Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0222

    Zaak T-222/20: Beroep ingesteld op 21 april 2020 — CH en CN / Parlement

    PB C 201 van 15.6.2020, p. 52–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.6.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 201/52


    Beroep ingesteld op 21 april 2020 — CH en CN / Parlement

    (Zaak T-222/20)

    (2020/C 201/66)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partijen: CH en CN (vertegenwoordiger: C. Bernard-Glanz, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

    het beroep ontvankelijk te verklaren;

    de bestreden besluiten nietig te verklaren, voor zover daarbij geen definitief standpunt wordt ingenomen over het werkelijke bestaan van het aan de kaak gestelde psychisch geweld;

    de verwerende partij te veroordelen tot betaling aan elk van hen van een ex aequo et bono vastgesteld bedrag van 5 000 EUR ter vergoeding van de immateriële schade die is ontstaan door de overschrijding van de redelijke termijn, vermeerderd met vertragingsrente en tot aan de volledige betaling;

    de verwerende partij te veroordelen tot betaling aan elk van hen van een ex aequo et bono vastgesteld bedrag van 100 000 EUR ter vergoeding van de immateriële schade die is ontstaan doordat geen definitief standpunt is ingenomen over het werkelijke bestaan van het aan de kaak gestelde psychisch geweld, vermeerderd met vertragingsrente en tot aan de volledige betaling;

    de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekers voeren twee middelen aan ter onderbouwing van het beroep tegen de besluiten van het Parlement van 13 september 2019 waarbij het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van die instelling, in antwoord op hun verzoeken om bijstand, geen definitief standpunt heeft ingenomen over het aan de kaak gestelde psychisch geweld.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de bijstandsplicht en schending van artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”), op grond van het feit dat het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van het Parlement, door geen definitief standpunt in te nemen over het werkelijke bestaan van het aan de kaak gestelde psychisch geweld, niet heeft voldaan aan de op hem rustende bijstandsplicht.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht, schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, van het recht op waardigheid en van de artikelen 1 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, op grond dat het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van het Parlement, door geen definitief standpunt in te nemen over het werkelijke bestaan van het aan de kaak gestelde psychisch geweld, niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht alsmede het beginsel van behoorlijk bestuur en verzoekers’ recht op menselijke waardigheid heeft geschonden.


    Top