This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0039
Case C-39/20: Request for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden (Netherlands) lodged on 27 January 2020 — Staatssecretaris van Financiën v Jumbocarry Trading GmbH
Zaak C-39/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 27 januari 2020 — Staatssecretaris van Financiën tegen Jumbocarry Trading GmbH
Zaak C-39/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 27 januari 2020 — Staatssecretaris van Financiën tegen Jumbocarry Trading GmbH
PB C 201 van 15.6.2020, p. 8–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.6.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 201/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 27 januari 2020 — Staatssecretaris van Financiën tegen Jumbocarry Trading GmbH
(Zaak C-39/20)
(2020/C 201/13)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Staatssecretaris van Financiën
Verweerster: Jumbocarry Trading GmbH
Prejudiciële vragen
1) |
Zijn artikel 103, lid 3, aanhef en letter b, en artikel 124, lid 1, aanhef en letter a, van het DWU (1) van toepassing op een douaneschuld die voor 1 mei 2016 is ontstaan en waarvan de verjaringstermijn op die datum nog niet is geëxpireerd? |
2) |
Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, staat het rechtszekerheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel dan in de weg aan deze toepassing? |
(1) Verordening (EU) nr 952/2013, van het Europees Parlament en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vastelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).