Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CJ0390

    Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 27 oktober 2022.
    ADPA European Independent Automotive Data Publishers en Gesamtverband Autoteile-Handel e.V. tegen Automobiles PEUGEOT SA en PSA Automobiles SA.
    Verzoek van het Landgericht Köln om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Markt voor reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen – Verordening (EU) 2018/858 – Artikel 61 – Verplichting van voertuigfabrikanten om reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen te verstrekken – Omvang – Recht op toegang tot die informatie – Onafhankelijke marktdeelnemers – Uitgevers van technische informatie – Artikel 63 – Evenredige en redelijke vergoeding voor de toegang.
    Zaak C-390/21.

    Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:837

     ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

    27 oktober 2022 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing – Markt voor reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen – Verordening (EU) 2018/858 – Artikel 61 – Verplichting van voertuigfabrikanten om reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen te verstrekken – Omvang – Recht op toegang tot die informatie – Onafhankelijke marktdeelnemers – Uitgevers van technische informatie – Artikel 63 – Evenredige en redelijke vergoeding voor de toegang”

    In zaak C‑390/21,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Köln (rechter in eerste aanleg Keulen, Duitsland) bij beslissing van 10 juni 2021, ingekomen bij het Hof op 25 juni 2021, in de procedure

    ADPA European Independent Automotive Data Publishers,

    Gesamtverband Autoteile-Handel e.V.

    tegen

    Automobiles PEUGEOT SA,

    PSA Automobiles SA,

    wijst

    HET HOF (Achtste kamer),

    samengesteld als volgt: N. Piçarra (rapporteur), waarnemend voor de kamerpresident, N. Jääskinen en M. Gavalec, rechters,

    advocaat-generaal: P. Pikamäe,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen van:

    ADPA European Independent Automotive Data Publishers en Gesamtverband Autoteile-Handel e.V., vertegenwoordigd door E. Macher, M. Sacré en P. Schmitz, Rechtsanwälte,

    Automobiles PEUGEOT SA en PSA Automobiles SA, vertegenwoordigd door F. Hübener, B. Lutz en A. Wendel, Rechtsanwälte,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Huttunen en M. Noll-Ehlers als gemachtigden,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van artikel 61, lid 1, en artikel 63, lid 1, van verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van richtlijn 2007/46/EG (PB 2018, L 151, blz. 1), alsmede op de uitlegging van artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB 2007, L 171, blz. 1).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen ADPA European Independent Automotive Data Publishers, een internationale vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht, en Gesamtverband Autoteile-Handel e.V., een vereniging naar Duits recht, enerzijds, en Automobiles PEUGEOT SA (hierna: „Peugeot”) en PSA Automobiles SA (hierna: „PSA”), anderzijds, over de vergoeding die deze vennootschappen in rekening brengen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van door hen vervaardigde voertuigen.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    3

    In de overwegingen 50 en 52 van verordening 2018/858 staat te lezen:

    „(50)

    Om de interne markt beter te doen functioneren, met name wat het vrije verkeer van goederen, het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten betreft, zijn onbeperkte toegang tot de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen – via een gestandaardiseerde vorm voor het raadplegen van technische informatie – en effectieve concurrentie op de markt voor diensten die dergelijke informatie verstrekken noodzakelijk. De vereisten voor het verstrekken van reparatie- en onderhoudsinformatie zijn reeds opgenomen in verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad [van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van verordening (EG) nr. 715/2007 en richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB 2009, L 188, blz. 1)]. Die vereisten moeten in deze verordening worden geconsolideerd en de verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    […]

    (52)

    Om op de markt daadwerkelijke concurrentie voor diensten voor reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te waarborgen en duidelijk te maken dat de betreffende informatie ook informatie omvat die aan andere onafhankelijke marktdeelnemers dan reparateurs moet worden verstrekt, zodat de onafhankelijke markt voor de reparatie en het onderhoud van voertuigen in haar totaliteit met erkende dealers kan concurreren, ongeacht of de voertuigfabrikant die informatie rechtstreeks aan erkende dealers en reparateurs verstrekt dan wel die informatie gebruikt voor de reparatie en het onderhoud zelf, is het noodzakelijk toe te lichten welke informatie precies moet worden verstrekt met het oog op toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen.”

    4

    Artikel 3 van deze verordening bevat de volgende definities:

    „1.   ‚typegoedkeuring’: de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    […]

    45.   ‚onafhankelijke marktdeelnemer’: een natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van een erkende handelaar of reparateur, die direct of indirect bij de reparatie en het onderhoud van voertuigen betrokken is, waaronder reparateurs, fabrikanten of distributeurs van reparatieapparatuur, gereedschap of reserveonderdelen, alsook uitgevers van technische informatie, automobielclubs, wegenwachtdiensten, bedrijven die keurings- en controlediensten aanbieden, bedrijven die opleidingen aanbieden voor installateurs, fabrikanten en reparateurs van uitrustingsstukken voor voertuigen die op alternatieve brandstof rijden; er wordt eveneens onder verstaan erkende reparateurs, handelaren en distributeurs binnen het distributiesysteem van een bepaalde voertuigfabrikant voor zover zij reparatie- of onderhoudsdiensten verrichten voor voertuigen van een fabrikant van wiens distributienet zij geen deel uitmaken;

    […]

    47.   ‚onafhankelijke reparateur’: een natuurlijke of rechtspersoon die reparatie- en onderhoudsdiensten verricht voor voertuigen en die niet actief is in het distributienet van een fabrikant;

    48.   ‚reparatie- en onderhoudsinformatie van een voertuig’: alle informatie, met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan en aanvullingen daarop, die nodig is voor diagnose, onderhoud en keuring van een voertuig, de voorbereiding ervan op technische controle, reparatie, herprogrammering of re-initialisatie van een voertuig, of die nodig is voor de diagnostische ondersteuning op afstand van een voertuig of voor het monteren van voertuigdelen of uitrustingsstukken op een voertuig, en die de fabrikant aan zijn erkende partners, handelaren en reparateurs verstrekt of door de fabrikant met het oog op reparatie en onderhoud wordt aangewend;

    […]”

    5

    Artikel 61 van verordening 2018/858, met als opschrift „Verplichtingen van de fabrikant om OBD-informatie [(informatie uit het boorddiagnosesysteem, On board diagnostics)] en reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig te verstrekken”, bepaalt:

    „1.   De fabrikanten bieden onafhankelijke marktdeelnemers onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang tot de OBD-informatie van voertuigen, diagnose- en andere apparatuur, gereedschappen, met inbegrip van de volledige referenties en beschikbare downloads van de toepasselijke software, en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen. Informatie wordt gepresenteerd op gemakkelijk toegankelijk wijze in de vorm van machineleesbare en elektronisch verwerkbare gegevensbestanden. Onafhankelijke marktdeelnemers krijgen toegang tot de diensten voor diagnose op afstand die door fabrikanten en hun erkende dealers en reparateurs worden gebruikt.

    De fabrikanten stellen een gestandaardiseerde, veilige en niet-plaatsgebonden structuur ter beschikking om onafhankelijke reparatiebedrijven in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten die ingrepen in het veiligheidssysteem van het voertuig vereisen.

    2.   […]

    De OBD-informatie en reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig wordt op de websites van de fabrikanten beschikbaar gemaakt in een gestandaardiseerd formaat of, indien dit vanwege de aard van de informatie niet mogelijk is, in een ander passend formaat. Aan andere onafhankelijke marktdeelnemers dan reparateurs wordt de informatie ook verstrekt in een machineleesbaar formaat dat elektronisch kan worden verwerkt met behulp van algemeen beschikbare IT-instrumenten en software, zodat onafhankelijke marktdeelnemers de taak kunnen uitvoeren die verband houdt met hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen.

    […]

    9.   Indien de reparatie- en onderhoudsgegevens van een voertuig in een door of namens de voertuigfabrikant beheerde centrale databank worden opgeslagen, krijgen onafhankelijke reparatiebedrijven gratis toegang tot deze gegevens en worden zij in staat gesteld gegevens over de door hen uitgevoerde reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in te voeren.

    […]”

    6

    In artikel 63 van die verordening, met als opschrift „Vergoedingen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig”, staat te lezen:

    „1.   De fabrikant mag een redelijke en evenredige vergoeding vragen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, met uitzondering van de in artikel 61, lid 10, bedoelde gegevens. Die vergoeding mag de toegang tot die informatie niet ontmoedigen door geen rekening te houden met de mate waarin de onafhankelijke marktdeelnemer deze gebruikt. […]

    2.   De fabrikanten stellen de reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, met inbegrip van transactiediensten zoals herprogrammering of technische bijstand, op uur-, dag-, maand- of jaarbasis ter beschikking, waarbij de vergoeding voor toegang tot die informatie varieert naargelang de periode waarvoor toegang wordt verleend.

    Behalve tijdgerelateerde toegang kunnen de fabrikanten ook toegang op transactiebasis aanbieden, waarvoor vergoedingen worden gevraagd per transactie en niet op basis van de tijd dat er toegang wordt verleend.

    Als de fabrikant beide systemen voor het verkrijgen van toegang aanbiedt, kiezen onafhankelijke reparateurs het systeem, dat zowel tijdgerelateerd als op transactiebasis kan zijn.”

    7

    Artikel 86 van verordening 2018/858, met als opschrift „Wijzigingen van verordening (EG) nr. 715/2007”, bepaalt:

    „1.   Verordening (EG) nr. 715/2007 wordt als volgt gewijzigd:

    […]

    4)

    hoofdstuk III wordt geschrapt;

    […]

    2.   Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van verordening (EG) nr. 715/2007 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 1 van bijlage XI bij deze verordening.”

    8

    Artikel 89 van deze verordening, dat overgangsbepalingen bevat, bepaalt in lid 1 dat „[d]eze verordening […] niet [leidt] tot ongeldigverklaring van typegoedkeuringen voor gehele voertuigen of EU-typegoedkeuringen die uiterlijk 31 augustus 2020 voor voertuigen of systemen, onderdelen of technische eenheden zijn verleend”.

    9

    Bijlage X bij die verordening, met als opschrift „Toegang tot OBD-informatie en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen”, bepaalt in punt 6.1 dat „[w]ie het recht wil om de informatie te dupliceren of te herpubliceren, […] daartoe rechtstreeks [onderhandelt] met de desbetreffende fabrikant”.

    Duits recht

    10

    § 3a van het Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb (wet ter bestrijding van oneerlijke mededinging) van 3 juli 2004 (BGBl. 2004 I, blz. 1414), zoals gewijzigd bij de wet van 17 februari 2016 (BGBl. 2016 I, blz. 233), bepaalt dat „[e]en daad van oneerlijke mededinging wordt begaan door degene die een wettelijk voorschrift overtreedt dat mede is vastgesteld om in het belang van de marktdeelnemers het marktgedrag te regelen, voor zover die overtreding de belangen van consumenten, andere marktdeelnemers of concurrenten aanmerkelijk kan aantasten”.

    11

    Krachtens § 8, lid 3, punt 2, van diezelfde wet kan een vordering tot beëindiging van een ontoelaatbare handelspraktijk worden ingesteld „door verenigingen die de rechtsbevoegdheid hebben om de beroepsbelangen van ondernemingen en zelfstandigen te behartigen, voor zover bij deze verenigingen een groot aantal ondernemers is aangesloten die op dezelfde markt identieke of soortgelijke producten of diensten verhandelen, wanneer die verenigingen, met name dankzij hun personele, materiële en financiële middelen, in staat zijn om daadwerkelijk hun statutaire taken in verband met de behartiging van de beroepsbelangen van ondernemingen en zelfstandigen te vervullen en voor zover de overtreding de belangen van hun leden aantast”.

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    12

    Peugeot en PSA zijn houders van de in artikel 3, punt 1, van verordening 2018/858 bedoelde typegoedkeuringen voor voertuigen van het merk Peugeot. Derhalve verlenen zij door middel van een op een webportaal raadpleegbare databank toegang tot de in bijlage X bij die verordening bedoelde reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend. De „onafhankelijke marktdeelnemers” in de zin van artikel 3, punt 45, van verordening 2018/858 kunnen deze databank raadplegen tegen betaling van een vast bedrag dat voor al deze marktdeelnemers geldt en waarvan de hoogte afhangt van de duur van de verleende toegang, zonder dat andere individuele variabelen in aanmerking worden genomen.

    13

    Wat met name de uitgevers van technische informatie betreft, deze moeten jaarlijks met Peugeot en PSA een overeenkomst sluiten waarbij hun het recht wordt toegekend om toegang tot voormelde databank te krijgen, daaruit reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te halen en deze informatie te benutten om informatiebladen voor gebruikers zoals autoreparatiebedrijven, groothandelaren en fabrikanten van reserveonderdelen te ontwikkelen en te verspreiden. Het bedrag van de aangerekende vergoeding wordt voor iedere uitgever afzonderlijk en voor een bepaalde periode vastgesteld op grond van de basisprijs. Deze prijs komt overeen met de vaste prijs die aan de overige onafhankelijke marktdeelnemers wordt aangerekend, vermenigvuldigd met het aantal eindafnemers van de uitgever en met het gemiddelde marktaandeel van het voertuigmerk in de afgelopen tien jaar. Het geheel wordt gedeeld door een kortingcoëfficient die afhangt van het aantal eindgebruikers en van de door de verwerking verkregen toegevoegde waarde.

    14

    Volgens ADPA European Independent Automotive Data Publishers en Gesamtverband Autoteile-Handel is de aldus berekende vergoeding „redelijk” noch „evenredig” in de zin van artikel 63, lid 1, van verordening 2018/858. Door het aantal eindgebruikers in aanmerking te nemen, wordt naar hun mening een onrechtmatige vergoeding voor het gebruik van de informatie in rekening gebracht, omdat voertuigfabrikanten aldus delen in de behaalde winst. Volgens hen vormt een dergelijke berekeningsmethode een door het Duitse recht verboden oneerlijke handelspraktijk aangezien zij verordening 2018/858 schendt. Daarom hebben zij tegen Peugeot en PSA een vordering ingesteld om deze vennootschappen te dwingen aan uitgevers van technische informatie dezelfde vergoeding voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen aan te rekenen als die welke zij in rekening brengen aan onafhankelijke reparateurs in de zin van artikel 3, punt 47, van die verordening.

    15

    Peugeot en PSA voeren allereerst aan dat verordening nr. 715/2007 van toepassing is, omdat voor de voertuigen in kwestie typegoedkeuring is verleend vóór 1 september 2020, de datum waarop verordening 2018/858 in werking trad. Voorts zijn zij van mening dat de methode voor de berekening van de vergoeding niet hoeft te worden getoetst aan artikel 63 van verordening 2018/858, omdat de betreffende vergoeding niet tot doel heeft enkel de toegang tot „reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig” in de zin van artikel 61, lid 1, van die verordening te vergoeden, maar de tegenprestatie vormt voor de toestemming om deze informatie commercieel te exploiteren. Ten slotte betogen Peugeot en PSA dat, gesteld al dat deze vergoeding onder artikel 63 van verordening 2018/858 valt, deze bepaling voertuigfabrikanten beoordelingsruimte laat ten aanzien van de methode voor de calculatie van de in rekening gebrachte vergoeding.

    16

    De verwijzende rechter vraagt zich in de eerste plaats af welke bepalingen ratione temporis van toepassing zijn op de toegang tot informatie over voertuigen waarvoor goedkeuring is verleend vóór de inwerkingtreding van verordening 2018/858.

    17

    In de tweede plaats wenst hij te vernemen of de betrokken voertuigfabrikanten – gelet op het in artikel 61 van verordening 2018/858 gebezigde begrip „toegang tot informatie”, uitgelegd in het licht van de overwegingen 50 en 52 alsook artikel 63 van deze verordening en punt 6.1 van bijlage X bij die verordening – van uitgevers van technische informatie mogen verlangen dat deze over een specifieke exploitatielicentie beschikken om toegang te krijgen tot de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen.

    18

    In de derde plaats vraagt de verwijzende rechter zich af of het gelijkheidsbeginsel vereist dat dezelfde methoden voor de berekening van de op grond van artikel 63 van verordening 2018/858 in rekening gebrachte vergoeding worden toegepast op onafhankelijke reparateurs en uitgevers van technische informatie. Dat de duur van de toegang tot de informatie het enige in artikel 63, lid 2, van verordening 2018/858 genoemde criterium is waarbij de toegangsgerechtigden voor de vaststelling van die vergoeding verschillend worden behandeld, pleit volgens die rechter voor een uniform tariefstelsel. Omgekeerd beklemtoont de verwijzende rechter dat het in artikel 63, lid 1, van die verordening gebezigde begrip „redelijke en evenredige vergoeding” ervoor pleit om de vergoeding die in rekening wordt gebracht aan degenen die recht op toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen hebben, te berekenen van geval tot geval.

    19

    Ingeval deze derde vraag ontkennend wordt beantwoord, wenst de verwijzende rechter te vernemen of het begrip „redelijke en evenredige vergoeding” aldus moet worden uitgelegd dat bij de berekening van deze vergoeding alleen rekening hoeft te worden gehouden met de werkelijke kosten die de fabrikant moet maken om toegang te verlenen tot reparatie- en onderhoudsinformatie van zijn voertuigen, ongeacht de economische waarde van deze informatie.

    20

    In deze omstandigheden heeft het Landgericht Köln (rechter in eerste aanleg Keulen, Duitsland) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Zijn de bepalingen van hoofdstuk XIV van verordening 2018/858 (artikelen 61 e.v., daaronder begrepen bijlage X) ook van toepassing op voertuigmodellen waarvoor reeds vóór 1 september 2020 voor het eerst typegoedkeuring is verleend op grond van verordening nr. 715/2007?

    Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord:

    Is op deze ‚oude voertuigen’ nog steeds hoofdstuk III van verordening nr. 715/2007 van toepassing en is op de vaststelling van de vergoedingen nog steeds met name artikel 7 van die verordening van toepassing?

    2)

    Omvat het begrip ‚toegang’ tot de genoemde informatie die fabrikanten moeten verlenen op grond van artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858, de bevoegdheid van uitgevers van technische informatie als bedoeld in artikel 3, punt 45, van deze verordening om die informatie te exploiteren voor de taak die verband houdt met hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, of vereist een dergelijke exploitatiebevoegdheid een afzonderlijke overeenkomst voor de afgifte van een exploitatie- en heruitgavelicentie, die dan niet onder artikel 63 van die verordening valt wat betreft de vergoeding die de fabrikant daarvoor vraagt?

    Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord en bovendien hoofdstuk III van verordening nr. 715/2007 van toepassing is op oude voertuigen:

    Omvat het begrip ‚toegang’ tot de genoemde informatie die fabrikanten moeten verlenen op grond van artikel 6, lid 1, van verordening nr. 715/2007 de bevoegdheid van uitgevers van technische informatie als bedoeld in artikel 3, punt 15, van deze verordening om die informatie te exploiteren voor de taak die verband houdt met hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, of vereist een dergelijke exploitatiebevoegdheid een afzonderlijke overeenkomst voor de afgifte van een exploitatie- en heruitgavelicentie, die dan niet onder artikel 7 van die verordening valt wat betreft de vergoeding die de fabrikant daarvoor vraagt?

    3)

    Moet het begrip ‚redelijke en evenredige vergoeding’ in de zin van artikel 63, lid 1, eerste volzin, van verordening 2018/858 aldus worden uitgelegd dat de fabrikant bij de vaststelling van de vergoeding alle onafhankelijke marktdeelnemers in de zin van artikel 3, punt 45, van die verordening gelijk moet behandelen ongeacht hun respectieve handelsactiviteiten?

    Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord en bovendien hoofdstuk III van verordening nr. 715/2007 van toepassing is op oude voertuigen:

    Moet het begrip ‚redelijke en evenredige vergoeding’ in artikel 7, lid 1, eerste deel van de volzin, van verordening nr. 715/2007 aldus worden uitgelegd dat de fabrikant bij de vaststelling van de vergoeding alle onafhankelijke marktdeelnemers in de zin van artikel 3, punt 15, van die verordening gelijk moet behandelen ongeacht hun respectieve handelsactiviteiten?

    Indien de derde prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord:

    4)

    Moet het begrip ‚redelijke en evenredige vergoeding’ in de zin van artikel 63, lid 1, eerste volzin, van verordening 2018/858 aldus worden uitgelegd dat de vergoeding in beginsel alleen de door de fabrikant gemaakte kosten mag dekken?

    Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord en bovendien hoofdstuk III van verordening nr. 715/2007 van toepassing is op oude voertuigen:

    Moet het begrip ‚redelijke en evenredige vergoeding’ in de zin van artikel 7, lid 1, eerste deel van de volzin, van verordening nr. 715/2007 aldus worden uitgelegd dat de vergoeding in beginsel alleen de door de fabrikant gemaakte kosten mag dekken?”

    Eerste prejudiciële vraag

    21

    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 61 en 63 van verordening 2018/858 aldus moeten worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op voertuigmodellen waarvoor goedkeuring is verleend op grond van verordening nr. 715/2007.

    22

    In de eerste plaats zij opgemerkt dat bij verordening 2018/858 – zoals blijkt uit overweging 50 ervan – verordening nr. 715/2007 niet wordt ingetrokken, maar dat zij de in laatstgenoemde verordening neergelegde vereisten voor het verstrekken van reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen in de zin van artikel 3, punt 48, van verordening 2018/858 consolideert. Bovendien wordt in artikel 89, lid 1, van verordening 2018/858 – die sinds 1 september 2020 van kracht is – gepreciseerd dat deze verordening niet leidt tot ongeldigverklaring van typegoedkeuringen voor gehele voertuigen of EU-typegoedkeuringen die uiterlijk 31 augustus 2020 voor voertuigen of systemen, onderdelen of technische eenheden zijn verleend.

    23

    In de tweede plaats zij beklemtoond dat in artikel 86, lid 1, punt 4, van verordening 2018/858 weliswaar hoofdstuk III van verordening nr. 715/2007 betreffende de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen wordt geschrapt, maar dat in lid 2 van datzelfde artikel wordt gepreciseerd dat verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van verordening nr. 715/2007 gelden als verwijzingen naar verordening 2018/858 en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in punt I van bijlage XI bij laatstgenoemde verordening. Volgens deze bijlage vervangen de artikelen 61 en 63 van verordening 2018/858 de artikelen 6 en 7 van verordening nr. 715/2007 en zijn zij vanaf 1 september 2020 van toepassing op voertuigen waarvoor goedkeuring is verleend vóór die datum.

    24

    Gelet op een en ander dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat de artikelen 61 en 63 van verordening 2018/858, gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, punt 4, en lid 2, en afdeling 1 van bijlage XI bij die verordening, aldus moeten worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op voertuigmodellen waarvoor goedkeuring is verleend op grond van verordening nr. 715/2007.

    Tweede prejudiciële vraag

    25

    Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858 aldus moet worden uitgelegd dat de bij deze bepaling aan voertuigfabrikanten opgelegde verplichting om onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de in artikel 3, punt 48, van die verordening gedefinieerde „reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen” de verplichting omvat om uitgevers van technische informatie toe te staan deze informatie te verwerken en te exploiteren voor hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, zonder hen daarbij te onderwerpen aan andere dan de in voormelde verordening vastgestelde voorwaarden.

    26

    Dienaangaande zij om te beginnen opgemerkt dat het begrip „onafhankelijke marktdeelnemer” in artikel 3, punt 45, van verordening 2018/858 wordt gedefinieerd als iedere natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van een erkende handelaar of reparateur, die direct of indirect bij de reparatie en het onderhoud van voertuigen betrokken is. Van uitgevers van technische informatie wordt in datzelfde punt 45 uitdrukkelijk vermeld dat zij behoren tot de categorie van onafhankelijke marktdeelnemers.

    27

    Krachtens artikel 61, lid 1, eerste alinea, van verordening 2018/858 hebben uitgevers van technische informatie als onafhankelijke marktdeelnemers dan ook onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen. Deze informatie moet wordt gepresenteerd op gemakkelijk toegankelijke wijze in de vorm van machineleesbare en elektronisch verwerkbare gegevensbestanden. Een dergelijke toegang in een gestandaardiseerd formaat heeft – zoals in overweging 50 van die verordening staat te lezen – tot doel het „raadplegen van technische informatie” mogelijk te maken.

    28

    In artikel 61, lid 2, tweede alinea, tweede volzin, van verordening 2018/858 wordt gepreciseerd dat die informatie aan andere onafhankelijke marktdeelnemers dan reparateurs – onder meer uitgevers van technische informatie – moet worden verstrekt in een formaat dat elektronisch kan worden verwerkt, opdat die marktdeelnemers de taak kunnen uitvoeren die verband houdt met hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen. Hieraan moet worden toegevoegd dat deze verplichting voor voertuigfabrikanten pas is ingevoerd in de loop van de wetgevingsprocedure met betrekking tot verordening 2018/858 (zie in die zin arrest van 19 september 2019, Gesamtverband Autoteile-Handel, C‑527/18, EU:C:2019:762, punt 34).

    29

    Uit de bewoordingen zelf van voornoemde bepalingen volgt dus dat de in artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858 neergelegde verplichting van voertuigfabrikanten om onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te bieden, de verplichting omvat om uitgevers van technische informatie toe te staan deze informatie te verwerken en te exploiteren in verband met en ten behoeve van hun specifieke commerciële activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, zonder dat daarbij andere voorwaarden gelden dan die welke in die verordening zijn vastgesteld.

    30

    Deze uitlegging vindt steun in de doelstelling die wordt geformuleerd in de overwegingen 50 en 52 van verordening 2018/858, namelijk het mogelijk maken van daadwerkelijke concurrentie op de markt voor diensten die bestaan in het verstrekken van reparatie- en onderhoudsinformatie, zodat de markt voor de reparatie en het onderhoud van voertuigen door onafhankelijke marktdeelnemers kan concurreren met de markt van erkende dealers.

    31

    Uitgevers van technische informatie dragen immers bij tot de ontwikkeling van de markt voor de reparatie en het onderhoud van voertuigen door die marktdeelnemers, doordat zij zorgen voor een gemakkelijkere toegang tot de informatie die nodig is voor de reparatie en het onderhoud van voertuigen door onafhankelijke marktdeelnemers die geen erkende dealers of reparateurs zijn die deel uitmaken van het distributiesysteem van de fabrikant, met name doordat zij die informatie verwerken, exploiteren en compileren.

    32

    Derhalve dient het recht op toegang tot vorenbedoelde informatie, dat voertuigfabrikanten krachtens artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858 met name moeten garanderen aan de uitgevers van technische informatie, zich uit te strekken tot het recht van deze uitgevers om die informatie in verband met en ten behoeve van hun eigen commerciële activiteiten te verwerken en te exploiteren, zonder dat daarbij andere voorwaarden gelden dan die welke in die verordening zijn vastgesteld.

    33

    Punt 6.1 van bijlage X bij verordening 2018/858 – dat aan wie het recht wil om de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te dupliceren of te herpubliceren, de verplichting oplegt om daartoe rechtstreeks met de desbetreffende fabrikant te onderhandelen – doet niet af aan die uitlegging van het door artikel 61 van die verordening gewaarborgde recht op toegang tot informatie dat uitgevers van technische informatie als onafhankelijke marktdeelnemers hebben.

    34

    De verwerking en de exploitatie van de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen – op de grondslag van artikel 61 van verordening 2018/858 – door die uitgevers in verband met en ten behoeve van hun eigen commerciële activiteiten kunnen immers niet worden gelijkgesteld met het louter dupliceren of herpubliceren van die informatie in de zin van punt 6.1 van bijlage X bij die verordening, waarbij – zoals de Europese Commissie opmerkt – in algemene bewoordingen de technische vereisten worden vastgesteld die gelden voor de toegang tot informatie over onder meer de reparatie en het onderhoud van voertuigen.

    35

    Gelet op een en ander dient op de tweede prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858 aldus moet worden uitgelegd dat de bij deze bepaling aan voertuigfabrikanten opgelegde verplichting om onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de in artikel 3, punt 48, van die verordening gedefinieerde reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen de verplichting omvat om uitgevers van technische informatie toe te staan deze informatie te verwerken en te exploiteren voor hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, zonder hen daarbij te onderwerpen aan andere dan de in voormelde verordening vastgestelde voorwaarden.

    Derde en vierde prejudiciële vraag

    36

    Met zijn derde en zijn vierde vraag, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 63 van verordening 2018/858 aldus moet worden uitgelegd dat het in dat artikel gebezigde begrip „redelijke en evenredige vergoeding” voertuigfabrikanten verplicht om op alle onafhankelijke marktdeelnemers een uniforme methode voor de berekening van die vergoeding toe te passen die uitsluitend gebaseerd is op de kosten die deze fabrikanten moeten maken om toegang te verlenen tot reparatie- en onderhoudsinformatie, waartoe zij krachtens die verordening verplicht zijn.

    37

    Op grond van artikel 63, lid 1, eerste volzin, van verordening 2018/858 kunnen voertuigfabrikanten een vergoeding vragen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen, mits deze vergoeding redelijk en evenredig is. Uit de tweede volzin van artikel 63, lid 1, volgt dat die vergoeding de toegang tot de informatie in kwestie niet mag ontmoedigen en dat daartoe rekening moet worden gehouden met de mate waarin de onafhankelijke marktdeelnemer deze informatie gebruikt.

    38

    Artikel 63, lid 2, eerste alinea, van verordening 2018/858 bepaalt tevens dat voertuigfabrikanten die informatie op uur-, dag-, maand- of jaarbasis ter beschikking moeten stellen en de vergoeding voor toegang tot dezelfde informatie moeten vaststellen naargelang van de periode waarvoor toegang wordt verleend. Op grond van de tweede alinea van lid 2 kunnen die fabrikanten bij wijze van alternatief toegang bieden op transactiebasis, waarbij vergoedingen op basis van het aantal transacties in rekening worden gebracht. De derde alinea van lid 2 biedt onafhankelijke reparateurs – zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 47, van verordening 2018/858 – de keuze tussen deze twee systemen voor het verkrijgen van toegang, ingeval de fabrikant beide systemen aanbiedt.

    39

    Voorts garandeert artikel 61, lid 1, eerste alinea, laatste volzin, van verordening 2018/858 onafhankelijke reparateurs dat zij toegang hebben tot de diensten voor diagnose op afstand die door fabrikanten en hun erkende dealers en reparateurs worden gebruikt, teneinde hen in staat te stellen om werkzaamheden te verrichten waarvoor toegang tot het veiligheidssysteem van de voertuigen in kwestie vereist is. Evenzo bepaalt artikel 61, lid 9, van die verordening dat indien de reparatie- en onderhoudsgegevens van een voertuig in een door de voertuigfabrikant beheerde centrale databank worden opgeslagen, onafhankelijke reparatiebedrijven gratis toegang krijgen tot deze gegevens en in staat worden gesteld om gegevens over de door hen uitgevoerde reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in te voeren.

    40

    Uit voormelde bepalingen vloeit in de eerste plaats voort dat de bij verordening 2018/858 aan voertuigfabrikanten opgelegde verplichtingen verschillen naargelang van de hoedanigheid van de begunstigde van deze verplichtingen, hetgeen bij voorbaat uitsluit dat op alle onafhankelijke marktdeelnemers één vast bedrag wordt toegepast voor de vergoeding die in rekening wordt gebracht voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen. Daartoe moeten voertuigfabrikanten met name in aanmerking nemen welk gebruik de verschillende onafhankelijke marktdeelnemers van die informatie maken in verband met hun commerciële activiteiten.

    41

    Deze grammaticale uitlegging is overigens in overeenstemming met het algemene gelijkheidsbeginsel, dat niet alleen vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend worden behandeld, maar ook dat verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is (arresten van 19 oktober 1977, Ruckdeschel e.a., 117/76 en 16/77, EU:C:1977:160, punt 7; 16 december 2008, Arcelor Atlantique et Lorraine e.a., C‑127/07, EU:C:2008:728, punt 23, en 17 december 2020, Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a., C‑336/19, EU:C:2020:1031, punt 85 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    42

    Zoals Peugeot en PSA in wezen hebben opgemerkt, bevinden uitgevers van technische informatie en onafhankelijke reparateurs zich niet in een vergelijkbare situatie uit het oogpunt van het voorwerp en het doel van verordening 2018/858. Het algemene gelijkheidsbeginsel staat er bijgevolg aan in de weg dat deze verordening aldus wordt uitgelegd dat zij een uniforme berekeningsmethode voorschrijft voor de toegang van alle onafhankelijke marktdeelnemers tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen.

    43

    In de tweede plaats blijkt uit de bewoordingen van geen van de in de punten 37 en 38 van dit arrest genoemde bepalingen dat voertuigfabrikanten zich bij de berekening van de vergoeding voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie uitsluitend moeten baseren op de kosten die zij moeten maken om toegang tot die informatie te verlenen, waartoe zij krachtens verordening 2018/858 verplicht zijn. De enige voorwaarde die is vastgesteld in artikel 63, lid 1, van verordening 2018/858, gelezen in het licht van overweging 52 van deze verordening, is immers dat die vergoeding redelijk en evenredig is, zodat het bedrag ervan onafhankelijke marktdeelnemers niet ontmoedigt om toegang te krijgen tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen, omdat anders het nuttig effect wordt ontnomen aan de met die verordening nagestreefde doelstelling, die erin bestaat marktdeelnemers in staat te stellen om met de erkende dealers en reparateurs te concurreren op de markt voor de reparatie en het onderhoud van voertuigen.

    44

    Gelet op een en ander dient op de derde en de vierde prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 63 van verordening 2018/858, gelezen in het licht van overweging 52 van deze verordening en het gelijkheidsbeginsel, aldus moet worden uitgelegd dat het in dat artikel gebezigde begrip „evenredige en redelijke vergoeding” voertuigfabrikanten verplicht om rekening te houden met de commerciële activiteiten in het kader waarvan de verschillende onafhankelijke marktdeelnemers de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen gebruiken, en hun toestaat om kosten in rekening te brengen die verder gaan dan enkel de kosten die zij moeten maken om die marktdeelnemers toegang te verlenen tot die informatie, waartoe zij krachtens die verordening verplicht zijn, mits deze vergoedingen niet ontmoedigend werken.

    Kosten

    45

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

     

    1)

    De artikelen 61 en 63 van verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van richtlijn 2007/46/EG, gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, punt 4, en lid 2, en afdeling 1 van bijlage XI bij die verordening,

    moeten aldus worden uitgelegd dat:

    zij van toepassing zijn op voertuigmodellen waarvoor goedkeuring is verleend op grond van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie.

     

    2)

    Artikel 61, lid 1, van verordening 2018/858

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    de bij deze bepaling aan voertuigfabrikanten opgelegde verplichting om onbeperkte, gestandaardiseerde en niet-discriminerende toegang te verlenen tot de in artikel 3, punt 48, van die verordening gedefinieerde reparatie- en onderhoudsinformatie van motorvoertuigen de verplichting omvat om uitgevers van technische informatie toe te staan deze informatie te verwerken en te exploiteren voor hun activiteiten in de aftermarkettoeleveringsketen, zonder hen daarbij te onderwerpen aan andere dan de in voormelde verordening vastgestelde voorwaarden.

     

    3)

    Artikel 63 van verordening 2018/858, gelezen in het licht van overweging 52 van deze verordening en het gelijkheidsbeginsel,

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    het in dat artikel gebezigde begrip „evenredige en redelijke vergoeding” voertuigfabrikanten verplicht om rekening te houden met de commerciële activiteiten in het kader waarvan de verschillende onafhankelijke marktdeelnemers de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen gebruiken, en hun toestaat om kosten in rekening te brengen die verder gaan dan enkel de kosten die zij moeten maken om die marktdeelnemers toegang te verlenen tot die informatie, waartoe zij krachtens die verordening verplicht zijn, mits deze vergoedingen niet ontmoedigend werken.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Duits.

    Top