EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0568

Zaak C-568/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — J / H Limited [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Artikel 2, onder a) – Begrip “beslissing” – In een andere lidstaat afgegeven betalingsbevel na summier onderzoek op tegenspraak van een in een derde staat gegeven beslissing – Artikel 39 – Uitvoerbaarheid in de lidstaten]

PB C 213 van 30.5.2022, p. 13–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/13


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — J / H Limited

(Zaak C-568/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - Verordening (EU) nr. 1215/2012 - Werkingssfeer - Artikel 2, onder a) - Begrip “beslissing” - In een andere lidstaat afgegeven betalingsbevel na summier onderzoek op tegenspraak van een in een derde staat gegeven beslissing - Artikel 39 - Uitvoerbaarheid in de lidstaten)

(2022/C 213/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: J

Verwerende partij: H Limited

Dictum

Artikel 2, onder a), en artikel 39 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moeten aldus worden uitgelegd dat een betalingsbevel dat door een gerecht van een lidstaat is afgegeven op grond van in een derde staat gewezen definitieve vonnissen, een beslissing vormt en in de andere lidstaten uitvoerbaar is, mits het is afgegeven na een procedure op tegenspraak in de lidstaat van herkomst en daar uitvoerbaar is verklaard. Het feit dat het om een beslissing gaat, ontneemt de verweerder bij de tenuitvoerlegging echter niet het recht om overeenkomstig artikel 46 van deze verordening te verzoeken dat de tenuitvoerlegging op een van de in artikel 45 ervan bedoelde gronden wordt geweigerd.


(1)  PB C 28 van 25.1.2021.


Top