This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0498
Case C-498/20: Request for a preliminary ruling from the Rechtbank Midden-Nederland (Netherlands) lodged on 29 September 2020 — ZK, in his capacity as successor to JM, liquidator in the bankruptcy of BMA Nederland BV v BMA Braunschweigische Maschinenbauanstalt AG and Stichting Belangbehartiging Crediteuren BMA Nederland
Zaak C-498/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Midden-Nederland (Nederland) op 29 september 2020 — ZK, in hoedanigheid van opvolger van JM, curator in het faillissement van BMA Nederland BV tegen BMA Braunschweigische Maschinenbauanstalt AG. Tussenkomende partij: Stichting Belangbehartiging Crediteuren BMA Nederland
Zaak C-498/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Midden-Nederland (Nederland) op 29 september 2020 — ZK, in hoedanigheid van opvolger van JM, curator in het faillissement van BMA Nederland BV tegen BMA Braunschweigische Maschinenbauanstalt AG. Tussenkomende partij: Stichting Belangbehartiging Crediteuren BMA Nederland
PB C 443 van 21.12.2020, p. 13–14
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
21.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 443/13 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Midden-Nederland (Nederland) op 29 september 2020 — ZK, in hoedanigheid van opvolger van JM, curator in het faillissement van BMA Nederland BV tegen BMA Braunschweigische Maschinenbauanstalt AG. Tussenkomende partij: Stichting Belangbehartiging Crediteuren BMA Nederland
(Zaak C-498/20)
(2020/C 443/14)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Rechtbank Midden-Nederland
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: ZK, in hoedanigheid van opvolger van JM, curator in het faillissement van BMA Nederland BV
Verweerster: BMA Braunschweigische Maschinenbauanstalt AG
Tussenkomende partij: Stichting Belangbehartiging Crediteuren BMA Nederland
Prejudiciële vragen
1) |
|
2) |
Luidt het antwoord op vraag 1 anders, indien het gaat om een vordering die is ingesteld door een stichting die tot doel heeft de collectieve belangen te behartigen van de schuldeisers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1? Een dergelijke collectieve vordering brengt mee dat in de procedure niet wordt vastgesteld a) wat de woonplaatsen van de hiervoor bedoelde schuldeisers zijn, b) wat de bijzondere omstandigheden zijn van de totstandkoming van de vorderingen van de individuele schuldeisers op de vennootschap en c) of er jegens de individuele schuldeisers een zorgplicht als hiervoor bedoeld bestaat en of deze geschonden is. |
3) |
Moet artikel 8, aanhef en onder 2, van verordening Brussel I-bis aldus worden uitgelegd dat indien het gerecht waar de oorspronkelijke vordering aanhangig is, terugkomt op zijn beslissing dat hij ter zake van die vordering rechtsmacht heeft, daarmee automatisch ook diens rechtsmacht ontvalt aan de vorderingen die de tussenkomende partij heeft ingesteld? |
4) |
|