EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0143

Zaak T-143/20: Beroep ingesteld op 2 maart 2020 — PT Pelita Agung Agrindustri en PT Permata Hijau Palm Oleo/Commissie

PB C 129 van 20.4.2020, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/27


Beroep ingesteld op 2 maart 2020 — PT Pelita Agung Agrindustri en PT Permata Hijau Palm Oleo/Commissie

(Zaak T-143/20)

(2020/C 129/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: PT Pelita Agung Agrindustri (Medan, Indonesië), PT Permata Hijau Palm Oleo (Medan) (vertegenwoordigers: F. Graafsma, J. Cornelis en E. Rogiest, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2092 van de Commissie van 28 november 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit Indonesië nietig verklaren voor zover het op verzoeksters betrekking heeft;

de Commissie verwijzen in de kosten van verzoekers.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zeven middelen aan.

1.

Eerste middel: bij de vaststelling van prijsonderbieding heeft de Commissie artikel 8, lid 1, en artikel 8, lid 2, van verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (“basisverordening”) geschonden, aangezien zij (1) niet alle relevante bewijzen heeft onderzocht en (2) geen prijsonderbieding voor het product in zijn geheel heeft vastgesteld.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft eveneens artikel 8, lid 5, van de basisverordening geschonden, aangezien zij haar analyse van het oorzakelijk verband heeft gebaseerd op een onjuiste vaststelling van prijsonderbieding.

3.

Derde middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 3 van de basisverordening geschonden door vast te stellen dat de regering van Indonesië leveranciers van ruwe palmolie de opdracht of instructie heeft gegeven om hun goederen tegen een minder dan toereikende beloning te leveren, dat deze regering aan die leveranciers inkomens- of prijzensteun heeft verleend, en dat daarbij een voordeel werd toegekend.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 3 van de basisverordening geschonden door vast te stellen dat betalingen door het palmolieplantagefonds (“OPPF”) als subsidies dienen te worden aangemerkt in plaats van als betalingen voor de aankoop van biodiesel, en voorts dat de betalingen van het OPPF biodieselproducenten een voordeel opleveren, aangezien de Commissie zich baseerde op een kennelijk onjuiste contrafeitelijke situatie en niet heeft kunnen vaststellen dat het voordeel, als dat er al was, werd doorgegeven aan biodieselmengers.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 7 van de basisverordening geschonden bij de berekening van het bedrag van het voordeel in het kader van de OPPF-regeling.

6.

Zesde middel: de Commissie heeft artikel 8, lid 1, en artikel 8, lid 8, van de basisverordening geschonden door haar vaststelling dat er sprake was van dreiging van schade niet te baseren op positief bewijs en een objectief onderzoek van alle relevante elementen.

7.

Zevende middel: de Commissie heeft de rechten van verdediging van verzoeksters geschonden door bepaalde wezenlijke overwegingen betreffende de analyse van de prijsonderbieding alleen te vermelden in de bestreden verordening, waardoor verzoeksters niet de mogelijkheid kregen om hierover opmerkingen te maken.


Top