This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CC0129
Opinion of Advocate General Collins delivered on 28 April 2022.#Proximus NV v Gegevensbeschermingsautoriteit.#Request for a preliminary ruling from the Hof van beroep te Brussel.#Reference for a preliminary ruling – Processing of personal data and protection of privacy in the electronic communications sector – Directive 2002/58/EC – Article 12 – Public telephone directories and directory enquiry services – Subscriber’s consent – Obligations of the provider of directories and of directory enquiry services – Regulation (EU) 2016/679 – Article 17 – Right to erasure (‘right to be forgotten’) – Article 5(2) – Article 24 – Information obligations and responsibility of the controller.#Case C-129/21.
Conclusie van advocaat-generaal A. M. Collins van 28 april 2022.
Conclusie van advocaat-generaal A. M. Collins van 28 april 2022.
Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:332
CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL
A. M. COLLINS
van 28 april 2022 ( 1 )
Zaak C‑129/21
Proximus NV
tegen
Gegevensbeschermingsautoriteit
[verzoek van het hof van beroep te Brussel (België) om een prejudiciële beslissing]
„Prejudiciële verwijzing – Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie – Richtlijn 2002/58/EG – Artikel 12 – Telefoongidsen en inlichtingendiensten – Toestemming van de betrokkene – Verordening (EU) 2016/679 – Definitie van toestemming – Artikel 17 – Recht op gegevenswissing (‚recht op vergetelheid’) – Artikel 5, lid 2, artikel 17, lid 2, artikel 19 en artikel 24 – Kennisgevingsplichten en verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke”
I. Inleiding
1. |
Het onderhavige verzoek van het hof van beroep te Brussel (België) om een prejudiciële beslissing komt voort uit een verzoek van een abonnee van een telecommunicatiedienst die wenst dat zijn contactgegevens niet meer in openbare elektronische telefoongidsen voorkomen of via inlichtingendiensten raadpleegbaar zijn. Het doet belangrijke vragen rijzen inzake de uitlegging van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) ( 2 ) en richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) ( 3 ), en inzake de verhouding tussen die twee handelingen. |
2. |
De AVG stelt ten aanzien van iedere verwerkingsverantwoordelijke het algemene vereiste dat toestemming van de betrokkene wordt verkregen voor de verwerking van zijn gegevens. Richtlijn 2002/58 zwakt dat vereiste voor gegevensverwerking door aanbieders van elektronische telefoongidsen en inlichtingendiensten af, in die zin dat een eenmalig door de abonnee gegeven toestemming voor het gebruik van zijn gegevens volstaat om verwerking voor dat doel toe te staan. De abonnee geeft er dus eenmalig toestemming voor dat zijn contactgegevens in telefoongidsen voorkomen, waarna andere aanbieders van telefoongidsen op die toestemming mogen afgaan om die contactgegevens in hun telefoongidsen op te nemen. Wat gebeurt er wanneer een abonnee zijn contactgegevens vervolgens uit al die telefoongidsen verwijderd wenst te hebben? Er rijzen dan ten minste twee vragen. Ten eerste: dient de abonnee een verzoek te richten aan het telecommunicatiebedrijf waarmee hij een contract heeft of aan de aanbieder(s) van telefoongidsen, of aan zowel dat telecommunicatiebedrijf als aan die aanbieder(s)? Ten tweede: is een aanbieder van telefoongidsen verplicht een verzoek tot verwijdering van contactgegevens door te sturen aan derden, zoals het telecommunicatiebedrijf van de abonnee, andere aanbieder(s) van telefoongidsen en aanbieders van zoekmachines? |
II. Feiten
3. |
Proximus verleent telecommunicatiediensten. Zij vermeldt de contactgegevens van haar eigen abonnees en de contactgegevens die zij van andere telecommunicatiebedrijven ontvangt in twee Belgische elektronische telefoongidsen, www.1207.be en www.1307.be, en in twee inlichtingendiensten, 1207 en 1307, die zij ook aanbiedt. Zij stuurt die contactgegevens door aan een andere aanbieder van telefoongidsen. |
4. |
Proximus zet uiteen dat in haar eigen databanken en in die van derden een onderscheid wordt gemaakt tussen abonnees van wie de contactgegevens in telefoongidsen worden opgenomen en abonnees van wie de contactgegevens niet in telefoongidsen worden opgenomen. Wanneer de contactgegevens wél worden opgenomen, is de relevante parameter voor de gegevensopneming voor een abonnee „NNNNN”. Wanneer er geen contactgegevens worden opgenomen, is de relevante parameter „XXXXX”. |
5. |
De klager is geabonneerd op een telefoondienst die verleend wordt door Telenet, een telecommunicatiebedrijf dat actief is op de markt in België. Telenet geeft geen telefoongidsen uit. Het levert contactgegevens van haar abonnees aan onder meer Proximus. |
6. |
Op 13 januari 2019 heeft de klager via het contactformulier op de website www.1207.be het volgende verzoek bij Proximus ingediend: „Gelieve dit nummer niet op te nemen in de ‚Witte Gids’, op 1207.be, [...].” |
7. |
Naar aanleiding van dat verzoek heeft Proximus op 28 januari 2019 de relevante parameter voor de gegevensopneming voor de klager gewijzigd van „NNNNN” in „XXXXX”. Op diezelfde datum heeft een werknemer van Proximus het volgende aan de klager bevestigd: „Het nummer [x] is momenteel niet opgenomen in de editie van de ‚Gids’. De informatie is evenmin raadpleegbaar via de inlichtingen (1207) en op de website (1207.be). De laatste update van alle openbaar gemaakte records staat op onze website www.1207.be.” |
8. |
Op 31 januari 2019 heeft Proximus een routine-update van de abonneegegevens van Telenet ontvangen. Deze update bevatte nieuwe contactgegevens betreffende de klager. Telenet gaf daarbij ook aan dat klagers contactgegevens in telefoongidsen werden opgenomen („NNNNN”). Proximus heeft die update automatisch verwerkt. Bijgevolg werden klagers contactgegevens publiekelijk raadpleegbaar. |
9. |
Op 14 augustus 2019 heeft de klager, nadat hij zich ervan bewust was geworden dat zijn telefoonnummer terug te vinden was in de elektronische telefoongidsen www.1207.be en www.1307.be en in een aantal andere elektronische telefoongidsen, via het contactformulier op de website www.1207.be contact opgenomen met Proximus met het verzoek aan Proximus om zijn telefoonnummer „niet te vermelden”„op uw website(s) http://www.1207.be”. |
10. |
Op diezelfde datum heeft een werknemer van Proximus als volgt gereageerd: „Zoals gevraagd hebben wij uw vermelding geschrapt, zodat uw gegevens (telefoonnummer, naam, adres) niet meer gebruikt zullen worden voor telefoongidsen of inlichtingendiensten. Binnen enkele dagen zijn uw gegevens niet meer beschikbaar op www.1207.be – www.1307.be en de inlichtingen (1207‑1307). Wij nemen eveneens contact op met Google om de bijhorende links naar onze site te wissen. Conform de wettelijke bepalingen werden uw gegevens ook doorgestuurd naar andere telefoongidsen of inlichtingendiensten die aan [Proximus] de aanlevering van abonneegegevens gevraagd hebben, met name www.wittegids.be, www.infobel.com, www.de1212.be en www.opendi.be. Via de maandelijkse updates zullen zij eveneens op de hoogte gebracht worden van uw vraag om uw gegevens niet langer te gebruiken.” |
11. |
Tezelfdertijd heeft de klager een klacht ingediend bij de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit (hierna: „GBA”). Daarin heeft de klager het volgende gesteld: „ondanks mijn schriftelijke en uitdrukkelijke vraag [...] om mijn (splinternieuw) telefoonnummer [...] en gegevens niet op te nemen in de Witte Gids, op 1207.be, [...], [merkte ik] vandaag, n.a.v. een telefoon van een firma die niet over mijn telefoonnummer beschikt, [op] dat mijn telefoonnummer toch opgenomen is op al zeker www.1207.be, www.1307.be, www.wittegids.be, www.infobel.be en www.de1212.be, en heel waarschijnlijk dus ook in de bijbehorende inlichtingendiensten 1207, 1307 en in de papieren versies van de Witte Gids(en) en www.opendi.be”. |
12. |
Op 27 augustus 2019 heeft de eerstelijnsdienst van de GBA de klacht ontvankelijk verklaard en verwezen naar de Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit (België; hierna: „Geschillenkamer van de GBA”). |
III. Toepasselijke bepalingen
A. Unierecht
1. Handvest
13. |
Artikel 8, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), met als opschrift „De bescherming van persoonsgegevens”, luidt als volgt: „1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens. 2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet. Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan.” |
2. AVG
14. |
Het begrip „toestemming” staat centraal in de werking van de AVG. Uit hoofde van artikel 4, punt 11, ervan betekent „toestemming”: elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of een ondubbelzinnige actieve handeling een hem betreffende verwerking van persoonsgegevens aanvaardt. |
15. |
Artikel 5, lid 1, AVG, met als opschrift „Beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens”, bepaalt: „Persoonsgegevens moeten:
[...]” |
16. |
Artikel 5, lid 2, AVG bepaalt: „De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van lid 1 en kan deze aantonen (‚verantwoordingsplicht’).” |
17. |
Artikel 6 AVG, „Rechtmatigheid van de verwerking”, bepaalt: „1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
[...]” |
18. |
Artikel 7 AVG, „Voorwaarden voor toestemming”, luidt: „1. Wanneer de verwerking berust op toestemming, moet de verwerkingsverantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. [...] 3. De betrokkene heeft het recht zijn toestemming te allen tijde in te trekken. Het intrekken van de toestemming laat de rechtmatigheid van de verwerking op basis van de toestemming vóór de intrekking daarvan, onverlet. Alvorens de betrokkene zijn toestemming geeft, wordt hij daarvan in kennis gesteld. Het intrekken van de toestemming is even eenvoudig als het geven ervan. [...]” |
19. |
Voor zover hier van belang, bepaalt artikel 17 AVG, „Recht op gegevenswissing (‚recht op vergetelheid’)”: „1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is: [...]
[...] 2. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt en overeenkomstig lid 1 verplicht is de persoonsgegevens te wissen, neemt hij, rekening houdend met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, om verwerkingsverantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene de verwerkingsverantwoordelijken heeft verzocht om iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen. [...]” |
20. |
In artikel 19 AVG, „Kennisgevingsplicht inzake rectificatie of wissing van persoonsgegevens of verwerkingsbeperking”, is bepaald: „De verwerkingsverantwoordelijke stelt iedere ontvanger aan wie persoonsgegevens zijn verstrekt, in kennis van elke rectificatie of wissing van persoonsgegevens of beperking van de verwerking overeenkomstig artikel 16, artikel 17, lid 1, en artikel 18, tenzij dit onmogelijk blijkt of onevenredig veel inspanning vergt. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene informatie over deze ontvangers indien de betrokkene hierom verzoekt.” |
21. |
Artikel 24, lid 1, AVG, „Verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke”, is als volgt geformuleerd: „Rekening houdend met de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking, alsook met de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, treft de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische maatregelen om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking in overeenstemming met deze verordening wordt uitgevoerd. Die maatregelen worden geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd.” |
22. |
Artikel 95 AVG, „Verhouding tot richtlijn 2002/58/EG”, bepaalt: „Deze verordening legt natuurlijke personen of rechtspersonen geen aanvullende verplichtingen op met betrekking tot verwerking in verband met het verstrekken van openbare elektronische-communicatiediensten in openbare communicatienetwerken in de Unie, voor zover zij op grond van richtlijn [2002/58] onderworpen zijn aan specifieke verplichtingen met dezelfde doelstelling.” |
3. Richtlijn 2002/58
23. |
In overweging 17 van richtlijn 2002/58 staat vermeld: „In deze richtlijn dient ‚toestemming van een gebruiker of abonnee’, ongeacht of deze laatste een natuurlijke of rechtspersoon is, dezelfde betekenis te hebben als ‚toestemming van de betrokkene’ zoals gedefinieerd en nader bepaald in richtlijn [95/46]. Toestemming kan worden gegeven op elke wijze die de gebruiker in staat stelt vrijelijk een specifieke en geïnformeerde indicatie te geven omtrent zijn wensen, onder andere door bij een bezoek aan een internetwebsite op een vakje te klikken.” |
24. |
Tenzij anders is bepaald, past richtlijn 2002/58 de definities toe van richtlijn 95/46 ( 4 ) en van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) ( 5 ). Artikel 2, onder f), van richtlijn 2002/58 definieert „toestemming” van een gebruiker of abonnee onder verwijzing naar de toestemming van de betrokkene in de zin van richtlijn 95/46. Hieruit volgt dat voor de toepassing van richtlijn 2002/58 de definitie van toestemming identiek is aan die in artikel 4, punt 11, AVG, waarvan de bewoordingen in punt 14 van deze conclusie zijn weergegeven. |
25. |
In artikel 12, leden 2 en 3, van richtlijn 2002/58 wordt bepaald: „2. De lidstaten zorgen ervoor dat de abonnees de gelegenheid krijgen zelf te bepalen of, en zo ja welke, persoonsgegevens in een openbare abonneelijst worden opgenomen, voor zover die gegevens relevant zijn voor de doeleinden van de abonneelijst zoals bepaald door de aanbieder ervan, en om de gegevens daarin te verifiëren, te corrigeren of te laten verwijderen. Het niet opgenomen zijn in een openbare abonneelijst of de verificatie, correctie of verwijdering van persoonsgegevens van dergelijke lijsten brengt geen kosten met zich. 3. De lidstaten kunnen verlangen dat de aparte toestemming van de abonnees ook verkregen moet worden voor andere doeleinden van een openbare abonneelijst dan het zoeken van contactgegevens van een persoon op basis van zijn naam en, in voorkomend geval, een minimumaantal andere identificatiegegevens.” |
B. Belgisch recht
26. |
De wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie zet onder meer richtlijn 2002/58 om in Belgisch recht. ( 6 ) Artikel 133, lid 1, ervan legt artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58 ten uitvoer. Hieronder wordt verwezen naar alle andere bepalingen van de WEC die van belang zijn voor de aan het Hof in overweging te geven antwoorden op de vragen van de verwijzende rechter. |
IV. Nationale procedure en procedure bij het Hof
27. |
Voor zover zulks voor de verwijzing naar het Hof relevant lijkt, heeft de Geschillenkamer van de GBA Proximus op 30 juli 2020 gelast: (i) onmiddellijke, passende maatregelen te nemen die het intrekken van de toestemming door de klager weerspiegelen en aldus de door de AVG gestelde vereisten inzake de verwerking van persoonsgegevens in acht te nemen; (ii) te voldoen aan klagers verzoek om zijn „recht op vergetelheid” uit te oefenen, en (iii) de onrechtmatige verwerking van gegevens die bestond in het doorsturen van persoonsgegevens aan derde aanbieders van telefoongidsen stop te zetten. De Geschillenkamer van de GBA heeft Proximus ook berispt voor niet-naleving van artikel 24 AVG. Hij heeft Proximus een boete van 20000 EUR opgelegd wegens schending van de artikelen 6, 7 en 12 AVG (hierna: „bestreden beslissing”). |
28. |
Proximus is tegen de bestreden beslissing opgekomen bij het hof van beroep te Brussel, dat de volgende vragen aan het Hof heeft gesteld:
|
29. |
Proximus, de GBA, de Italiaanse, de Letse, de Portugese en de Roemeense regering en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. |
30. |
Ter terechtzitting van 9 februari 2022 hebben Proximus, de GBA en de Commissie mondelinge opmerkingen gemaakt en vragen van het Hof beantwoord. |
V. Beoordeling
A. Ontvankelijkheid van de prejudiciële vragen
31. |
Als voorafgaand vraagstuk voert Proximus aan dat het gedeelte van de eerste vraag dat betrekking heeft op de verplichtingen van telecommunicatiebedrijven, te onderscheiden van de verplichtingen die aan aanbieders van telefoongidsen worden opgelegd, alsmede de tweede en de vierde vraag van hypothetische aard en/of niet relevant zijn voor de kwesties die door de verwijzende rechter dienen te worden beslecht, en derhalve niet-ontvankelijk zijn. |
32. |
Volgens de rechtspraak van het Hof is het in het kader van de procedure van artikel 267 VWEU uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om – gelet op de bijzonderheden van het geval – zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt, te beoordelen. Wanneer de gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging van het Unierecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden. ( 7 ) |
33. |
Evenwel kan het Hof weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen. ( 8 ) |
34. |
Om te kunnen ingaan op de opmerkingen van Proximus inzake de niet-ontvankelijkheid, stel ik voor om de voornaamste argumenten van de partijen bij het Hof op een rij te zetten, zodat kan worden beoordeeld of de vier prejudiciële vragen zo ver van het voorwerp van het geding bij de verwijzende rechter afstaan dat zij geen enkel verband houden met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, zodat alle vragen of een gedeelte daarvan niet-ontvankelijk is. |
35. |
Proximus is van mening dat zij niet verplicht is om klagers toestemming te verkrijgen voor het opnemen van zijn contactgegevens in haar telefoongidsen of om hem een gelegenheid te geven zelf te bepalen of zijn persoonsgegevens daarin zullen worden opgenomen. Volgens Proximus is het telecommunicatiebedrijf (in dit geval Telenet) hiervoor verantwoordelijk. Hieruit volgt dat de klager zijn verzoek tot verwijdering van zijn contactgegevens uit de telefoongidsen van Proximus aan Telenet had moeten richten. Subsidiair is Proximus van mening dat de bepalingen van de AVG inzake „het recht op vergetelheid” niet relevant zijn, aangezien de verwijdering van contactgegevens bestaat in aanpassing van de parameter „NNNNN” voor de desbetreffende gegevensopneming in „XXXXX”. Dit is een rectificatie – en geen wissing – van gegevens. Ook is het onredelijk om van Proximus te vereisen dat zij aanbieders van zoekmachines op de hoogte stelt van klagers verzoek, aangezien het onzeker is of deze laatstgenoemden hun contactgegevens van Proximus of van een andere aanbieder van telefoongidsen hebben verkregen. |
36. |
De GBA is van mening dat voor de opneming van klagers contactgegevens in telefoongidsen diens voorafgaande toestemming vereist was. Nadat de klager Proximus had laten weten dat hij niet meer wilde dat zijn gegevens daarin werden opgenomen, werd de voortgezette opneming daarvan in al die telefoongidsen onrechtmatig. Klagers verzoek vormde een intrekking van zijn toestemming en een uitoefening van zijn „recht op vergetelheid” in de zin van artikel 17 AVG. Artikel 17, lid 2, AVG verplichtte Proximus om aanbieders van zoekmachines op de hoogte te stellen van dat verzoek. Artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG staan het de GBA ook toe om van Proximus te vereisen dat zij het telecommunicatiebedrijf en andere aanbieders van telefoongidsen op de hoogte stelt van dat verzoek. |
37. |
De opmerkingen van de Italiaanse regering en van de Commissie volgen in hoofdlijnen hetzelfde patroon als de door de GBA ingediende opmerkingen. Hoewel de opmerkingen van de Letse, de Portugese en de Roemeense regering een vergelijkbare benadering hanteren, zijn daarin ook de volgende voorbehouden opgenomen. De Letse regering benadrukt dat er geen rechtsgrond is op basis waarvan van iedere aanbieder van telefoongidsen kan worden vereist dat hij afzonderlijke toestemmingen verkrijgt: verschillende aanbieders, die gegevens voor hetzelfde doel gebruiken, moeten op een eenmalig door de betrokkene gegeven toestemming kunnen afgaan. De Roemeense regering is van mening dat artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG niet op de door de GBA gedane wijze kunnen worden ingeroepen, omdat die bepalingen geen verplichtingen aan verwerkingsverantwoordelijken opleggen om met andere verwerkingsverantwoordelijken in gesprek te gaan. De Portugese regering is van mening dat de op verwerkingsverantwoordelijken rustende verplichting om derden, waaronder aanbieders van zoekmachines, in kennis te stellen van verzoeken tot gegevenswissing gebaseerd is op artikel 19 AVG, en niet op artikel 17, lid 2, ervan. |
38. |
Op basis van dit beknopte overzicht van de voornaamste argumenten van de partijen bij het Hof ben ik van mening dat alle vier de vragen van de verwijzende rechter relevant zijn voor het voorwerp van het geding bij het Hof en dusdanig nauw met elkaar verbonden zijn dat van geen enkel gedeelte daarvan gesteld kan worden dat het niet-ontvankelijk is. Bijgevolg geef ik het Hof in overweging om de bezwaren van Proximus tegen de ontvankelijkheid van de prejudiciële vragen af te wijzen. |
B. Inhoudelijke beoordeling
1. Eerste vraag
39. |
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of ingevolge artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58, gelezen in samenhang met artikel 2, onder f), ervan en met artikel 95 AVG, de toestemming van een abonnee, zoals gedefinieerd in de AVG, vereist is voor het opnemen van zijn contactgegevens in telefoongidsen die worden uitgegeven door een telecommunicatiebedrijf en/of andere aanbieders van telefoongidsen. |
40. |
Artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58 vereist dat de abonnees de gelegenheid krijgen zelf te bepalen of hun persoonsgegevens in een openbare abonneelijst zullen worden opgenomen. Dit vereiste impliceert een daarmee overeenstemmende verplichting om abonnees een gelegenheid te bieden een uitdrukkelijke keuze te maken of zij willen dat hun gegevens in dergelijke lijsten worden opgenomen. Artikel 12, lid 3, van richtlijn 2002/58 verwijst bovendien naar het feit dat „aparte toestemming” van de abonnees ook verkregen kan worden voor andere doeleinden van een openbare abonneelijst dan het zoeken van contactgegevens van een persoon op basis van zijn naam. ( 9 ) Deze verwijzing naar „aparte toestemming” in artikel 12, lid 3, impliceert ook dat artikel 12, lid 2, vereist dat om te beginnen toestemming voor publicatie wordt verkregen. |
41. |
Zoals in de punten 23 en 24 van deze conclusie is opgemerkt, betekent „toestemming” in artikel 2, onder f), van richtlijn 2002/58 elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of een ondubbelzinnige actieve handeling een hem betreffende verwerking van persoonsgegevens aanvaardt. |
42. |
De verwijzing naar „actieve handeling” in de definitie van „toestemming” in richtlijn 2002/58 is een nadere aanwijzing dat aan abonnees een gelegenheid tot „opt-in” dient te worden geboden voor de opneming van hun persoonsgegevens in een openbare telefoongids. Anders dan Proximus betoogt, kunnen aanbieders van telefoongidsen er niet van uitgaan dat er een standaardsituatie geldt waarin een abonnee toestemming geeft voor de opneming van zijn contactgegevens in een openbare telefoongids, oftewel dat er sprake is van een „opt-out-benadering”. |
43. |
Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat uit een contextuele en systematische uitlegging van artikel 12 van richtlijn 2002/58 volgt dat de in artikel 12, lid 2, ervan bedoelde toestemming betrekking heeft op het doel van de publicatie van de persoonsgegevens in een openbare telefoongids, en niet op de identiteit van een aanbieder van telefoongidsen in het bijzonder. De in artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58 bedoelde toestemming is dus ook van toepassing op elke latere verwerking van gegevens door derde ondernemingen die actief zijn op de markt voor openbare telefooninlichtingendiensten en telefoongidsen, op voorwaarde dat deze verwerking ditzelfde doel heeft. ( 10 ) |
44. |
Daaruit volgt dat de toestemming van een abonnee, zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 11, AVG, vereist is voor het opnemen van zijn persoonsgegevens in telefoongidsen die worden uitgegeven door het telecommunicatiebedrijf en/of derde aanbieders van telefoongidsen. Wanneer een dergelijke publicatie ditzelfde doel dient, mag het telecommunicatiebedrijf en/of mogen de derde aanbieder(s) op die toestemming afgaan. |
45. |
Daaraan zou ik willen toevoegen dat, wanneer de verwerking berust op toestemming, de verwerkingsverantwoordelijke uit hoofde van artikel 7, lid 1, AVG moet kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Een aanbieder van telefoongidsen zoals Proximus kan er niet van uitgaan dat een abonnee zijn toestemming heeft gegeven, ook al mag zij afgaan op de toestemming die de abonnee aan een andere verwerkingsverantwoordelijke heeft gegeven. |
46. |
Proximus baseert zich op de overwegingen 38 en 39 van richtlijn 2002/58 ter ondersteuning van de stelling dat elke verplichting om: (i) abonnees in kennis te stellen van het doel van abonneelijsten waarin hun persoonsgegevens zullen worden opgenomen, en (ii) hun de gelegenheid te geven zelf te bepalen of hun persoonsgegevens in een abonneelijst worden opgenomen, uitsluitend berust bij het telecommunicatiebedrijf waarmee de abonnee een contract heeft. De bewoordingen van die overwegingen ondersteunen deze stelling niet. Overweging 38 verwijst naar de verplichting van „aanbieders van openbare abonneelijsten” om „de in dergelijke abonneelijsten op te nemen abonnees op de hoogte te brengen van de doeleinden van de abonneelijst”. In overweging 39 staat vermeld dat „[d]e verplichting om abonnees in kennis te stellen van de doeleinden van openbare abonneelijsten waarin hun persoonsgegevens zullen worden opgenomen, rust op de partij die de gegevens met het oog op de opneming ervan verzamelt”. |
47. |
Aangezien Telenet geen telefoongidsen uitgeeft, is geen van die overwegingen op haar van toepassing. Hoewel een telecommunicatiebedrijf de toestemming van abonnees kan verkrijgen ten behoeve van het opnemen van hun gegevens in door derden verstrekte telefoongidsen, en die derden er daarna op mogen afgaan en kunnen aantonen dat die toestemming aan het telecommunicatiebedrijf gegeven was, impliceren de overwegingen 38 en 39 van richtlijn 2002/58 niet dat enkel telecommunicatiebedrijven verplicht zijn om die toestemming te verkrijgen, zodat derde aanbieders van telefoongidsen van hun verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht ter zake zouden zijn ontslagen. |
48. |
Ten slotte is de door Proximus aan de orde gestelde discussie over de uitlegging van artikel 95 AVG en de verhouding tussen de AVG en richtlijn 2002/58, die zij als die van „lex generalis/lex specialis” heeft bestempeld, niet relevant, aangezien richtlijn 2002/58 uitdrukkelijk de definitie van „toestemming” van de AVG overneemt. |
49. |
Ik geef het Hof derhalve in overweging om de eerste vraag aldus te beantwoorden dat ingevolge artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58, gelezen in samenhang met artikel 2, onder f), ervan en met artikel 95 AVG, de „toestemming” van een abonnee, zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 11, AVG, vereist is voor het opnemen van zijn contactgegevens in telefoongidsen die worden uitgegeven door een telecommunicatiebedrijf en/of andere aanbieders van telefoongidsen. |
2. Tweede vraag
50. |
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of een verzoek van een abonnee tot verwijdering van zijn gegevens uit telefoongidsen een uitoefening van het in artikel 17 AVG vastgelegde „recht op gegevenswissing” vormt. |
51. |
Proximus stelt dat een derde aanbieder van telefoongidsen niet verplicht is om te voldoen aan een verzoek van een abonnee tot verwijdering van gegevens uit telefoongidsen, aangezien artikel 17 AVG niet op die derde van toepassing is. De abonnee had zijn verzoek moeten richten tot het telecommunicatiebedrijf waarmee hij een contract heeft. Wederom stelt Proximus dat de verhouding tussen de AVG en richtlijn 2002/58 er een is van lex generalis/lex specialis. |
52. |
Subsidiair stelt Proximus zich op het standpunt dat klagers verzoek om „telefoonnummer [...] niet op te nemen op 1207.be” een verzoek tot rectificatie in de zin van artikel 16 AVG is, en niet een verzoek tot gegevenswissing uit hoofde van artikel 17 AVG, aangezien de relevante parameter voor de gegevensopneming voor de abonnee daarbij louter van „NNNNN” in „XXXXX” wordt gewijzigd. |
53. |
Artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58 bepaalt dat de abonnees de gelegenheid moeten krijgen om de persoonsgegevens die met toestemming van die abonnees in telefoongidsen opgenomen zijn „te corrigeren of te laten verwijderen”. Richtlijn 2002/58 definieert de termen „corrigeren of laten verwijderen” niet. Het ligt derhalve voor de hand om rekening te houden met de gewone betekenis van die woorden in de context waarin zij voorkomen, te weten de opneming van de contactgegevens van abonnees in telefoongidsen. Het is duidelijk dat het woord „corrigeren” van toepassing is op situaties waarin abonnees de wijze waarop hun contactgegevens in een telefoongids voorkomen wensen aan te passen, bijvoorbeeld door correctie van de spelling van een naam of een onjuistheid in een adres. Deze situatie wijkt af van de situatie die zich hier voordoet, waarin de klager niet meer wil dat zijn contactgegevens voorkomen in openbare telefoongidsen. „Weghalen”, „intrekken” of „terugroepen” zijn enkele betekenissen van het woord „verwijderen”. Door geen toestemming meer te geven voor de verwerking van zijn gegevens door middel van opneming in telefoongidsen, kan gesteld worden dat de klager heeft verzocht om verwijdering van zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58. |
54. |
Zoals de Letse regering benadrukt, bevat richtlijn 2002/58 geen andere aanwijzingen aangaande de modaliteiten, de uitvoering en de gevolgen van verzoeken tot het „laten verwijderen” van persoonsgegevens. De bepalingen van de AVG zijn derhalve rechtstreeks van toepassing, zodat het argument van Proximus inzake de lex-generalis/lex-specialisverhouding tussen de twee handelingen wegvalt. Overeenkomstig artikel 7, lid 3, AVG heeft een abonnee het recht zijn toestemming te allen tijde in te trekken. Zodra die toestemming wordt ingetrokken, bepaalt artikel 6, lid 1, onder a), AVG dat de verwerking van de gegevens van de abonnee voor het specifieke doel van opneming in telefoongidsen niet meer rechtmatig is. Dit leidt weer tot toepassing van artikel 17 AVG. |
55. |
Proximus stelt dat die uitlegging niet juist kan zijn, omdat zulks zou betekenen dat zowel zij als Telenet verplicht zou zijn om de gegevens betreffende de klager uit al hun databanken te wissen. De GBA en de andere partijen die opmerkingen bij het Hof hebben ingediend, zijn van mening dat klagers verzoek beperkt is tot de verwijdering van zijn gegevens uit telefoongidsen, en niet tot de wissing daarvan uit de databank van de abonnees van Telenet. |
56. |
De klager tracht te voorkomen dat zijn gegevens worden verwerkt ten behoeve van doeleinden die met telefoongidsen te maken hebben. Aan die wens wordt tegemoetgekomen door artikel 17, lid 1, onder b), AVG, dat toelaat dat de toestemming waarop de verwerking berust wordt ingetrokken. De toestemming die overeenkomstig artikel 12, lid 2, van richtlijn 2002/58 van de abonnee dient te worden verkregen, heeft betrekking op de verwerking van gegevens op een specifieke wijze, te weten ten behoeve van de publicatie in telefoongidsen. Wanneer die toestemming is ingetrokken, wordt die wijze van verwerking van de gegevens van de abonnee onrechtmatig. Zou dit anders zijn, dan zou een abonnee zijn toestemming voor de publicatie in telefoongidsen niet kunnen intrekken zonder tegelijkertijd zijn contract voor de verlening van telecommunicatiediensten te beëindigen. |
57. |
Derhalve geef ik het Hof in overweging om de tweede vraag aldus te beantwoorden dat een verzoek van een abonnee tot verwijdering van zijn gegevens uit telefoongidsen een uitoefening van het in artikel 17 AVG vastgelegde „recht op gegevenswissing” vormt. |
3. Derde vraag
58. |
Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een nationale toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG tot de slotsom kan komen dat de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische maatregelen dient te nemen om derde verwerkingsverantwoordelijken, te weten het telecommunicatiebedrijf en andere aanbieders van telefoongidsen die gegevens van deze verwerkingsverantwoordelijke hebben ontvangen, te informeren omtrent het intrekken van de toestemming door de betrokkene overeenkomstig artikel 6 AVG, gelezen in samenhang met artikel 7 AVG. |
59. |
In deze vraag is Proximus „de verwerkingsverantwoordelijke” en zijn „derde verwerkingsverantwoordelijken”: (i) het telecommunicatiebedrijf, Telenet, waarbij de klager een telefoonabonnement heeft afgesloten, en (ii) de aanbieder(s) van telefoongidsen waaraan Proximus abonneegegevens verstrekt, waaronder de gegevens die zij van Telenet heeft ontvangen. |
60. |
Aangezien het telecommunicatiebedrijf geen telefoongidsen verstrekt en toestemming moet worden verkregen voor het opnemen van de contactgegevens van abonnees in telefoongidsen, rijst de vraag waarom het relevant zou zijn om het telecommunicatiebedrijf te informeren omtrent het intrekken van de toestemming door de abonnee voor het gebruik van zijn gegevens voor dat doel. |
61. |
De WEC vereist van telecommunicatiebedrijven dat zij de contactgegevens van abonnees aan aanbieders van telefoongidsen doorsturen. ( 11 ) De contactgegevens van abonnees die hebben aangegeven dat zij niet in een telefoongids willen worden opgenomen, moeten zij echter „apart houden”, zodat die abonnees wel een exemplaar van de telefoongids kunnen ontvangen. ( 12 ) Zoals in punt 4 van deze conclusie is beschreven, wordt toestemming ingetrokken middels het aanpassen van de parameters voor de gegevens betreffende een abonnee. Na ontvangst van een intrekking van de toestemming actualiseert Proximus haar databank. Deze actualisering wordt echter overschreven wanneer Proximus een andere reeks abonneegegevens van het telecommunicatiebedrijf ontvangt die in telefoongidsen moeten worden opgenomen, en het telecommunicatiebedrijf niet op de hoogte is gesteld van het verzoek van de abonnee dat zijn gegevens niet in een openbare telefoongids terechtkomen. Proximus moet dus niet alleen haar eigen databank actualiseren, zodat deze het intrekken van de toestemming door de abonnee weerspiegelt, maar moet ook het telecommunicatiebedrijf van de intrekking op de hoogte stellen. |
62. |
Proximus stelt dan ook dat zij louter een „ontvanger” is „aan wie persoonsgegevens zijn verstrekt”, in de zin van artikel 19 AVG. De op verwerkingsverantwoordelijken rustende verplichting uit artikel 17, lid 2, AVG om redelijke maatregelen te nemen om andere verwerkingsverantwoordelijken op de hoogte te stellen van verzoeken tot gegevenswissing, is derhalve niet op haar van toepassing. Daaruit volgt volgens Proximus dat het onjuist is om artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG aldus uit te leggen dat deze haar een verplichting opleggen om het telecommunicatiebedrijf en andere aanbieders van telefoongidsen in kennis te stellen van door haar ontvangen verzoeken tot gegevenswissing. |
63. |
Ik heb er moeite mee om te aanvaarden dat Proximus louter een ontvanger van persoonsgegevens is. Hoewel zij klagers contactgegevens mogelijkerwijs van Telenet heeft ontvangen, vormt de publicatie van die gegevens in haar telefoongidsen de verwerking van gegevens in de zin van artikel 4, punt 2, AVG. In dat licht handelt Proximus als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, AVG. ( 13 ) Blijkens artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG zijn verwerkingsverantwoordelijken onderworpen aan verantwoordingsplichten en verplichtingen om passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat de gegevensverwerking in overeenstemming met de AVG wordt uitgevoerd. |
64. |
Artikel 5, lid 1, onder a), AVG bepaalt dat persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die rechtmatig is. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), ervan is de verwerking alleen rechtmatig indien en voor zover de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn gegevens voor een of meer specifieke doeleinden. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de klager zijn toestemming voor de verwerking van zijn persoonsgegevens ten behoeve van publicatie in telefoongidsen in de zin van artikel 7 AVG had ingetrokken. Deze verwerking, waaronder de verwerking door andere aanbieders van telefoongidsen voor hetzelfde doel, voldoet niet aan de AVG. Zij is dus onrechtmatig. |
65. |
Het is in overeenstemming met die bevinding, en met de kennisgevingsvereisten van artikel 17, lid 2, en artikel 19 AVG, dat een nationale toezichthoudende autoriteit op grond van de in artikel 5, lid 2, AVG verankerde verantwoordingsplicht en de verplichting van artikel 24 AVG om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking in overeenstemming met deze verordening wordt uitgevoerd, tot de gevolgtrekking komt dat een verwerkingsverantwoordelijke, door middel van de passende technische en organisatorische maatregelen, andere verwerkingsverantwoordelijken, te weten de telecommunicatiedienstaanbieder en andere aanbieders van telefoongidsen die gegevens van deze verwerkingsverantwoordelijke hebben ontvangen, moet informeren omtrent het intrekken van de toestemming door de betrokkene overeenkomstig artikel 6 AVG, gelezen in samenhang met artikel 7 AVG. |
66. |
De Roemeense regering merkt op dat artikel 17, lid 2, AVG de kennisgevingsvereisten bevat die bij de indiening van verzoeken tot gegevenswissing ten aanzien van aanbieders van zoekmachines worden gesteld. Het zou dan ook voor een nationale toezichthoudende autoriteit niet passend zijn om zich op artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG te beroepen, met name aangezien die bepalingen geen specifieke verplichtingen bevatten die op de doorgifte van informatie aan derden van toepassing zijn. |
67. |
Mijns inziens leggen artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG algemene verantwoordingsplichten en nalevingsvereisten op aan verwerkingsverantwoordelijken. De brede formulering en reikwijdte van deze bepalingen kunnen een nationale toezichthoudende autoriteit helpen bij haar streven om ten aanzien van verwerkingsverantwoordelijken kennisgevingsvereisten te stellen met betrekking tot derden. Het is juist dat artikel 17, lid 2, en artikel 19 AVG specifieke kennisgevingsplichten vermelden ten aanzien van „verwerkingsverantwoordelijken” (met betrekking tot gegevens die openbaar zijn gemaakt en waarvan wissing wordt verzocht) en „ontvangers”. Deze bepalingen gelden echter niet voor het betrokken feitelijke scenario, waarin, vanwege de interactie van de databanken van de diverse betrokken partijen, de noodzaak ontstaat om het telecommunicatiebedrijf te informeren omtrent het intrekken van de toestemming, bij gebreke waarvan Proximus en aanbieders die gebruikmaken van de van Proximus ontvangen abonneegegevens, gegevens zullen verwerken op een wijze die onrechtmatig is. |
68. |
Die uitlegging van de AVG leidt tot een situatie waarin een abonnee het intrekken van zijn toestemming (in dit geval een verzoek om contactgegevens niet op te nemen in telefoongidsen) kan mededelen aan elke entiteit die deze gegevens in telefoongidsen opneemt of aan elke entiteit (waaronder het telecommunicatiebedrijf) die dergelijke contactgegevens voor ditzelfde doel aan anderen doorgeeft. De entiteit die de abonnee wenst te benaderen, wordt verantwoordelijk voor de doorgifte van zijn verzoek tot gegevenswissing aan andere verwerkingsverantwoordelijken, voor zover zulks vereist is om te waarborgen dat de gegevens niet worden verwerkt op een wijze die onrechtmatig is. Een dergelijke uitlegging is in overeenstemming met de verplichting die artikel 12, lid 2, AVG aan verwerkingsverantwoordelijken oplegt om de uitoefening door de betrokkenen van hun rechten uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22 AVG te faciliteren. Ook weerspiegelt zij het vereiste van artikel 7, lid 3, laatste volzin, AVG dat het intrekken van de toestemming voor de verwerking van persoonsgegevens even eenvoudig is als het geven ervan. Aangezien een aanbieder van telefoongidsen mag afgaan op de door een abonnee aan een andere aanbieder gegeven toestemming voor de verwerking van gegevens voor dat doel, volgt hieruit dat het, teneinde die toestemming in te trekken, voor een abonnee mogelijk moet zijn om, met het oog op de verwijdering van zijn contactgegevens uit telefoongidsen die worden uitgegeven door al diegenen die op zijn eenmalige toestemming afgaan, contact op te nemen met een van de aanbieders van telefoongidsen of met het telecommunicatiebedrijf. |
69. |
Ik geef het Hof dan ook in overweging om de derde vraag aldus te beantwoorden dat een nationale toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 24 AVG tot de slotsom kan komen dat de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische maatregelen dient te nemen om derde verwerkingsverantwoordelijken, te weten het telecommunicatiebedrijf en andere aanbieders van telefoongidsen die gegevens van deze verwerkingsverantwoordelijke hebben ontvangen, te informeren omtrent het intrekken van de toestemming door de betrokkene overeenkomstig artikel 6 AVG, gelezen in samenhang met artikel 7 AVG. |
4. Vierde vraag
70. |
Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 17, lid 2, AVG zich ertegen verzet dat een nationale toezichthoudende autoriteit een aanbieder van telefoongidsen beveelt om aanbieders van zoekmachines op de hoogte te stellen van door hem ontvangen verzoeken tot gegevenswissing. |
71. |
Deze vraag impliceert dat de verwijzende rechter meent dat de klager niet meer wilde dat zijn contactgegevens via zoekmachines op internet voor het publiek toegankelijk waren. |
72. |
Zoals in punt 62 van deze conclusie is geconstateerd, is Proximus van mening dat artikel 17, lid 2, AVG niet op haar van toepassing is omdat zij louter een ontvanger van persoonsgegevens is. Subsidiair stelt Proximus dat zij overeenkomstig artikel 17, lid 2, AVG slechts verplicht is om redelijke maatregelen te nemen om verwerkingsverantwoordelijken ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene om wissing van zijn gegevens heeft verzocht. ( 14 ) Mocht Proximus niet rechtstreeks gegevens aan aanbieders van zoekmachines verstrekken, dan is het „niet 100 % zeker” dat die aanbieders klagers contactgegevens van Proximus hebben verkregen, en hebben zij deze mogelijk van een andere aanbieder van telefoongidsen verkregen. In die situatie zou het volgens Proximus onredelijk zijn om van haar te vereisen dat zij bij ontvangst van klagers verzoek rechtstreeks contact opneemt met aanbieders van zoekmachines. |
73. |
Uit mijn aan het Hof in overweging gegeven antwoord op de tweede vraag volgt dat een verzoek van een abonnee tot verwijdering van zijn gegevens uit telefoongidsen de toepassing teweegbrengt van de verplichting die artikel 17, lid 2, AVG aan de verwerkingsverantwoordelijke oplegt om slechts redelijke maatregelen te nemen om verwerkingsverantwoordelijken die persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene heeft verzocht om iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen. |
74. |
Vervolgens rijst de vraag of aanbieders van zoekmachines verwerkingsverantwoordelijken zijn. Het indexeren van persoonsgegevens en het ter beschikking stellen daarvan aan internetgebruikers in een lijst met zoekresultaten vormt de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4, punt 2, AVG. Aangezien aanbieders van zoekmachines beslissen hoe die gegevens worden geïndexeerd en zij verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van het algoritme dat de volgorde bepaalt waarin de zoekresultaten worden getoond, stellen zij het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vast, zodat zij handelen als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, AVG. ( 15 ) |
75. |
Rest nog het vereiste dat Proximus slechts redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, dient te nemen om aanbieders van zoekmachines op de hoogte te stellen van een verzoek tot gegevenswissing. |
76. |
Teneinde de redelijkheid van de genomen maatregelen te kunnen beoordelen, bepaalt artikel 17, lid 2, AVG dat rekening moet worden gehouden met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, een taak die voornamelijk op de daartoe bevoegde autoriteit neerkomt, en die ter beoordeling aan een rechter kan worden voorgelegd. In punt 10 van deze conclusie is opgemerkt dat Proximus de klager heeft medegedeeld dat zij Google van zijn verzoek tot gegevenswissing in kennis zou stellen. In haar opmerkingen bij het Hof heeft de GBA aangegeven dat er met ingang van het tweede kwartaal van 2020 sprake was van een beperkt aantal aanbieders van zoekmachines in België, met Google als koploper, die een marktaandeel heeft van tussen de 90 % (voor desktopzoekopdrachten) en de 99 % (voor zoekopdrachten vanaf smartphones en op tablets). ( 16 ) Louter op basis daarvan lijkt het onterecht om te concluderen dat het onredelijk zou zijn om van Proximus te vereisen dat zij aanbieders van zoekmachines op de hoogte stelt van dergelijke door haar ontvangen verzoeken tot gegevenswissing. |
77. |
Ik ben er in ieder geval niet van overtuigd dat er bij de beoordeling of de door Proximus te nemen maatregelen om een bepaalde aanbieder van zoekmachines op de hoogte te stellen, „redelijk” zijn in de zin van artikel 17, lid 2, AVG, rekening mee moet worden gehouden of het „100 % zeker” was dat de betrokken aanbieder van zoekmachines de te wissen gegevens van Proximus had verkregen. Evenmin acht ik het argument overredend dat het onredelijk zou zijn om van Proximus te vereisen dat zij maatregelen ter naleving van artikel 17, lid 2, AVG neemt aangezien het niet „100 % zeker” is dat aanbieders van zoekmachines klagers contactgegevens van Proximus hebben verkregen. |
78. |
Als het verwerkingsverantwoordelijken zou worden toegestaan om de verantwoordelijkheid voor de verwerking van persoonsgegevens te ontlopen op basis van een mogelijkheid dat de gegevens in kwestie niet van hen waren verkregen, zou dit, in de vele omstandigheden waarin gegevens op internet aan elkaar worden gelinkt of gekopieerd, elke verplichting ter zake ondoelmatig maken. Een dergelijke benadering zou zelfs een ongewenste prikkel kunnen bieden om gegevens te verspreiden, om zodoende niet aan die verplichting onderworpen te zijn. Als het argument van Proximus tot zijn logische einde zou worden doorgetrokken, zou bovendien geen enkele aanbieder van telefoongidsen verantwoordelijk zijn voor de naleving van artikel 17, lid 2, AVG door kennisgeving van klagers verzoek aan de aanbieders van zoekmachines, omdat al die aanbieders zich op een zekere mate van onzekerheid ten aanzien van de herkomst van de gegevens zouden kunnen beroepen. Aangezien Telenet geen telefoongidsen uitgeeft, kunnen de aanbieders van zoekmachines de gegevens bovendien niet van het telecommunicatiebedrijf hebben verkregen. Dit betekent dat de abonnee zou moeten uitzoeken waar zijn contactgegevens raadpleegbaar zijn en dat hij verzoeken tot gegevenswissing zou moeten versturen aan iedere entiteit die deze gegevens publiceert. Een dergelijke benadering zou overduidelijk onverenigbaar zijn met artikel 7, lid 3, AVG, dat bepaalt dat het intrekken van de toestemming even eenvoudig is als het geven ervan. |
79. |
Bijgevolg geef ik het Hof in overweging om de vierde vraag aldus te beantwoorden dat artikel 17, lid 2, AVG zich er niet tegen verzet dat een nationale toezichthoudende autoriteit een aanbieder van telefoongidsen beveelt om aanbieders van zoekmachines op de hoogte te stellen van door hem ontvangen verzoeken tot gegevenswissing. |
VI. Conclusie
80. |
Bijgevolg geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vragen van het hof van beroep te Brussel te beantwoorden als volgt:
|
( 1 ) Oorspronkelijke taal: Engels.
( 2 ) PB 2016, L 119, blz. 1, met rectificatie in PB 2018, L 127, blz. 2 (hierna: „AVG”). Bij de AVG is richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 1995, L 281, blz. 31) ingetrokken en vervangen.
( 3 ) PB 2002, L 201, blz. 37, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2009, L 337, blz. 11).
( 4 ) Richtlijn 95/46 is ingetrokken en vervangen bij artikel 94 AVG. Artikel 94, lid 2, AVG bepaalt dat verwijzingen naar richtlijn 95/46 dienen te worden gelezen als verwijzingen naar de AVG.
( 5 ) PB 2002, L 108, blz. 33. Zie artikel 2 van richtlijn 2002/58.
( 6 ) Belgisch Staatsblad, 20 juni 2005, blz. 28070 (hierna: „WEC”).
( 7 ) Arresten van 1 april 2008, Regering van de Franse Gemeenschap en Waalse regering (C‑212/06, EU:C:2008:178, punt 28); 22 oktober 2009, Zurita García en Choque Cabrera (C‑261/08 en C‑348/08, EU:C:2009:648, punt 34), en 19 november 2009, Filipiak (C‑314/08, EU:C:2009:719, punt 40).
( 8 ) Arrest van 22 oktober 2009, Zurita García en Choque Cabrera (C‑261/08 en C‑348/08, EU:C:2009:648, punt 35).
( 9 ) Zie in dezelfde zin overweging 39 van richtlijn 2002/58, die een uiteenzetting bevat omtrent het vereiste van toestemming die „opnieuw” moet worden verkregen indien gegevens worden gebruikt voor „andere doeleinden dan die waarvoor ze zijn verzameld”.
( 10 ) Arrest van 5 mei 2011, Deutsche Telekom (C‑543/09, EU:C:2011:279, punten 61‑67).
( 11 ) Artikel 45, lid 2, en artikel 46, lid 2, WEC.
( 12 ) Artikel 45, lid 3, WEC.
( 13 ) Blijkens artikel 4, punt 7, AVG is een „verwerkingsverantwoordelijke” een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Artikel 4, punt 2, AVG bepaalt dat „verwerking” het „verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen” van persoonsgegevens omvat.
( 14 ) Of deze heeft gerectificeerd, volgens Proximus.
( 15 ) Zie ook overweging 66 AVG, waarin wordt bevestigd dat die bepalingen bedoeld zijn ter versterking van het recht op vergetelheid in de onlineomgeving. Deze conclusie vindt steun in het arrest van 24 september 2019, GC e.a. (Verwijdering van links naar gevoelige gegevens) (C‑136/17, EU:C:2019:773, punten 34 en 35).
( 16 ) Zie voor nadere informatie: https://www.pure-im.nl/blog/marktaandelen-zoekmachines-q2‑2020/.