Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0561

Zaak C-561/20: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel — België) — Q, R, S/United Airlines, Inc. [Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten – Twee rechtstreeks aansluitende vluchten – Aankomst op de eindbestemming met langdurige vertraging die is ontstaan tijdens de tweede vlucht, die heeft plaatsgevonden tussen twee luchthavens in een derde land – Geldigheid van deze verordening in het licht van het internationaal recht]

PB C 213 van 30.5.2022, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/12


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel — België) — Q, R, S/United Airlines, Inc.

(Zaak C-561/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten - Twee rechtstreeks aansluitende vluchten - Aankomst op de eindbestemming met langdurige vertraging die is ontstaan tijdens de tweede vlucht, die heeft plaatsgevonden tussen twee luchthavens in een derde land - Geldigheid van deze verordening in het licht van het internationaal recht)

(2022/C 213/14)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Q, R, S

Verwerende partij: United Airlines, Inc.

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, onder a), gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, moet aldus worden uitgelegd dat een passagier van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen — bestaande uit twee vluchten die middels één enkele boeking zijn gereserveerd bij een communautaire luchtvaartmaatschappij, met vertrek vanaf een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat en als bestemming een luchthaven die in een derde land is gelegen, met een tussenlanding op een andere luchthaven in dat derde land — recht heeft op compensatie van een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij die deze volledige vliegreis heeft uitgevoerd en daarbij is opgetreden in naam van de communautaire luchtvaartmaatschappij, wanneer deze passagier zijn eindbestemming heeft bereikt met een vertraging van meer dan drie uur die is ontstaan op de tweede vlucht van die vliegreis.

2)

Bij het onderzoek van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr. 261/2004 kunnen aantasten in het licht van het beginsel van internationaal gewoonterecht dat elke staat de volledige en uitsluitende soevereiniteit over zijn eigen luchtruim heeft.


(1)  PB C 128 van 12.4.2021.


Top