EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0203

Zaak T-203/20: Beroep ingesteld op 18 april 2020 — Al-Imam / Raad

PB C 201 van 15.6.2020, p. 45–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 201/45


Beroep ingesteld op 18 april 2020 — Al-Imam / Raad

(Zaak T-203/20)

(2020/C 201/58)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Maher Al-Imam (Damascus, Syrië) (vertegenwoordiger: M. Brillat, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

toewijzing van het beroep van verzoeker;

vaststelling van de onwettigheid van verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 442/2011, voor zover deze verzoeker betreft, van besluit 2013/255/GBVB van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, voor zover het verzoeker betreft, van uitvoeringsverordening (EU) 2020/211 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, voor zover deze verzoeker betreft, en van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/212 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, voor zover het verzoeker betreft;

dientengevolge, nietigverklaring van verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 442/2011, voor zover deze verzoeker betreft, van besluit 2013/255/GBVB van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, voor zover het verzoeker betreft, van uitvoeringsverordening (EU) 2020/211 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, voor zover deze verzoeker betreft, en van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/212 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, voor zover het verzoeker betreft;

veroordeling van de Raad tot betaling aan verzoeker van 10 000 EUR per week, te rekenen vanaf 18 februari 2020, ter vergoeding van de materiële schade die hij heeft geleden door de vaststelling van de litigieuze maatregelen;

veroordeling van de Raad tot betaling aan verzoeker van 15 000 EUR per week, te rekenen vanaf 18 februari 2020, ter vergoeding van de immateriële schade die hij heeft geleden door de vaststelling van de litigieuze maatregelen;

veroordeling van de Raad tot vergoeding van de schade die verzoeker in de toekomst zou lijden door de vaststelling van de litigieuze besluiten;

verwijzing van de Raad in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de fundamentele rechten van verzoeker tijdens de procedure voor de vaststelling van de litigieuze handelingen. Dit middel valt uiteen in twee onderdelen:

Eerste onderdeel: schending van verzoekers rechten van de verdediging, dat wil zeggen het recht te worden gehoord en het beginsel van hoor en wederhoor.

Tweede onderdeel: schending van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

2.

Tweede middel: kennelijke beoordelingsfout bij de vaststelling van de litigieuze handelingen. Dit middel valt uiteen in twee onderdelen:

Eerste onderdeel: onvoldoende bewijzen ter rechtvaardiging van de opneming van verzoeker op de lijst van personen voor wie beperkende maatregelen gelden.

Tweede onderdeel: onjuiste opvatting van de feiten.

3.

Derde middel: de inhoud van de litigieuze handelingen levert een ongerechtvaardigde en onevenredige inbreuk op de fundamentele rechten van verzoeker op. Dit middel valt uiteen in twee onderdelen:

Eerste onderdeel: schending van het recht op eigendom.

Tweede onderdeel: schending van het privé-leven en het familie- en gezinsleven.


Top