Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0530

    Zaak T-530/19: Beroep ingesteld op 26 juli 2019 — Nord Stream/Parlement en Raad

    PB C 312 van 16.9.2019, p. 45–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.9.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 312/45


    Beroep ingesteld op 26 juli 2019 — Nord Stream/Parlement en Raad

    (Zaak T-530/19)

    (2019/C 312/37)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Nord Stream AG (Zug, Zwitserland) (vertegenwoordigers: M. Raible, C. von Köckritz en J. von Andreae, advocaten)

    Verwerende partijen: Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    richtlijn (EU) 2019/692 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas nietig verklaren voor zover bij artikel 1, lid 9, van deze richtlijn in richtlijn 2009/73 artikel 49 bis, lid 3, eerste volzin is ingevoegd, waarin is bepaald dat „[b]esluiten op grond van de leden 1 en 2 […] uiterlijk op 24 mei 2020 [worden] genomen”;

    het Europees Parlement en/of de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    1.

    Het eerste middel is eraan ontleend dat de in het nieuwe artikel 49 bis van richtlijn 2009/73 vastgelegde termijn voor het verkrijgen van eventuele afwijkingsbesluiten buitensporig kort is en daardoor het algemene evenredigheidsbeginsel van artikel 5, lid 4, VEU, wordt geschonden.

    2.

    Het tweede middel is eraan ontleend dat de wijzigingsrichtlijn gedeeltelijk nietig moet worden verklaard wegens schending van artikel 296 VWEU, aangezien de invoering van de buitensporig korte termijn in de bestreden bepaling ontoereikend is gemotiveerd.

    3.

    Het derde middel is eraan ontleend dat met de bestreden bepaling het beginsel van gewettigd vertrouwen wordt geschonden aangezien het ten onrechte de mogelijkheid beperkt om onder het nieuw ingevoerde artikel 49 bis van richtlijn 2009/73 afwijkingen te verkrijgen. Het is rechtens vereist dat zulke afwijkingen kunnen worden verkregen teneinde het gewettigd vertrouwen te beschermen van de exploitanten van in derde landen gelegen offshore pijpleidingen die voltooid en operationeel waren toen de wijzigingsrichtlijn in werking trad.


    Top