EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0080

Gevoegde zaken C-80/21–C-82/21: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 8 september 2022 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie — Polen) — E.K., S.K. / D.B.P. (C-80/21), en B.S., W.S. / M. (C-81/21), en B.S., Ł.S. / M. (C-82/21), (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1 – Hypothecaire kredietovereenkomsten – Gevolgen van de vaststelling van het oneerlijke karakter van een beding – Verjaring – Doeltreffendheidsbeginsel)

PB C 408 van 24.10.2022, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 408/15


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 8 september 2022 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie — Polen) — E.K., S.K. / D.B.P. (C-80/21), en B.S., W.S. / M. (C-81/21), en B.S., Ł.S. / M. (C-82/21),

(Gevoegde zaken C-80/21–C-82/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1 - Hypothecaire kredietovereenkomsten - Gevolgen van de vaststelling van het oneerlijke karakter van een beding - Verjaring - Doeltreffendheidsbeginsel)

(2022/C 408/17)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie

Partijen in de hoofdgedingen

Verzoekende partijen: E.K., S.K. (C-80/21), B.S., W.S. (C-81/21), B.S., Ł.S. (C-82/21)

Verwerende partijen: D.B.P. (C-80/21), M. (C-81/21), M. (C-82/21)

Dictum

1)

Artikel 6, lid 1 en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich verzetten tegen nationale rechtspraak volgens welke de nationale rechter een beding in een tussen een consument en een verkoper gesloten overeenkomst niet in zijn geheel oneerlijk kan verklaren maar alleen de oneerlijke onderdelen ervan, zodat het beding na schrapping van deze onderdelen gedeeltelijk van kracht blijft, wanneer die schrapping erop neerkomt dat de inhoud van dat beding substantieel wordt herzien, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

2)

Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich verzetten tegen nationale rechtspraak volgens welke de nationale rechter, na te hebben vastgesteld dat een oneerlijk beding in een overeenkomst tussen een consument en een verkoper nietig is zonder dat dit leidt tot de nietigheid van de overeenkomst in haar geheel, dit beding door een nationale bepaling van aanvullend recht kan vervangen.

3)

Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13

moeten aldus worden uitgelegd dat:

zij zich verzetten tegen nationale rechtspraak volgens welke de nationale rechter, na te hebben vastgesteld dat een oneerlijk beding in een overeenkomst tussen een consument en een verkoper nietig is en de nietigheid van die overeenkomst in haar geheel tot gevolg heeft, dit nietig verklaarde beding kan vervangen, hetzij door een uitlegging van de wilsverklaringen van partijen teneinde de nietigverklaring van de overeenkomst te voorkomen, hetzij door een nationale bepaling van aanvullend recht, ook al is de consument op de hoogte gesteld van de gevolgen van de nietigheid van die overeenkomst en heeft hij deze aanvaard.

4)

Richtlijn 93/13, gelezen in het licht van het doeltreffendheidsbeginsel,

moet aldus worden uitgelegd dat:

zij zich verzet tegen nationale rechtspraak volgens welke de verjaringstermijn van tien jaar van een door een consument ingestelde vordering tot terugbetaling van de bedragen die hij onterecht heeft betaald op grond van een oneerlijk beding in een kredietovereenkomst, ingaat op de datum van elke door die consument verrichte prestatie, ook al was die consument op dat moment niet in staat om zelf het oneerlijke karakter van het contractuele beding te beoordelen of was hij zich niet bewust van het oneerlijke karakter van het beding, en ongeacht het feit dat de overeenkomst een terugbetalingstermijn kende, in casu dertig jaar, die veel langer is dan de wettelijke verjaringstermijn van tien jaar.


(1)  PB C 242 van 21.6.2021.


Top