Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0448

    Zaak C-448/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 22 september 2020 — Instituto de Financiamento da Agricultura e Pescas IP (IFAP) / BD, Autoridade Tributária e Aduaneira

    PB C 443 van 21.12.2020, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 443/9


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 22 september 2020 — Instituto de Financiamento da Agricultura e Pescas IP (IFAP) / BD, Autoridade Tributária e Aduaneira

    (Zaak C-448/20)

    (2020/C 443/10)

    Procestaal: Portugees

    Verwijzende rechter

    Supremo Tribunal Administrativo

    Partijen in het hoofdgeding

    Appellant: Instituto de Financiamento da Agricultura e Pescas IP (IFAP)

    Geappelleerden: BD, Autoridade Tributária e Aduaneira

    Prejudiciële vragen

    1)

    Staat artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 (1) in de weg aan een nationale regeling krachtens welke het de taak van de begunstigde van een subsidie is om bij de bevoegde rechter een bestuursrechtelijk beroep in te stellen tegen het besluit waarbij op grond dat er zich een onregelmatigheid heeft voorgedaan, terugbetaling wordt gelast van de aldus ten onrechte ontvangen bedragen, op straffe dat het besluit definitief wordt […] indien het tardief wordt ingesteld (dat wil zeggen wanneer de begunstigde niet tijdig gebruik maakt van de verweermiddelen waarin zijn nationale recht voorziet) en dat het ten onrechte uitbetaalde bedrag derhalve kan worden teruggevorderd overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde vereisten en termijnen?

    2)

    Staat artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 in de weg aan een nationale regeling krachtens welke de begunstigde van een subsidie zich niet kan beroepen op het verstrijken van de termijn van vier of acht jaar tijdens de tegen hem ingestelde gerechtelijke procedure van gedwongen tenuitvoerlegging, aangezien hierover alleen kan worden geoordeeld in het kader van het bestuursrechtelijk beroep tegen het besluit waarbij op grond dat er een onregelmatigheid is vastgesteld, terugbetaling wordt gelast van de aldus ten onrechte ontvangen bedragen?

    Voor het geval dat de eerste en de tweede vraag negatief zouden worden beantwoord:

    3)

    Moet de verjaringstermijn van drie jaar waarin artikel 3, lid 2, van verordening nr. 2988/95 voorziet, worden beschouwd als een verjaringstermijn voor de schuld die ontstaat door het besluit waarbij op grond dat er zich onregelmatigheden in de financiering hebben voorgedaan, terugbetaling wordt gelast van de aldus ten onrechte ontvangen bedragen? Begint die termijn te lopen op de datum waarop dat besluit is vastgesteld?

    4)

    [Verzet] artikel 3 van verordening nr. 2988/95 zich tegen een nationale regeling volgens welke de termijn van drie jaar voor de verjaring van de schuld die ontstaat door het besluit waarbij op grond dat er zich onregelmatigheden in de financiering hebben voorgedaan, terugbetaling wordt gelast van de aldus ten onrechte ontvangen bedragen, begint te lopen op de datum waarop dat besluit is vastgesteld, moet worden gestuit door de kennisgeving van de inleiding van de executieprocedure met betrekking tot deze bedragen en geschorst blijft tot een definitief of onherroepelijk besluit wordt vastgesteld dat de procedure afsluit in het geval waarin een klacht, een betwisting, een beroep of verzet wordt ingediend, wanneer hierdoor de invordering van de schuld wordt geschorst?


    (1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB 1995, L 312, blz. 1).


    Top