze omstandigheden heeft de Curte de Apel Cluj de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Ontvankelijkheid
24 |
De algemene inspectie betwist de ontvankelijkheid van de tweede tot en met de vierde vraag op grond dat de juiste toepassing van het Unierecht zo evident is dat er geen redelijke twijfel mogelijk is. |
25 |
In dit verband zij eraan herinnerd dat het volgens vaste rechtspraak van het Hof uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing draagt, om, rekening houdend met de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt, te beoordelen. Wanneer de gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging of de geldigheid van een Unierechtelijke regel, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden. Bijgevolg geldt voor door nationale rechters gestelde vragen een vermoeden van relevantie. Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een door een nationale rechterlijke instantie gestelde prejudiciële vraag wanneer blijkt dat de gevraagde uitlegging geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest van 24 februari 2022, Viva Telecom Bulgaria, C‑257/20, EU:C:2022:125, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
26 |
In casu geldt voor de stelling dat de bepalingen van richtlijn 90/270, waarop de tweede tot en met de vierde vraag betrekking hebben, voldoende duidelijk zijn, dat het een nationale rechterlijke instantie geenszins verboden is om het Hof een prejudiciële vraag te stellen waarvan de beantwoording in de opvatting van een van de partijen in het hoofdgeding geen ruimte laat voor redelijke twijfel. Zelfs indien dit het geval zou zijn, is het verzoek om een prejudiciële beslissing dat dergelijke vragen bevat dus nog niet niet-ontvankelijk (arrest van 24 februari 2022, Viva Telecom Bulgaria, C‑257/20, EU:C:2022:125, punt 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
27 |
Bijgevolg zijn de tweede tot en met de vierde vraag ontvankelijk. |
Eerste en tweede vraag
28 |
Met zijn eerste en tweede vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 aldus moet worden uitgelegd dat onder „speciale correctiemiddelen” in de zin van deze bepaling ook brillen met corrigerende glazen vallen en of dergelijke middelen zich bovendien beperken tot middelen die uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt. |
29 |
Volgens artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 moeten de werknemers speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen krijgen, indien het resultaat van het in artikel 9, lid 1, van deze richtlijn bedoelde passende onderzoek van de ogen en van het gezichtsvermogen of het resultaat van het in artikel 9, lid 2, ervan bedoelde oftalmologische onderzoek dit vereist, en indien de normale correctiemiddelen niet kunnen worden gebruikt. |
30 |
Richtlijn 90/270 bevat geen definitie van de „speciale correctiemiddelen” als bedoeld in artikel 9, lid 3 ervan. |
31 |
Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt [arrest van 24 februari 2022, Airhelp (Vertraging van de andere vlucht), C‑451/20, EU:C:2022:123, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. |
32 |
In de eerste plaats moet worden benadrukt dat richtlijn 90/270, zoals blijkt uit de titel ervan, is vastgesteld als vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391, die zelf is vastgesteld op grond van artikel 118 A EEG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 153 VWEU), ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. |
33 |
In de tweede plaats heeft richtlijn 90/270, blijkens de titel en artikel 1 ervan, tot doel minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur vast te stellen. Voorts is volgens de vierde overweging ervan de naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van veiligheid van de met een beeldscherm uitgeruste werkplekken kunnen garanderen, dwingend vereist om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te waarborgen. |
34 |
In de derde en laatste plaats moet worden opgemerkt dat artikel 9 van richtlijn 90/270 het doel van deze richtlijn concretiseert wat betreft het vereiste van bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers, in het bijzonder hun recht om speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen te krijgen indien het resultaat van het in artikel 9, lid 1 of lid 2, bedoelde onderzoek deze middelen vereist. |
35 |
In dit verband moet worden benadrukt dat artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 een onderscheid maakt tussen enerzijds „normale correctiemiddelen” en anderzijds „speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen”, waarbij het betrokken werk ziet op het werken met beeldschermapparatuur. |
36 |
Wat ten eerste het begrip „correctiemiddelen” in de zin van artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 betreft, moet worden vastgesteld dat dit begrip in de plaats is gekomen van het begrip „bril” in artikel 9, tweede alinea, van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumvoorschriften voor veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (PB 1988, C 113, blz. 7). Uit de ontstaansgeschiedenis van richtlijn 90/270 volgt dus dat de „correctiemiddelen” in de zin van artikel 9, lid 3, van deze richtlijn ruim moeten worden opgevat, in die zin dat zij niet alleen betrekking hebben op brillen, maar ook op andere soorten middelen waarmee gezichtsstoornissen kunnen worden gecorrigeerd of voorkomen. |
37 |
Wat ten tweede het begrip „normale correctiemiddelen” in de zin van artikel 9, lid 3, van die richtlijn betreft, dat verwijst naar middelen die niet zorgen voor een correctie van gezichtsstoornissen die zijn vastgesteld naar aanleiding van de in artikel 9, leden 1 en 2, bedoelde onderzoeken, moet worden geoordeeld dat – zoals de advocaat-generaal in wezen opmerkt in punt 30 van haar conclusie – het hierbij gaat om middelen die buiten de werkplek worden gedragen en die dus niet noodzakelijk verband houden met de arbeidsomstandigheden. Dergelijke correctiemiddelen dienen dus niet om werkgerelateerde gezichtsstoornissen te corrigeren en houden mogelijkerwijs niet specifiek verband met beeldschermwerk. |
38 |
Wat ten derde het begrip „speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen” in de zin van artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 betreft, zij er om te beginnen aan herinnerd dat werknemers dergelijke speciale correctiemiddelen moeten krijgen indien normale correctiemiddelen niet kunnen worden gebruikt om de gezichtsstoornissen te corrigeren die na de in de leden 1 en 2 van dat artikel bedoelde onderzoeken zijn vastgesteld. Een speciaal correctiemiddel is dus noodzakelijkerwijs bedoeld om gezichtsstoornissen te corrigeren of te voorkomen die een normaal correctiemiddel niet kan corrigeren of voorkomen. |
39 |
Voorts veronderstelt het speciale karakter van het correctiemiddel dat dit middel verband houdt met beeldschermwerk, doordat het dient om gezichtsstoornissen die specifiek verband houden met dergelijk werk en die zijn vastgesteld naar aanleiding van de in artikel 9, leden 1 en 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeken, te corrigeren of te voorkomen. |
40 |
Dienaangaande is het juist dat uit het arrest van 24 oktober 2002, Commissie/Italië (C‑455/00, EU:C:2002:612, punt 28), volgt dat de „speciale correctiemiddelen” als bedoeld in artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 tot doel hebben „reeds bestaande beschadigingen” te corrigeren. |
41 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 37 van haar conclusie in essentie opmerkt, kan uit het in het vorige punt aangehaalde arrest echter niet worden afgeleid dat die „beschadigingen” moeten zijn veroorzaakt door het beeldschermwerk, zoals verzoeker in het hoofdgeding en de Commissie in antwoord op een schriftelijke vraag van het Hof hebben betoogd. Ofschoon naar aanleiding van de in artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 90/270 bedoelde onderzoeken gezichtsstoornissen moeten zijn vastgesteld om overeenkomstig lid 3 van dit artikel aanspraak te kunnen maken op een speciaal correctiemiddel, hoeven deze stoornissen niet per se te zijn veroorzaakt door het beeldschermwerk. |
42 |
Uit met name artikel 9, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 90/270 blijkt namelijk dat het in dit lid bedoelde onderzoek kan plaatsvinden alvorens met het werken met een beeldscherm te beginnen, hetgeen betekent dat de gezichtsstoornissen die ertoe leiden dat een werknemer recht heeft op een speciaal correctiemiddel krachtens artikel 9, lid 3, van deze richtlijn, niet noodzakelijkerwijs hoeven te zijn veroorzaakt door het beeldschermwerk. |
43 |
Gelet op deze overwegingen moet worden vastgesteld dat, zoals de advocaat-generaal in punt 39 van haar conclusie in essentie benadrukt, artikel 9 van richtlijn 90/270 niet aldus kan worden uitgelegd dat het vereist dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het beeldschermwerk en de mogelijke gezichtsstoornissen, aangezien elk van de drie streepjes van artikel 9, lid 1, van deze richtlijn ertoe kan leiden dat speciale correctiemiddelen worden verstrekt op grond van artikel 9, lid 3, van deze richtlijn. |
44 |
Speciale correctiemiddelen in de zin van laatstgenoemde bepaling zien dus op het corrigeren of voorkomen van gezichtsstoornissen in verband met beeldschermwerk. |
45 |
In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat verzoeker in het hoofdgeding zijn werkzaamheden bij de algemene inspectie heeft verricht met beeldschermapparatuur. Verzoeker in het hoofdgeding stelt dat hij in het kader van de uitoefening van die werkzaamheden is blootgesteld aan „discontinu zichtbaar” licht, dat er geen natuurlijk licht was en dat hij aan neuropsychologische overbelasting onderworpen is geweest, waardoor zijn gezichtsvermogen sterk is achteruitgegaan. Dit bracht de medische specialist ertoe de vervanging van diens bril en meer bepaald van de corrigerende glazen voor te schrijven. |
46 |
Hoewel het in het kader van een prejudiciële verwijzing niet aan het Hof maar aan de verwijzende rechter staat om te beoordelen of de bril met corrigerende glazen waarvan verzoeker in het hoofdgeding de terugbetaling vordert, moet worden aangemerkt als „speciaal correctiemiddel” in de zin van artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270, dient niettemin te worden opgemerkt dat verzoeker in het hoofdgeding wegens de sterke achteruitgang van zijn gezichtsvermogen een oftalmologisch onderzoek bij een medisch specialist heeft ondergaan, hetgeen lijkt overeen te stemmen met de in artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 90/270 bedoelde onderzoeken. |
47 |
Dat deze medische specialist verzoeker in het hoofdgeding had aanbevolen om zijn bril, en meer in het bijzonder de corrigerende glazen, te vervangen om de sterke achteruitgang van zijn gezichtsvermogen te corrigeren, lijkt er voorts ook op te wijzen dat zijn oude corrigerende glazen niet meer konden worden gebruikt voor het verrichten van beeldschermwerk, met name wegens de bij verzoeker in het hoofdgeding vastgestelde gezichtsstoornissen. Het staat echter aan de verwijzende rechter om na te gaan of de betrokken bril met corrigerende glazen daadwerkelijk dient ter correctie van gezichtsstoornissen die verband houden met zijn werk, en niet van generieke gezichtsstoornissen die niet noodzakelijk verband houden met de arbeidsomstandigheden. |
48 |
Bovendien kan het feit dat de „speciale correctiemiddelen” in de zin van artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 krachtens deze bepaling „met het betrokken werk verband” moeten houden, niet betekenen dat zij uitsluitend mogen worden gebruikt op de werkplek of bij het verrichten van arbeidstaken, aangezien deze bepaling geen enkele beperking bevat wat het gebruik van die middelen betreft. |
49 |
Gelet op een en ander dient op de eerste en de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 aldus moet worden uitgelegd dat onder „speciale correctiemiddelen” in de zin van deze bepaling ook brillen met corrigerende glazen vallen die specifiek zijn gericht op het corrigeren en voorkomen van gezichtsstoornissen die verband houden met werk waarbij beeldschermapparatuur betrokken is. Bovendien beperken deze „speciale correctiemiddelen” zich niet tot middelen die uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt. |
Derde en vierde vraag
50 |
Met zijn derde en vierde vraag, die eveneens samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 9, leden 3 en 4, van richtlijn 90/270 aldus moet worden uitgelegd dat een werkgever kan voldoen aan de krachtens deze bepaling op hem rustende verplichting om de betrokken werknemers een speciaal correctiemiddel te verstrekken, hetzij door de rechtstreekse verstrekking van dat middel aan de werknemer, hetzij door de vergoeding van de noodzakelijke kosten die de werknemer heeft gemaakt, hetzij door de betaling van een algemene loontoeslag aan de werknemer. |
51 |
Zoals blijkt uit punt 29 van het onderhavige arrest, moeten de werknemers speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen krijgen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270, mits de in de leden 1 en 2 bedoelde onderzoeken zulks vereisen en normale correctiemiddelen niet kunnen worden gebruikt. |
52 |
Vastgesteld moet dus worden dat deze bepaling de werkgever weliswaar een verplichting oplegt om te waarborgen dat de betrokken werknemers in voorkomend geval een speciaal correctiemiddel krijgen, maar dat uit de bewoordingen van artikel 9 van richtlijn 90/270 niet blijkt hoe de werkgever aan die verplichting moet voldoen. |
53 |
Er zij ten eerste evenwel op gewezen dat richtlijn 90/270 overeenkomstig artikel 1, lid 1, slechts minimumvoorschriften vaststelt, zoals in punt 33 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht. |
54 |
Ten tweede is een vergoeding door de werkgever van de aankoopkosten van een speciaal correctiemiddel in overeenstemming met het doel van richtlijn 90/270, aangezien daarmee een hogere graad van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers wordt gegarandeerd. |
55 |
Bovendien staat de uitdrukking „moeten […] krijgen” in artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270, gelezen in het licht van lid 4 van dat artikel, volgens hetwelk „[d]e ter uitvoering van dit artikel [9] genomen maatregelen […] in geen geval extra kosten voor de werknemers met zich [mogen] brengen”, er niet aan in de weg dat het nationale recht bepaalt dat de werknemer ervoor kan kiezen om niet rechtstreeks van zijn werkgever een speciaal correctiemiddel te krijgen, maar de kosten van dat middel voor te schieten en vervolgens de terugbetaling ervan door die werkgever te verkrijgen. |
56 |
Hieruit volgt dat het doel van artikel 9, leden 3 en 4, van richtlijn 90/270 – waarmee wordt beoogd te waarborgen dat werknemers zonder enige kosten speciale correctiemiddelen krijgen indien dit nodig is – hetzij rechtstreeks kan worden bereikt, doordat de werkgever een dergelijk middel aan de betrokken werknemer verstrekt, hetzij indirect, doordat de werkgever de kosten van dat middel vergoedt. |
57 |
Gelet op deze overwegingen moet eveneens worden geoordeeld dat artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270 zich er in beginsel niet tegen verzet dat het nationale recht bepaalt dat de door deze bepaling vereiste verstrekking door de werkgever van speciale correctiemiddelen aan de betrokken werknemers plaatsvindt door middel van een toeslag waarmee de werknemer zelf een dergelijk middel kan aanschaffen. |
58 |
Benadrukt moet echter worden dat een dergelijke toeslag noodzakelijkerwijs de uitgaven moet dekken die de betrokken werknemer specifiek heeft gedaan voor de aankoop van een speciaal correctiemiddel overeenkomstig artikel 9, lid 3, van richtlijn 90/270. |
59 |
Bijgevolg lijkt – onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter – een algemene loontoeslag als in het hoofdgeding die permanent wordt uitgekeerd uit hoofde van de belastende arbeidsomstandigheden, niet te voldoen aan de door dat artikel 9, lid 3, aan de werkgever opgelegde verplichtingen, aangezien deze loontoeslag niet bestemd lijkt te zijn om de uitgaven te dekken die de betrokken werknemer voor een dergelijke aankoop heeft gedaan. |
60 |
Gelet op een en ander dient op de derde en de vierde vraag te worden geantwoord dat artikel 9, leden 3 en 4, van richtlijn 90/270 aldus moet worden uitgelegd dat een werkgever kan voldoen aan de krachtens deze bepaling op hem rustende verplichting om de betrokken werknemers een speciaal correctiemiddel te verstrekken, hetzij door de rechtstreekse verstrekking van dat middel, hetzij door de vergoeding van de noodzakelijke kosten die de werknemer heeft gemaakt, maar niet door de betaling van een algemene loontoeslag aan de werknemer. |
Kosten
61 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht: |
|
|
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Roemeens.