Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0673

    Zaak C-673/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal judiciaire d’Auch (Frankrijk) op 9 december 2020 — EP / Préfet du Gers, Institut National de la Statistique et des Études Économiques

    PB C 98 van 22.3.2021, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.3.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 98/5


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal judiciaire d’Auch (Frankrijk) op 9 december 2020 — EP / Préfet du Gers, Institut National de la Statistique et des Études Économiques

    (Zaak C-673/20)

    (2021/C 98/06)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Tribunal judiciaire d’Auch

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: EP

    Verwerende partijen: Préfet du Gers, Institut National de la Statistique et des Études Économiques

    Andere partij: burgemeester van de gemeente Thoux

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moeten artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat hiermee het Europees burgerschap wordt ingetrokken van Britse onderdanen die vóór het einde van de overgangsperiode gebruik hebben gemaakt van hun recht van vrij verkeer en vrije vestiging in een andere lidstaat, met name voor hen die al meer dan vijftien jaar op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven en onderworpen zijn aan de Britse wettelijke regeling genaamd de “15-jaarregel” (15 year rule), waardoor hun elk kiesrecht is ontnomen?

    2)

    Zo ja, moeten de artikelen 2, 3, 10, 12 en 127 van het terugtrekkingsakkoord, de zesde alinea van de preambule van dit akkoord alsook de artikelen 18, 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gelezen in onderlinge samenhang, aldus worden opgevat dat die Britse onderdanen op grond daarvan de aan het Europees burgerschap verbonden rechten die zij vóór de terugtrekking van hun land uit de Europese Unie genoten, zonder uitzondering mogen behouden?

    3)

    Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, is het terugtrekkingsakkoord dan niet gedeeltelijk ongeldig wegens schending van de beginselen die de identiteit van de Europese Unie vormen, met name de artikelen 18, 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, maar ook van de artikelen 39 en [40] van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en gaat dit akkoord dan niet voorbij aan het evenredigheidsbeginsel voor zover het geen bepaling bevat op grond waarvan die onderdanen deze rechten zonder uitzondering mogen behouden?

    4)

    Is artikel 127, lid 1, onder b), van het terugtrekkingsakkoord hoe dan ook niet gedeeltelijk ongeldig wegens schending van de artikelen 18, 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, maar tevens van de artikelen 39 en 40 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover het burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer en vrije vestiging in het Verenigd Koninkrijk hebben uitgeoefend, het stemrecht en de verkiesbaarheid voor de gemeenteraadsverkiezingen in dat land ontzegt en — indien het Gerecht en het Hof te dien aanzien dezelfde lezing hebben als de Conseil d'Etat — strekt deze schending zich dan niet uit tot onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die hun recht van vrij verkeer en vrije vestiging op het grondgebied van een andere lidstaat al meer dan 15 jaar hebben uitgeoefend en onderworpen zijn aan de Britse wettelijke regeling genaamd de “15-jaarregel” (15 year rule), waardoor hun elk kiesrecht is ontnomen?


    Top