EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CJ0263

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 8 september 2022.
Asociación Multisectorial de Empresas de la Electrónica, las Tecnologías de la Información y la Comunicación, de las Telecomunicaciones y de los contenidos Digitales (Ametic) tegen Administración General del Estado e.a.
Verzoek van de Tribunal Supremo om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 5, lid 2, onder b) – Uitsluitend reproductierecht – Uitzondering – Kopieën voor privégebruik – Vergoeding – Vrijstelling ex ante – Vrijstellingscertificaat afgegeven door een privaatrechtelijke entiteit die onder uitsluitende zeggenschap staat van auteursrechtenorganisaties – Controlebevoegdheden van deze entiteit.
Zaak C-263/21.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:644

 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

8 september 2022 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 5, lid 2, onder b) – Uitsluitend reproductierecht – Uitzondering – Kopieën voor privégebruik – Vergoeding – Vrijstelling ex ante – Vrijstellingscertificaat afgegeven door een privaatrechtelijke entiteit die onder uitsluitende zeggenschap staat van auteursrechtenorganisaties – Controlebevoegdheden van deze entiteit”

In zaak C‑263/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) bij beslissing van 17 maart 2021, ingekomen bij het Hof op 23 april 2021, in de procedure

Asociación Multisectorial de Empresas de la Electrónica, las Tecnologías de la Información y la Comunicación, de las Telecomunicaciones y de los Contenidos Digitales (Ametic)

tegen

Administración del Estado,

Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA),

Asociación para el Desarrollo de la Propiedad Intelectual (ADEPI),

Artistas Intérpretes o Ejecutantes, Sociedad de Gestión de España (AIE),

Artistas Intérpretes, Entidad de Gestión de Derechos de Propiedad Intelectual (AISGE),

Ventanilla Única Digital,

Derechos de Autor de Medios Audiovisuales (DAMA),

Centro Español de Derechos Reprográficos (CEDRO),

Asociación de Gestión de Derechos Intelectuales (AGEDI),

Sociedad General de Autores y Editores (SGAE),

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, I. Jarukaitis, M. Ilešič, D. Gratsias (rapporteur) en Z. Csehi, rechters,

advocaat-generaal: A. M. Collins,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Asociación Multisectorial de Empresas de la Electrónica, las Tecnologías de la Información y la Comunicación, de las Telecomunicaciones y de los Contenidos Digitales (Ametic), vertegenwoordigd door A. González García, M. Magide Herrero, R. Sánchez Aristi en D. Sarmiento Ramírez-Escudero, abogados,

Asociación para el Desarrollo de la Propiedad Intelectual (ADEPI), vertegenwoordigd door J.J. Marín López, abogado,

Artistas Intérpretes o Ejecutantes, Sociedad de Gestión de España (AIE), vertegenwoordigd door J. A. Hernández-Pinzón García, abogado,

Artistas Intérpretes, Entidad de Gestión de Derechos de Propiedad Intelectual (AISGE), vertegenwoordigd door J.M. Montes Relazón, abogado,

Ventanilla Única Digital, vertegenwoordigd door J.J. Marín López, abogado,

Derechos de Autor de Medios Audiovisuales (DAMA), vertegenwoordigd door R. Gómez Cabaleiro, abogado,

Centro Español de Derechos Reprográficos (CEDRO), vertegenwoordigd door I. Aramburu Muñoz en J. de Fuentes Bardají, abogados,

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door L. Aguilera Ruiz als gemachtigde,

de Franse regering, vertegenwoordigd door A. Daniel en A.‑L. Desjonquères als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door É. Gippini Fournier en J. Samnadda als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10) en de algemene beginselen van het recht van de Unie.

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Asociación Multisectorial de Empresas de la Electrónica, las Tecnologías de la Información y la Comunicación, de las Telecomunicaciones y de los Contenidos Digitales (Ametic), enerzijds, en Administración del Estado (nationale overheid, Spanje), Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA), Asociación para el Desarrollo de la Propiedad Intelectual (ADEPI), Artistas Intérpretes o Ejecutantes, Sociedad de Gestión de España (AIE), Artistas Intérpretes, Entidad de Gestión de Derechos de Propiedad Intelectual (AISGE), Ventanilla Única Digital, Derechos de Autor de Medios Audiovisuales (DAMA), Centro Español de Derechos Reprográficos (CEDRO), Asociación de Gestión de Derechos Intelectuales (AGEDI) en Sociedad General de Autores y Editores (SGAE), anderzijds, met betrekking tot een verzoek tot nietigverklaring van een aantal bepalingen van Real Decreto 1398/2018 por el que se desarrolla el artículo 25 del texto refundido de la Ley de Propiedad Intelectual, aprobado por el Real Decreto Legislativo 1/1996, de 12 de abril, en cuanto al sistema de compensación equitativa por copia privada (koninklijk besluit 1398/2018 tot uitvoering van artikel 25 van de geconsolideerde tekst van de wet op de intellectuele eigendom, vastgesteld bij koninklijk wetgevend besluit 1/1996 van 12 april 1996, wat betreft het stelsel van billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik), van 23 november 2018 (BOE nr. 298 van 11 december 2018, blz. 121354).

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Richtlijn 2001/29

3

De overwegingen 31, 35 en 38 van richtlijn 2001/29 luiden als volgt:

„(31)

Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. […]

[…]

(35)

Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende handeling. In gevallen waarin de rechthebbenden reeds betaling in een andere vorm hebben ontvangen, bijvoorbeeld als onderdeel van een licentierecht, is eventueel geen specifieke of afzonderlijke betaling nodig. Bij de bepaling van het niveau van de billijke compensatie dient ten volle rekening te worden gehouden met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de in deze richtlijn bedoelde technische voorzieningen. In bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn, is het mogelijk dat geen betalingsverplichting ontstaat.

[…]

(38)

Het moet de lidstaten worden toegestaan om ten aanzien van bepaalde vormen van reproductie van geluidsmateriaal, beeldmateriaal en audiovisueel materiaal voor privégebruik, in een beperking of restrictie op het reproductierecht te voorzien, welke gepaard gaat met een billijke compensatie. Dit kan de invoering of verdere toepassing omvatten van vergoedingsstelsels om het nadeel voor de rechthebbenden te compenseren. […]”

4

Artikel 2 („Reproductierecht”) van deze richtlijn bepaalt:

„De lidstaten voorzien ten behoeve van:

a)

auteurs, met betrekking tot hun werken,

b)

uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,

c)

producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,

d)

producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en

e)

omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.”

5

Artikel 5 („Beperkingen en restricties”) van die richtlijn bepaalt in de leden 2 en 5:

„2.   De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:

[…]

b)

de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;

[…]

5.   De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.”

Richtlijn 2014/26

6

In de overwegingen 2, 14 en 26 van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (PB 2014, L 84, blz. 72) staat te lezen:

„(2)

[…] Het beheer van auteursrechten en naburige rechten omvat de verlening van licenties aan gebruikers, de controle op gebruikers, het toezicht op het gebruik van rechten, de handhaving van auteursrechten en naburige rechten, de inning van inkomsten op grond van de exploitatie van rechten en de uitkering van de verschuldigde bedragen aan de rechthebbenden. Collectieve beheerorganisaties maken het mogelijk dat rechthebbenden worden vergoed voor vormen van gebruik die zij niet zelf zouden kunnen beheren of handhaven, bijvoorbeeld op niet-binnenlandse markten.

[…]

(14)

Deze richtlijn verplicht collectieve beheerorganisaties echter niet een bepaalde rechtsvorm aan te nemen. In de praktijk zijn die organisaties in verschillende rechtsvormen actief, zoals verenigingen, coöperatieve vennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die onder zeggenschap staan of eigendom zijn van houders van auteursrechten en naburige rechten of entiteiten die dergelijke rechthebbenden vertegenwoordigen. In enkele uitzonderlijke gevallen is er vanwege de rechtsvorm van een collectieve beheerorganisatie echter geen sprake van eigendom of zeggenschap. Dit is bijvoorbeeld het geval met stichtingen, die geen leden hebben. De bepalingen van deze richtlijn gelden echter ook voor die organisaties. […]

[…]

(26)

Collectieve beheerorganisaties innen, beheren en verdelen inkomsten uit de exploitatie van aan hen door rechthebbenden toevertrouwde rechten. Deze inkomsten zijn uiteindelijk verschuldigd aan de rechthebbenden, die een rechtstreekse juridische band met de organisatie kunnen hebben, of vertegenwoordigd kunnen worden via een entiteit die lid is van de collectieve beheerorganisatie of via een vertegenwoordigingsovereenkomst. […]”

7

Volgens artikel 1 worden in deze richtlijn voorschriften vastgesteld die nodig zijn om het goed functioneren van het beheer van auteursrechten en naburige rechten door collectieve beheerorganisaties zeker te stellen.

8

Artikel 3 van die richtlijn bevat de volgende definities:

„In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

‚collectieve beheerorganisatie’: iedere organisatie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrecht of naburige rechten in verband met auteursrecht te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden, en die aan een of beide van de onderstaande criteria voldoet:

i)

ze is eigendom van of staat onder zeggenschap van haar leden;

ii)

ze treedt op zonder winstoogmerk;

[…]

d)

‚lid’: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de lidmaatschapscriteria van de collectieve beheerorganisatie en door de collectieve beheerorganisatie is toegelaten;

[…]

h)

‚rechteninkomsten’: door een collectieve beheerorganisatie namens rechthebbenden geïnde inkomsten, hetzij voortvloeiend uit een exclusief recht, een recht op vergoeding of een recht op schadeloosstelling;

[…]”

Spaans recht

Wet op de intellectuele eigendom

9

Artikel 25 („Billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik”) van de Ley de Propiedad Intelectual (wet op de intellectuele eigendom), in de geconsolideerde versie die is goedgekeurd bij Real Decreto Legislativo 1/1996, por el que se aprueba el texto refundido de la Ley de Propiedad Intelectual, regularizando, aclarando y armonizando las disposiciones legales vigentes sobre la materia (koninklijk wetgevend besluit 1/1996 tot vaststelling van de geconsolideerde tekst van de wet op de intellectuele eigendom en tot regularisatie, verduidelijking en harmonisatie van de geldende wettelijke bepalingen op dit gebied), van 12 april 1996 (BOE nr. 97 van 22 april 1996, blz. 14369), zoals gewijzigd bij Real Decreto-ley 12/2017 (koninklijk wetsbesluit 12/2017) van 3 juli 2017 (BOE nr. 158 van 4 juli 2017, blz. 56444) (hierna: „wet op de intellectuele eigendom”), bepaalt:

„1.   Wanneer uitsluitend voor privé-, niet-beroepsmatig of niet-zakelijk gebruik en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, overeenkomstig artikel 31, leden 2 en 3, door middel van technische niet-typografische apparaten of installaties reproducties worden vervaardigd van werken die openbaar zijn gemaakt in de vorm van boeken of bij koninklijk besluit daarmee gelijkgestelde publicaties, alsmede van fonogrammen, videogrammen of andere geluids-, beeld- of audiovisuele dragers, dient bij elk van de drie voornoemde wijzen van reproductie een billijke en eenmalige compensatie te worden betaald die is bedoeld om de schade die de betalingsgerechtigden lijden als gevolg van de op basis van de wettelijke beperking inzake het kopiëren voor privégebruik vervaardigde reproducties, op passende wijze te vergoeden. Die compensatie wordt voor elke wijze van reproductie vastgesteld naargelang van de installaties, apparaten en materiële dragers waarmee de reproductie kan worden vervaardigd en die in Spanje zijn geproduceerd of in het buitenland zijn aangekocht om in Spanje op commerciële basis te worden gedistribueerd of te worden gebruikt.

[…]

3.   De in Spanje gevestigde fabrikanten die optreden als commerciële distributeurs, alsook de personen die de in lid 1 bedoelde installaties, apparaten en materiële dragers buiten Spanje aankopen om deze in Spanje op commerciële basis te distribueren of te gebruiken, zijn gehouden tot betaling van deze compensatie.

Bovendien zijn de distributeurs, groot- en kleinhandelaren die deze installaties, apparaten en materiële dragers naderhand kopen hoofdelijk met de betalingsplichtigen waarvan zij deze hebben gekocht, gehouden tot betaling van de compensatie, tenzij zij aantonen dat zij die compensatie daadwerkelijk aan de betalingsplichtigen hebben betaald.

De distributeurs, groot- en kleinhandelaren die deze installaties, apparaten en materiële dragers naderhand kopen, kunnen overeenkomstig de bij koninklijk besluit geregelde procedure tot verwezenlijking van de billijke compensatie aan de beheerorganisaties teruggave vragen van de bedoelde compensatie wanneer installaties, apparaten en materiële dragers voor reproductie zijn verkocht aan personen die een vrijstelling genieten overeenkomstig lid 7.

[…]

7.   De volgende aankopen van installaties, apparaten en materiële dragers voor reproductie zijn vrijgesteld van de betaling van compensatie:

[…]

b)

aankopen door rechtspersonen of natuurlijke personen die optreden als eindgebruikers en die aantonen dat de aangekochte installaties, apparaten of materiële dragers uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en mits deze niet, rechtens of feitelijk, ter beschikking van privégebruikers zijn gesteld en duidelijk voor andere doeleinden dan voor het maken van privékopieën zijn bestemd, hetgeen zij tegenover de betalingsplichtigen en, in voorkomend geval, tegenover de hoofdelijk gehouden personen moeten aantonen door middel van een certificaat dat is afgegeven door de in lid 10 bedoelde rechtspersoon;

[…]

8.   Natuurlijke personen of rechtspersonen die niet van de betaling van compensatie zijn vrijgesteld, kunnen om terugbetaling van de compensatie verzoeken indien:

a)

zij optreden als eindgebruikers en aantonen dat de aangekochte installaties, apparaten of materiële dragers uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en mits deze niet, rechtens of feitelijk, ter beschikking van privégebruikers zijn gesteld en duidelijk voor andere doeleinden dan voor het maken van privékopieën zijn bestemd;

[…]

10.   De organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten zorgen voor de oprichting (overeenkomstig de toepasselijke regelgeving), het beheer en de financiering van een rechtspersoon die als vertegenwoordiger van al deze organisaties de volgende taken vervult:

a)

het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen;

b)

de ontvangst en de daaropvolgende toezending aan de beheerorganisaties van de periodieke lijsten van installaties, apparaten en dragers voor reproductie waarvoor een compensatie dient te worden betaald, waarbij die lijsten door de betalingsplichtigen en, in voorkomend geval, de hoofdelijk gehouden personen worden opgesteld in het kader van de bij koninklijk besluit vastgestelde procedure tot verwezenlijking van de compensatie;

c)

het standaardbericht van facturering.

11.   De betalingsplichtigen en de hoofdelijk gehouden personen geven de rechtspersoon die overeenkomstig het vorige lid door de beheerorganisatie is opgericht, toestemming om toezicht te houden op de aan- en verkopen waarvoor de billijke compensatie moet worden betaald, alsmede op de aan- en verkopen die onder de in lid 7 bedoelde vrijstellingen vallen. Evenzo moeten de personen die een vrijstellingscertificaat hebben verkregen, op verzoek van voornoemde rechtspersoon de informatie verstrekken die nodig is om na te gaan of nog steeds is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling.

12.   […]

[…] [H]et ministerie van Onderwijs, Cultuur en Sport beslecht geschillen die hem worden voorgelegd in verband met de weigering van de genoemde rechtspersoon om vrijstellingscertificaten als bedoeld in lid 7, onder b) en c), af te geven en de in lid 8 bedoelde vorderingen tot terugbetaling van de billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik in te willigen.”

10

De enige aanvullende bepaling van koninklijk wetsbesluit 12/2017 luidt:

„1. De organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten moeten binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit koninklijk wetsbesluit de rechtspersoon als bedoeld in artikel 25, lid 10, […] van de wet op de intellectuele eigendom oprichten.

2. Geen enkele van de beheerorganisaties kan alleen controle uitoefenen op de besluiten van die rechtspersoon.

[…]”

Koninklijk besluit 1398/2018

11

Artikel 3 van koninklijk besluit 1398/2018 luidt:

„In dit koninklijk besluit wordt verstaan onder:

a) vrijstellingscertificaat: elk van de in artikel 25, lid 7, onder a) tot en met c), […] van de wet op de intellectuele eigendom bedoelde certificaten, waarvan de volgende personen houder kunnen zijn:

[…]

rechtspersonen of natuurlijke personen die optreden als eindgebruikers en die aantonen dat de door hen aangekochte installaties, apparaten of materiële dragers uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en mits deze niet, rechtens of feitelijk, ter beschikking van privégebruikers zijn gesteld en duidelijk voor andere doeleinden dan voor het maken van privékopieën zijn bestemd;

[…]”

12

Artikel 10 („Procedure voor het verkrijgen en gebruiken van het vrijstellingscertificaat”) van koninklijk besluit 1398/2018 bepaalt:

„1.   Om het vrijstellingscertificaat als bedoeld in artikel 3, onder a), 2°, te verkrijgen, moet de betrokkene aan de rechtspersoon [als bedoeld in artikel 25, lid 10, van de wet op de intellectuele eigendom] een aanvraag toezenden, die bij voorkeur elektronisch moet worden ondertekend en die de volgende gegevens moet bevatten:

a)

fiscaal identificatienummer, namen en voornamen of firmanaam;

b)

vermelding van het statutair doel of een opgave van de activiteit van de aanvrager;

c)

verklaring, onder verantwoordelijkheid van de aanvrager, betreffende de volgende aspecten:

de regeling voor het gebruik van de aan te schaffen installaties, apparaten en materiële dragers, die uitsluitend moeten zijn bestemd voor beroepsdoeleinden en duidelijk niet zijn bestemd voor het maken van kopieën voor privégebruik;

het feit dat hij deze installaties, apparaten en materiële dragers feitelijk noch rechtens ter beschikking stelt van particuliere gebruikers;

het feit dat hij zich onderwerpt aan de controlebevoegdheden die bij artikel 25, lid 11, […] van de wet op de intellectuele eigendom aan de rechtspersoon zijn verleend.

d)

indien de aanvrager werknemers in dienst heeft aan wie hij de aan te schaffen installaties, apparaten of materiële dragers ter beschikking stelt, een verklaring dat deze werknemers onder zijn verantwoordelijkheid kennis hebben van de volgende informatie:

dat de installaties, apparaten of materiële dragers die hun door hun werkgever voor de uitoefening van hun taken ter beschikking worden gesteld, uitsluitend voor dat doel mogen worden gebruikt;

dat deze installaties, apparaten of materiële dragers niet voor privédoeleinden mogen worden gebruikt.

2.   De rechtspersoon stelt op zijn website een gestandaardiseerde modelaanvraag voor een vrijstellingscertificaat ter beschikking die voldoet aan de in het vorige lid vastgestelde voorwaarden.

[…]

4.   Zodra een aanvraag voor de afgifte van een vrijstellingscertificaat is ontvangen, beschikt de rechtspersoon over 15 werkdagen om het certificaat toe te kennen of te weigeren en zijn besluit aan de aanvrager mee te delen.

5.   De rechtspersoon kan de afgifte van het certificaat slechts weigeren in de volgende gevallen:

a)

wanneer de aanvraag niet alle krachtens dit artikel vereiste gegevens bevat;

b)

wanneer de verklaringen in verband met de aansprakelijkheid niet in overeenstemming zijn met de vereisten van dit artikel;

c)

wanneer het vrijstellingscertificaat van de aanvrager voorheen is ingetrokken, tenzij de redenen voor de intrekking niet langer bestaan.

In de gevallen bedoeld onder a) en b) hierboven verleent de rechtspersoon de aanvrager vooraf een termijn van zeven werkdagen om zijn aanvraag in orde te brengen.

Het besluit tot weigering wordt aan de aanvrager meegedeeld en voldoende gemotiveerd, waarbij deze bovendien op de hoogte wordt gesteld van het recht om binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de weigering beroep in te stellen bij het ministerie van Cultuur en Sport op grond van artikel 25, lid 12, […] van de wet op de intellectuele eigendom.

[…]

10.   Wanneer personen die vrijstelling genieten niet over een certificaat beschikken, kunnen zij gebruikmaken van de terugbetalingsprocedure.”

13

Artikel 11 („Procedure voor de terugbetaling van de compensatie”) van koninklijk besluit 1398/2018 is geformuleerd als volgt:

„1.   De aanvraag om terugbetaling van de compensatie wordt aan de rechtspersoon toegezonden. Deze aanvraag moet worden ondertekend, bij voorkeur elektronisch, en de volgende informatie bevatten:

a)

fiscaal identificatienummer, namen en voornamen of firmanaam;

b)

vermelding van het statutair doel of een opgave van de activiteit van de aanvrager;

c)

kopie van de aankoopfactuur voor installaties, apparaten of materiële dragers;

d)

verklaring, onder verantwoordelijkheid van de aanvrager, betreffende de volgende aspecten:

het feit dat de aangekochte installaties, apparaten of materiële dragers uitsluitend worden gebruikt voor beroepsdoeleinden en duidelijk niet voor het maken van kopieën voor privégebruik;

het feit dat hij deze installaties, apparaten en materiële dragers feitelijk noch rechtens ter beschikking heeft gesteld van particuliere gebruikers;

het feit dat hij zich onderwerpt aan de controlebevoegdheden die bij artikel 25, lid 11, […] van de wet op de intellectuele eigendom aan de rechtspersoon zijn verleend.

e)

indien de aanvrager werknemers in dienst heeft aan wie hij de aangekochte installaties, apparaten of materiële dragers ter beschikking heeft gesteld, een verklaring dat deze werknemers onder zijn verantwoordelijkheid kennis hebben van de volgende informatie:

dat de installaties, apparaten of materiële dragers die hun door hun werkgever voor de uitoefening van hun beroep ter beschikking worden gesteld, uitsluitend voor dat doel mogen worden gebruikt;

dat deze installaties, apparaten of materiële dragers niet voor privédoeleinden mogen worden gebruikt.

2.   De rechtspersoon stelt op zijn website een gestandaardiseerde modelaanvraag voor terugbetaling ter beschikking die voldoet aan de in het vorige lid vastgestelde voorwaarden.

3.   De rechtspersoon beschikt over een termijn van een maand vanaf de ontvangst van de aanvraag om de nodige controles uit te voeren om vast te stellen of recht op terugbetaling bestaat en de aanvrager in kennis te stellen van zijn beslissing.

[…]

5.   De rechtspersoon kan de terugbetaling van de compensatie slechts weigeren in de volgende gevallen:

a)

indien de aanvraag tot terugbetaling niet alle krachtens dit artikel vereiste gegevens bevat;

b)

wanneer de verklaringen in verband met de aansprakelijkheid niet in overeenstemming zijn met de vereisten van dit artikel;

c)

wanneer het bedrag van de aanvraag tot terugbetaling lager is dan het bedrag bedoeld in artikel 25, lid 8, voorlaatste alinea, […] van de wet op de intellectuele eigendom, behoudens de in dat artikel bepaalde uitzondering;

d)

wanneer na onderzoek van de aanvraag het bestaan van het recht op terugbetaling niet is aangetoond.

In de gevallen bedoeld onder a) en b) hierboven wordt aan de aanvrager een termijn van zeven werkdagen verleend om zijn aanvraag in orde te brengen.

Het besluit tot weigering wordt aan de aanvrager meegedeeld en voldoende gemotiveerd, waarbij deze bovendien op de hoogte wordt gesteld van het recht om binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de weigering beroep in te stellen bij het ministerie van Cultuur en Sport op grond van artikel 25, lid 12, […] van de wet op de intellectuele eigendom.”

14

Artikel 12 van koninklijk besluit 1398/2018 bepaalt:

„1.   De beheerorganisaties en de rechtspersoon eerbiedigen het vertrouwelijke karakter van alle informatie waarvan zij in de uitoefening van hun taken kennisnemen; bij de verwerking van deze informatie moeten in ieder geval de voorschriften inzake vrijwaring van de mededinging en gegevensbescherming in acht worden genomen.

2.   De betalingsplichtigen, distributeurs en houders van vrijstellingscertificaten kunnen zich niet beroepen op het in artikel 32, lid 1, van de Código de Comercio [(wetboek van koophandel)] bedoelde geheime karakter van de bedrijfsboekhouding in het kader van controles die de rechtspersoon verricht krachtens de bevoegdheden die hem zijn verleend bij artikel 25, lid 11, […] van de wet op de intellectuele eigendom.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

15

Ametic, verzoekster in het hoofdgeding, is een vereniging van fabrikanten, handelaren en distributeurs in de sector informatie- en communicatietechnologie, die onder meer actief is in de handel in installaties, apparaten en materiële dragers voor reproductie die onderhevig zijn aan de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik. Met haar beroep bij de verwijzende rechter, de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje), verzoekt Ametic met name om nietigverklaring van een aantal bepalingen van koninklijk besluit 1398/2018, waaronder de artikelen 3 en 10. Dit koninklijk besluit regelt de toepassing van artikel 25 van de wet op de intellectuele eigendom, dat is vastgesteld naar aanleiding van het arrest van 9 juni 2016, EGEDA e.a. (C‑470/14, EU:C:2016:418). In dat arrest was artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 aldus uitgelegd dat het zich verzette tegen het oude stelsel van billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, dat ten laste was van de algemene staatsbegroting.

16

Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing heeft de Spaanse wetgever met dat artikel 25 een compensatieregeling inzake het kopiëren voor privégebruik ingevoerd ten gunste van de auteursrechthebbenden in het geval van reproductie, uitsluitend voor privégebruik, van beschermde werken door middel van niet-typografische apparaten of installaties.

17

De verwijzende rechter stelt in wezen vast dat de personen die op het Spaanse grondgebied installaties produceren of distribueren die kunnen worden gebruikt voor de reproductie van beschermde werken krachtens artikel 25, lid 3, van de wet op de intellectuele eigendom gehouden zijn tot betaling van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik. Die fabrikanten en distributeurs kunnen het aan compensatie betaalde bedrag doorrekenen aan hun afnemers, groot- of kleinhandelaren, die het in voorkomend geval kunnen doorrekenen aan de eindgebruikers.

18

Deze rechter wijst er verder op dat overeenkomstig artikel 25, lid 7, onder b), van deze wet de aanschaf van installaties, apparaten en dragers voor reproductie door natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als eindgebruiker, van meet af aan is vrijgesteld van de betaling van compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, indien deze personen het bewijs leveren dat de aangekochte installaties, apparaten of dragers uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en mits deze niet, rechtens of feitelijk, ter beschikking van privégebruikers zijn gesteld en duidelijk voor andere doeleinden dan voor het maken van privékopieën zijn bestemd. Dit bewijs moet worden geleverd door middel van een certificaat, dat is afgegeven door een rechtspersoon die overeenkomstig artikel 25, lid 10, van die wet is opgericht door de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten en die, als vertegenwoordiger van die organisaties, de betalingsvrijstellingen en terugbetalingen inzake de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik beheert.

19

De betrokkenen die niet in het bezit zijn van een dergelijk certificaat, moeten op het moment van de aankoop de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik betalen. Indien zij evenwel kunnen bewijzen dat de aangeschafte installaties, apparaten of dragers voor reproductie uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt en deze niet ter beschikking van privégebruikers zijn gesteld en duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik zijn bestemd, kunnen zij die rechtspersoon verzoeken om terugbetaling van de compensatie die zij tevoren hebben betaald.

20

De verwijzende rechter voegt hieraan toe dat de distributeurs en de groot- en kleinhandelaren die de betrokken goederen naderhand kopen, de beheerorganisaties kunnen verzoeken om terugbetaling van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik die zij tevoren hebben betaald naar aanleiding van hun verkopen aan de houders van een vrijstellingscertificaat.

21

In artikel 3, onder a), van koninklijk besluit 1398/2018 wordt het vrijstellingscertificaat omschreven als het certificaat waarvan met name de in artikel 25, lid 7, onder b), van de wet op de intellectuele eigendom bedoelde personen houder kunnen zijn. Artikel 10 van dat koninklijk besluit regelt de procedure voor de verkrijging en het gebruik van dat vrijstellingscertificaat.

22

Voorts merkt de verwijzende rechter op dat overeenkomstig artikel 25, lid 11, van de wet op de intellectuele eigendom en artikel 12 van genoemd koninklijk besluit tot uitvoering van die bepaling, de rechtspersoon gemachtigd is om mededeling te eisen van de informatie die nodig is voor de uitoefening van de controlebevoegdheden die hem zijn toegekend in het kader van zijn taken met betrekking tot het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen inzake de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, en dat de marktdeelnemers zich bij dergelijke controles niet kunnen beroepen op het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding waarin is voorzien in het nationale recht.

23

De verwijzende rechter wijst erop dat de rechtspersoon die het systeem van vrijstellingen beheert via de toekenning van certificaten – die de activiteiten van de entiteit die over een dergelijk certificaat beschikt in aanzienlijke mate vergemakkelijken – alsmede het systeem van terugbetalingen beheert, onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten, te weten entiteiten die uitsluitend de belangen behartigen van de personen die recht hebben op de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik. Dit feit zou de beslissingen van die rechtspersoon kunnen beïnvloeden wat de toekenning van vrijstellingscertificaten of van terugbetalingen in elk specifiek geval betreft. Bovendien maakt dit „onevenwichtige of asymmetrische” karakter van het systeem volgens de verwijzende rechter mogelijk inbreuk op het beginsel van gelijkheid voor de wet, te meer daar het van deze rechtspersoon afhangt of de bij de aanschaf van installaties, apparaten en dragers voor reproductie te volgen stappen eenvoudiger kunnen worden gemaakt. De verwijzende rechter geeft aan dat zijn twijfels nog worden versterkt door het feit dat de betrokken rechtspersoon op het gebied van controle beschikt over exorbitante bevoegdheden op grond waarvan hij informatie over de activiteiten van de betrokkenen kan opvragen. Deze bevoegdheden reiken zo ver dat de betrokken marktdeelnemer zich zelfs niet kan verweren met een beroep op het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding. Dat de besluiten van deze rechtspersoon kunnen worden aangevochten bij het ministerie van Cultuur en Sport, waarvan de besluiten zelf vatbaar zijn voor beroep in rechte, lijkt hem onvoldoende om de moeilijkheden weg te nemen die zijns inziens voortvloeien uit de manier waarop die rechtspersoon is samengesteld.

24

In deze omstandigheden heeft de Tribunal Supremo de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Is de wijze waarop de in lid 10 van het nieuwe artikel 25 van de wet op de intellectuele eigendom bedoelde rechtspersoon is samengesteld verenigbaar met richtlijn [2001/29] of, meer in het algemeen, met de algemene beginselen van het Unierecht?

2)

Is het verenigbaar met richtlijn [2001/29] of met de algemene beginselen van het Unierecht, dat de nationale wetgeving die rechtspersoon de bevoegdheid verleent om informatie op te vragen, waaronder informatie over de boekhouding, van diegenen die verzoeken om afgifte van een certificaat inzake vrijstelling van de verplichting tot betaling van de billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

Ontvankelijkheid

25

ADEPI, Ventanilla Única Digital en DAMA betogen dat de eerste vraag niet-ontvankelijk is omdat de verwijzende rechter niet aangeeft van welke bepaling van richtlijn 2001/29 of van welke algemene Unierechtelijke beginselen hij uitlegging verlangt.

26

In dit verband moet worden vastgesteld dat de verwijzende rechter met zijn eerste vraag, louter gelet op de bewoordingen ervan, het Hof verzoekt om te beoordelen of een nationale bepaling verenigbaar is met het Unierecht, in casu richtlijn 2001/29 en de algemene Unierechtelijke beginselen, zonder te verduidelijken om welke bepalingen en beginselen het gaat. Het Hof heeft herhaaldelijk geoordeeld dat het in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties niet aan het Hof staat om te beoordelen of een nationale wettelijke regeling verenigbaar is met het Unierecht (zie in die zin arrest van 6 oktober 2015, Consorci Sanitari del Maresme, C‑203/14, EU:C:2015:664, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27

Er zij evenwel aan herinnerd dat het Hof in het kader van deze bij artikel 267 VWEU ingestelde samenwerkingsprocedure tot taak heeft de nationale rechter een antwoord te geven dat nuttig is voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding. Daartoe dient het Hof de hem voorgelegde vragen in voorkomend geval te herformuleren. Het Hof heeft immers tot taak alle Unierechtelijke bepalingen uit te leggen die noodzakelijk zijn voor de beslechting van bij de nationale rechterlijke instanties aanhangige gedingen, ook wanneer die bepalingen niet uitdrukkelijk worden genoemd in de door die rechterlijke instanties gestelde vragen (arrest van 19 december 2019, Nederlands Uitgeversverbond en Groep Algemene Uitgevers, C‑263/18, EU:C:2019:1111, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

28

Het Hof kan daartoe uit alle door de nationale rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de elementen van Unierecht putten die, gelet op het voorwerp van het hoofdgeding, uitlegging behoeven (arrest van 19 december 2019, Nederlands Uitgeversverbond en Groep Algemene Uitgevers, C‑263/18, EU:C:2019:1111, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29

In casu blijkt ondubbelzinnig uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat het hoofdgeding betrekking heeft op het Spaanse systeem van inning van de compensatie inzake het kopiëren voor privégebruik, aangezien bij de verwijzende rechter een vordering is ingesteld tot nietigverklaring van een aantal bepalingen van koninklijk besluit 1398/2018, dat uitvoering geeft aan artikel 25 van de wet op de intellectuele eigendom, waarbij laatstgenoemd artikel met name voorziet in de oprichting van een rechtspersoon die belast is met het beheer van het systeem van compensatie inzake het kopiëren voor privégebruik. Richtlijn 2001/29 bevat slechts één bepaling over een dergelijke compensatie, te weten artikel 5, lid 2, onder b).

30

Bovendien verwijst de nationale rechter uitdrukkelijk naar het beginsel van gelijkheid tussen de betalingsplichtigen en de betalingsgerechtigden wat de compensatie betreft, aan de hand waarvan hij de rechtmatigheid van de voor hem in geding zijnde bepalingen moet onderzoeken, zonder melding te maken van enig ander algemeen Unierechtelijk beginsel dat naar zijn mening uitlegging behoeft.

31

In die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de eerste vraag zodanige tekortkomingen vertoont dat het Hof de verwijzende rechter geen nuttig antwoord kan geven.

32

Deze vraag is dus ontvankelijk.

Ten gronde

33

Gelet op de overwegingen in de punten 27 tot en met 30 van dit arrest dient de eerste vraag aldus te worden opgevat dat de verwijzende rechter in essentie wenst te vernemen of artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling krachtens welke een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten, wordt belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik.

34

In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bepaalt dat de lidstaten beperkingen of restricties op het in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde uitsluitende reproductierecht kunnen stellen ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de houders van dit uitsluitende recht een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 van die richtlijn bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal.

35

Zoals blijkt uit de overwegingen 35 en 38 van deze richtlijn, weerspiegelt dit artikel 5, lid 2, onder b), de wil van de Uniewetgever om te voorzien in een specifieke vergoedingsregeling die wordt toegepast wanneer rechthebbenden nadeel wordt berokkend dat in beginsel de verplichting doet ontstaan om hen te „compenseren” (arresten van 9 juni 2016, EGEDA e.a., C‑470/14, EU:C:2016:418, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

36

Aangezien de bepalingen van richtlijn 2001/29 de verschillende aspecten van het stelsel van de billijke compensatie niet nader regelen, hebben de lidstaten een ruime beoordelingsmarge bij de vaststelling ervan. Het is met name aan de lidstaten om te bepalen wie deze compensatie moet betalen en om de vorm, de voorwaarden en de hoogte ervan vast te stellen (zie in die zin arresten van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C‑463/12, EU:C:2015:144, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 9 juni 2016, EGEDA e.a., C‑470/14, EU:C:2016:418, punten 22 en 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

Gelet op de praktische moeilijkheden om particuliere gebruikers te identificeren en hen te verplichten de houders van het uitsluitende reproductierecht te compenseren voor de schade die zij hun berokkenen, staat het de lidstaten vrij om met het oog op de financiering van de billijke compensatie een „vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik” in te voeren die niet door de betrokken particulieren dient te worden betaald, maar door de personen die over installaties, apparaten en dragers voor reproductie beschikken en deze daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren. In het kader van een dergelijke regeling dienen de personen die over die installaties beschikken de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen. De lidstaten kunnen de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik onder bepaalde omstandigheden zonder onderscheid opleggen ter zake van alle dragers die geschikt zijn voor reproductie, waaronder in het geval waarin deze dragers uiteindelijk worden gebruikt op een manier die niet onder de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde situatie valt (arrest van 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punten 31 en 32 aldaar aangehaalde rechtspraak).

38

Aangezien dat stelsel het de betalingsplichtigen mogelijk maakt het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik door te rekenen in de prijs van de terbeschikkingstelling van die installaties, apparaten en dragers voor reproductie, wordt de last van de vergoeding uiteindelijk gedragen door de privégebruiker die deze prijs betaalt, hetgeen voldoet aan het in overweging 31 van richtlijn 2001/29 bedoelde „rechtvaardige evenwicht” tussen de belangen van de houders van het uitsluitende reproductierecht en die van de gebruikers van beschermd materiaal (arrest van 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39

Een dergelijk stelsel moet echter niet alleen gerechtvaardigd zijn door praktische moeilijkheden, zoals de onmogelijkheid om de eindgebruikers te identificeren, maar moet ook de levering van installaties, apparaten en dragers voor reproductie aan andere dan natuurlijke personen die deze duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, uitsluiten van de betaling van de vergoeding (zie in die zin arresten van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C‑463/12, EU:C:2015:144, punten 4547, en 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punten 3436).

40

Wat meer in het bijzonder de voorwaarde betreft inzake de vrijstelling van de levering van installaties, apparaten en dragers voor reproductie aan andere dan natuurlijke personen die deze duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, is het in beginsel in overeenstemming met het „rechtvaardige evenwicht” tussen de belangen van auteursrechthebbenden en van gebruikers van beschermd materiaal, waarop overweging 31 van richtlijn 2001/29 doelt, dat enkel de eindverwerver terugbetaling van deze vergoeding kan krijgen en dat voorwaarde voor deze terugbetaling is dat een verzoek daartoe wordt ingediend bij de organisatie die de vergoedingen beheert (zie in die zin arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C‑463/12, EU:C:2015:144, punt 53).

41

Zoals in punt 38 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, leidt de aan de fabrikanten, distributeurs en kleinhandelaren geboden mogelijkheid om de door hen betaalde compensatie voor het kopiëren voor privégebruik door te rekenen aan hun klanten, er immers toe dat de betrokken marktdeelnemers deze financiële last niet dragen. Om evenwel te garanderen dat de last van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik uiteindelijk uitsluitend wordt gedragen door de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde eindgebruikers, moet een stelsel dat een dergelijke vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik oplegt, waarborgen dat eindgebruikers die installaties, apparaten en dragers voor reproductie duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, kunnen worden vrijgesteld.

42

Wanneer het stelsel voor de inning van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik bepaalt dat de eindgebruiker reeds bij de aankoop van installaties, apparaten en dragers voor reproductie kan worden vrijgesteld van die betaling onder overlegging van een vrijstellingscertificaat waarin in wezen wordt verklaard dat hij deze duidelijk voor andere doeleinden verwerft dan het kopiëren voor privégebruik, moet de verkoper die deze vergoeding aan zijn leverancier heeft betaald maar deze wegens het overgelegde certificaat niet aan zijn afnemer mag doorrekenen, voorts terugbetaling kunnen eisen van de organisatie die met het beheer van deze vergoedingen is belast (zie in die zin arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C‑463/12, EU:C:2015:144, punt 55).

43

In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde stelsel van inning van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik als kenmerk heeft dat deze compensatie in beginsel verschuldigd is door de eindgebruikers, terwijl het tegelijkertijd procedures invoert die onder bepaalde voorwaarden vrijstelling van deze compensatie – welke afhankelijk is van de afgifte van een certificaat – of terugbetaling van die compensatie mogelijk maken.

44

In dit verband stelt de verwijzende rechter de eerste vraag omdat het feit dat de rechtspersoon die de vrijstellingscertificaten afgeeft en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik verricht is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten, kan leiden tot een „onevenwicht” of „asymmetrie” in de door die rechtspersoon nagestreefde belangen, hetgeen mogelijk in strijd is met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling.

45

In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat, wat de vereisten van artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn betreft, het recht op terugbetaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik ten behoeve van andere dan natuurlijke personen die de installaties voor reproductie duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, doeltreffend moet zijn en de teruggave van de betaalde vergoeding niet buitensporig moeilijk mag maken. De reikwijdte, de doeltreffendheid, de beschikbaarheid, de bekendheid en de eenvoud van toepassing van het recht op terugbetaling moeten een compensatie kunnen vormen voor eventuele onevenwichtigheden die door het stelsel van vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik zijn veroorzaakt om tegemoet te komen aan de geconstateerde praktische moeilijkheden (zie in die zin arrest van 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Hetzelfde geldt voor de afgifte van vrijstellingscertificaten, wanneer de nationale regeling ook in een dergelijk instrument voorziet om te verzekeren dat alleen de in artikel 5, lid 2, onder b), van die richtlijn bedoelde betalingsplichtigen daadwerkelijk de last van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik dragen.

46

Bovendien vormen volgens artikel 3, onder h), van richtlijn 2014/26 de bedragen die een collectieve beheerorganisatie krachtens een recht op compensatie int namens rechthebbenden, inkomsten uit auteursrechten of naburige rechten. In de overwegingen 2 en 26 van deze richtlijn wordt verklaard dat deze inkomsten worden geïnd, beheerd en aan de rechthebbenden uitgekeerd door collectieve beheerorganisaties.

47

Dienaangaande volgt uit artikel 3, onder a), van richtlijn 2014/26 dat een collectieve beheerorganisatie iedere organisatie is die als enig doel of hoofddoel heeft om op grond van een wettelijke machtiging of krachtens een overeenkomst auteursrecht of naburige rechten in verband met auteursrecht te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden, waarbij deze organisatie eigendom kan zijn van haar leden of onder hun zeggenschap kan staan. Dat is overigens in de praktijk meestal het geval, zoals blijkt uit overweging 14 van richtlijn 2014/26. Ten slotte wordt in artikel 3, onder d), van deze richtlijn gepreciseerd dat een collectieve beheerorganisatie zowel houders van auteursrechten of naburige rechten als andere collectieve beheerorganisaties als leden kan hebben.

48

Hieruit volgt dat het beheer van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik in de zin van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 per definitie een van de taken is waarmee organisaties voor collectief beheer van het auteursrecht, zoals de in de wet op de intellectuele eigendom bedoelde organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten kunnen worden belast – in tegenstelling tot de vertegenwoordigers van de betalingsplichtigen van deze compensatie.

49

In dit verband moet in het licht van de in punt 45 van dit arrest uiteengezette vereisten worden vastgesteld dat de oprichting van een rechtspersoon als die waarin de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling voorziet, met het oog op het beheer van de vrijstellingen van betaling en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, kan beantwoorden aan de doelstelling van eenvoud en doeltreffendheid, die ook in het voordeel is van de betalingsplichtigen van die compensatie, zonder dat laatstgenoemden – louter omdat de betrokken rechtspersoon onder zeggenschap staat van de organisaties voor collectief beheer van het auteursrecht – in een minder gunstige situatie verkeren dan die welke bij gebreke van een dergelijke rechtspersoon zou hebben bestaan.

50

Elke nationale regeling tot invoering van een compensatie voor het kopiëren voor privégebruik moet echter voorzien in procedures die, gelet op de in punt 45 van dit arrest uiteengezette vereisten, waarborgen dat alleen de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde betalingsplichtigen daadwerkelijk de last van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik dragen.

51

In het bijzonder kunnen de lidstaten geen uitvoeringsregeling voor de billijke compensatie vaststellen waarmee de verschillende categorieën marktdeelnemers die handelen in vergelijkbare goederen waarop de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik ziet, of de verschillende categorieën gebruikers van beschermd materiaal, zonder rechtvaardiging ongelijk worden behandeld (arrest van 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

52

Die vereisten zouden in het gedrang kunnen komen indien de nationale regeling aan de rechtspersoon die bevoegd is voor de afgifte van vrijstellingscertificaten of voor de terugbetaling van bedragen die onverschuldigd als compensatie voor het kopiëren voor privégebruik zijn betaald, een beoordelingsmarge zou laten die het lot van elke aanvraag die voor een van deze doeleinden wordt ingediend, afhankelijk stelt van opportuniteitsoverwegingen, zodat deze rechtspersoon bij de uitoefening van deze beoordelingsmarge het recht op vrijstelling van de compensatie of op terugbetaling ervan ten onrechte zou kunnen beperken. Het bestaan van een dergelijke beoordelingsmarge zou immers kunnen leiden tot een verstoring van het door overweging 31 van richtlijn 2001/29 nagestreefde rechtvaardige evenwicht tussen de rechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal. De bevoegde rechtspersoon zou ook, zoals de verwijzende rechter overweegt, verschillende categorieën van marktdeelnemers of gebruikers die zich nochtans in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden, op discriminerende wijze kunnen behandelen.

53

Een nationale regeling die bepaalt dat de afgifte van de vrijstellingscertificaten en de toekenning van de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik tijdig moeten gebeuren op basis van objectieve criteria die geen beoordelingsmarge laten aan de rechtspersoon die de daartoe ingediende aanvragen moet onderzoeken, kan daarentegen in beginsel voldoen aan de in punt 45 van het onderhavige arrest uiteengezette vereisten.

54

Om elk risico van partijdigheid van een dergelijke rechtspersoon bij de afgifte van vrijstellingscertificaten en de toekenning van terugbetalingen te vermijden en bijgevolg te voorkomen dat het door overweging 31 van richtlijn 2001/29 nagestreefde rechtvaardige evenwicht tussen rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal wordt verstoord, moet bovendien tegen de besluiten van deze rechtspersoon tot weigering van afgifte van een vrijstellingscertificaat of van toekenning van terugbetaling beroep kunnen worden ingesteld bij een onafhankelijke instantie, ongeacht of dit beroep al dan niet contentieus is.

55

In casu lijken de artikelen 10 en 11 van koninklijk besluit 1398/2018 de rechtspersoon die belast is met het onderzoek van de aanvragen te verplichten om binnen bepaalde termijnen het vrijstellingscertificaat af te geven of het bestaan van het recht op terugbetaling vast te stellen wanneer de aanvrager de vereiste identificatiegegevens verstrekt en de hem ter beschikking gestelde verklaringen ondertekent. Daarenboven lijken die artikelen te voorzien in de mogelijkheid om bij een onafhankelijke entiteit, namelijk het ministerie van Cultuur en Sport, beroep in te stellen tegen de besluiten van die rechtspersoon waarbij een aanvraag voor een vrijstellingscertificaat of een terugbetaling wordt afgewezen. Derhalve lijken die bepalingen te kunnen voldoen aan de in punt 45 van het onderhavige arrest uiteengezette vereisten, hetgeen de verwijzende rechter evenwel dient na te gaan.

56

In de tweede plaats moeten de beperkingen als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 2001/29 worden toegepast met inachtneming van het in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde beginsel van gelijke behandeling, volgens hetwelk vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk mogen worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is (arrest van 22 september 2016, Microsoft Mobile Sales International e.a., C‑110/15, EU:C:2016:717, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

57

Derhalve kan dit beginsel niet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat het beheer van de betalingsvrijstellingen en van de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik als zodanig wordt toegewezen aan een persoon die de collectieve belangen van de betalingsgerechtigden van die compensatie vertegenwoordigt. De betalingsgerechtigden en de betalingsplichtigen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik bevinden zich ten aanzien van deze last in totaal verschillende rechtssituaties, zodat dit beginsel niet wordt geschonden op grond dat zij in het kader van het stelsel van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik zijn onderworpen aan onderscheiden rechten en verplichtingen.

58

Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling krachtens welke een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten, wordt belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, wanneer die nationale regeling bepaalt dat de afgifte van de vrijstellingscertificaten en de toekenning van de terugbetalingen tijdig moeten gebeuren op basis van objectieve criteria die deze rechtspersoon niet de mogelijkheid bieden om een aanvraag voor een dergelijk certificaat of een dergelijke terugbetaling af te wijzen op grond van overwegingen die de uitoefening van een beoordelingsmarge impliceren, en dat tegen de besluiten van die rechtspersoon tot afwijzing van een dergelijke aanvraag beroep kan worden ingesteld bij een onafhankelijke instantie.

Tweede vraag

Ontvankelijkheid

59

DAMA betoogt dat deze vraag niet-ontvankelijk is omdat de verwijzende rechter niet aangeeft van welke bepaling van richtlijn 2001/29 of van welke algemene Unierechtelijke beginselen hij uitlegging wenst.

60

Gelet op de in de punten 26 tot en met 28 van dit arrest in herinnering gebrachte beginselen en om dezelfde redenen als die welke in de punten 29 en 30 ervan zijn uiteengezet, doet dit argument evenwel niet af aan de ontvankelijkheid van de tweede vraag.

61

Voorts voeren ADEPI en Ventanilla Única Digital aan dat uit artikel 25, lid 7, onder b), van de wet op de intellectuele eigendom en artikel 10 van koninklijk besluit 1398/2018 niet blijkt dat de rechtspersoon recht heeft op inzage van de boekhouding. De door de verwijzende rechter aangehaalde situatie is dus louter hypothetisch, zodat de tweede vraag niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

62

Dienaangaande volstaat het eraan te herinneren dat het in het kader van de samenwerking tussen het Hof en de rechterlijke instanties van de lidstaten waarin artikel 267 VWEU voorziet, uitsluitend een zaak is van de aangezochte nationale rechter, die de verantwoordelijkheid voor de te wijzen rechterlijke beslissing draagt, om – rekening houdend met de bijzonderheden van elk geval – te beoordelen of een prejudiciële beslissing noodzakelijk is om een vonnis te kunnen wijzen en of de aan het Hof gestelde vragen relevant zijn. Wanneer de gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging van het Unierecht, is het Hof dus in beginsel verplicht daarop te antwoorden (arrest van 12 november 2015, Hewlett-Packard Belgium, C‑572/13, EU:C:2015:750, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

63

Aangezien de vragen betreffende het Unierecht vermoed worden relevant te zijn, kan het Hof een verzoek van een nationale rechter slechts afwijzen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, of wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest van 12 november 2015, Hewlett-Packard Belgium, C‑572/13, EU:C:2015:750, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

64

Verder zijn de taken van het Hof in het kader van de in artikel 267 VWEU vastgestelde procedure duidelijk onderscheiden van de taken van de verwijzende rechter en staat het uitsluitend aan laatstgenoemde om de nationale wettelijke regeling uit te leggen. Het staat dus niet aan het Hof om zich in het kader van een prejudiciële verwijzing uit te spreken over de uitlegging van de nationale bepalingen. Het Hof moet in het kader van de bevoegdheidsverdeling tussen de rechterlijke instanties van de Unie en die van de lidstaten immers acht slaan op de in de verwijzingsbeslissing omschreven feitelijke en juridische context waarin de prejudiciële vragen moeten worden geplaatst (arrest van 14 november 2019, Spedidam e.a.,C‑484/18, EU:C:2019:970, punten 28 en 29).

65

Uit een en ander volgt dat de door ADEPI en Ventanilla Única Digital aangevoerde uitlegging van het nationale recht met betrekking tot de informatie die de rechtspersoon mag opvragen, niet volstaat om het in punt 63 van het onderhavige arrest genoemde vermoeden van relevantie te weerleggen.

66

Aangezien de tweede vraag bovendien niet valt onder een van de drie hypothesen waarop de in punt 63 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak betrekking heeft, dient te worden vastgesteld dat deze vraag ontvankelijk is.

Ten gronde

67

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten en die is belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, inzage mag vragen in de gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van de controlebevoegdheden die hem daartoe zijn verleend, zonder dat deze rechtspersoon met name het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding waarin het nationale recht voorziet, kan worden tegengeworpen.

68

Ten eerste zij erop gewezen dat de mogelijkheid om gegevens op te vragen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de nationale regeling inzake compensatie voor het kopiëren voor privégebruik juist wordt toegepast, inherent is aan de beperking als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29.

69

Uit artikel 5, lid 2, onder b), alsmede uit overweging 35 van richtlijn 2001/29 volgt immers dat in de lidstaten die de beperking inzake het kopiëren voor privégebruik hebben ingevoerd, de rechthebbenden een billijke compensatie moeten ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik, zonder hun toestemming, van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bovendien mag overeenkomstig lid 5 van dat artikel de invoering van de beperking inzake het kopiëren voor privégebruik de wettige belangen van de auteursrechthebbende niet onredelijk schaden. Hieruit volgt dat die bepalingen, opdat er niet elk nuttig effect aan wordt ontnomen, aan de lidstaat die de beperking inzake het kopiëren voor privégebruik in zijn nationale recht heeft ingevoerd, een resultaatsverplichting opleggen die inhoudt dat die staat verplicht is om, binnen het kader van zijn bevoegdheden, te verzekeren dat de billijke compensatie die bedoeld is om de benadeelde auteurs te compenseren voor het geleden nadeel, met name wanneer dit is ontstaan op het grondgebied van die lidstaat, daadwerkelijk wordt geïnd (arresten van 16 juni 2011, Stichting de Thuiskopie, C‑462/09, EU:C:2011:397, punten 33 en 34, en 9 juni 2016, EGEDA e.a., C‑470/14, EU:C:2016:418, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

70

In het kader van een stelsel dat berust op eenzijdige verklaringen van de marktdeelnemers om zowel de als compensatie voor het kopiëren voor privégebruik verschuldigde bedragen als de van die compensatie vrij te stellen verkopen te bepalen, is het aldus voor een daadwerkelijke inning van die compensatie noodzakelijk dat de met het beheer van deze compensatie belaste entiteit bevoegd is om de juistheid van de betrokken verklaringen te controleren.

71

Bijgevolg moet de persoon die belast is met het beheer van het stelsel van compensatie voor het kopiëren voor privégebruik kunnen nagaan of is voldaan aan de voorwaarden voor afgifte van een vrijstellingscertificaat. Indien na afloop van deze controle blijkt dat deze voorwaarden niet vervuld zijn, vereist de verplichting om de daadwerkelijke inning van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik te verzekeren voorts dat deze rechtspersoon de als compensatie verschuldigde bedragen kan berekenen en innen, en dit vanaf het ogenblik waarop de voorwaarden voor afgifte van een vrijstellingscertificaat niet of niet langer vervuld zijn. De rechtspersoon zou worden gehinderd in de uitoefening van deze taken indien de gecontroleerde persoon het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding zou kunnen inroepen om inzage te weigeren in de boekhoudkundige gegevens die noodzakelijk zijn voor een dergelijke uitoefening.

72

Hieraan dient te worden toegevoegd dat dit ook het geval is voor personen die niet zijn vrijgesteld van de betaling van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, zoals fabrikanten, importeurs of distributeurs, maar die deze kunnen doorrekenen aan hun klant indien deze niet over een vrijstellingscertificaat beschikt, dan wel kunnen verzoeken om terugbetaling van die compensatie bij de rechtspersoon indien hun klant over een dergelijk certificaat beschikt. De rechtspersoon die is belast het beheer van het stelsel van compensatie voor het kopiëren voor privégebruik moet namelijk inzage kunnen vragen van de gegevens aan de hand waarvan hij de aan- en verkopen die aan de betaling van compensatie voor het kopiëren voor privégebruik onderworpen zijn, alsmede de aan- en verkopen die van deze compensatie zijn vrijgesteld, kan verifiëren.

73

Deze controles mogen evenwel uitsluitend betrekking hebben op gegevens aan de hand waarvan, enerzijds, kan worden nagegaan of daadwerkelijk is voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor vrijstelling of terugbetaling en, anderzijds, de bedragen kunnen worden berekend die eventueel als compensatie voor het kopiëren voor privégebruik verschuldigd zijn door personen die niet zijn vrijgesteld, zoals fabrikanten, importeurs of distributeurs, of door personen die ten onrechte een vrijstellingscertificaat of terugbetaling hebben verkregen. Voorts zijn de rechtspersoon en de beheerorganisaties die in de uitoefening van hun functie kennis krijgen van dergelijke gegevens, verplicht tot geheimhouding van die gegevens voor zover die vertrouwelijk zijn. In casu lijkt artikel 12, lid 1, van koninklijk besluit 1398/2018 een dergelijke verplichting op te leggen, hetgeen de verwijzende rechter evenwel dient na te gaan.

74

Ten tweede kan het beginsel van gelijke behandeling, om soortgelijke redenen als die welke in de punten 56 en 57 van het onderhavige arrest zijn uiteengezet, geen afbreuk doen aan bepalingen als die van de wet op de intellectuele eigendom en die van koninklijk besluit 1398/2018 betreffende de aan de rechtspersoon toegekende prerogatieven in het kader van het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen in het kader van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik.

75

Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten en die is belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, inzage mag vragen in de gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van de controlebevoegdheden die hem daartoe zijn verleend, zonder dat deze rechtspersoon met name het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding waarin het nationale recht voorziet, kan worden tegengeworpen, waarbij deze rechtspersoon verplicht is de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie te waarborgen.

Kosten

76

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en het beginsel van gelijke behandeling

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling krachtens welke een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten, wordt belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, wanneer die nationale regeling bepaalt dat de afgifte van de vrijstellingscertificaten en de toekenning van de terugbetalingen tijdig moeten gebeuren op basis van objectieve criteria die deze rechtspersoon niet de mogelijkheid bieden om een aanvraag voor een dergelijk certificaat of een dergelijke terugbetaling af te wijzen op grond van overwegingen die de uitoefening van een beoordelingsmarge impliceren, en dat tegen de besluiten van die rechtspersoon tot afwijzing van een dergelijke aanvraag beroep kan worden ingesteld bij een onafhankelijke instantie.

 

2)

Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan een rechtspersoon die is opgericht door en onder zeggenschap staat van de organisaties voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten en die is belast met het beheer van de betalingsvrijstellingen en de terugbetalingen van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, inzage mag vragen in de gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van de controlebevoegdheden die hem daartoe zijn verleend, zonder dat deze rechtspersoon met name het geheime karakter van de bedrijfsboekhouding waarin het nationale recht voorziet, kan worden tegengeworpen, waarbij deze rechtspersoon verplicht is de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie te waarborgen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Spaans.

Top