Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CN0213

Zaak C-213/19: Beroep ingesteld op 7 maart 2019 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

PB C 164 van 13.5.2019, p. 38–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/38


Beroep ingesteld op 7 maart 2019 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-213/19)

(2019/C 164/40)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, F. Clotuche-Duvieusart, gemachtigden)

Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Conclusies

verklaren dat:

1.

door met betrekking tot bepaalde invoer van textiel en schoeisel uit de Volksrepubliek China niet de correcte bedragen aan douanerechten in rekening te brengen en evenmin het correcte bedrag aan traditionele eigen middelen (TEM) en btw-middelen ter beschikking te stellen, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 2 en 8 van besluit 2014/335 van de Raad (1), de artikelen 2 en 8 van besluit 2007/436 van de Raad (2), de artikelen 2, 6, 9, 10, 12 en 13, van verordening 609/2014 (3) van de Raad, de artikelen 2, 6, 9, 10, 11 en 17, van verordening 1150/2000 van de Raad (4), artikel 2 van verordening 1553/89 van de Raad (5), en artikel 105, lid 3, van verordening 952/2013 van de Raad (6), en artikel 220, lid 1, van verordening 2913/92 van de Raad (7);

als gevolg van de niet-nakoming van de verplichtingen krachtens artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de artikelen 325 en 310, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de artikelen 3 en 46 van verordening 952/2013, artikel 13 van verordening 2913/92 van de Raad, artikel 248, lid 1, van verordening 2454/93 van de Commissie (8), artikel 244 van uitvoeringsverordening 2015/2447 van de Commissie (9), en artikel 2, lid 1, onder b) en d), en de artikelen 83, 85 tot en met 87 en 143, lid 1, onder d), en lid 2, van richtlijn 2006/112/EC van de Raad (10),

bedragen de overeenstemmende verliezen van traditionele eigen middelen die beschikbaar dienen te worden gemaakt aan de begroting van de Unie (verminderd met inningskosten):

496 025 324,30 EUR in 2017 (tot en met 11 oktober 2017);

646 809 443,80 EUR in 2016;

535 290 329,16 EUR in 2015;

480 098 912,45 EUR in 2014;

325 230 822,55 EUR in 2013;

173 404 943,81 EUR in 2012;

22 777 312,79 EUR in 2011.

2.

door niet alle informatie te verschaffen waarom de diensten van de Commissie hebben verzocht en die noodzakelijk is voor het vaststellen van het bedrag van de TEM-verliezen, en door, ondanks het verzoek daartoe, de inhoud van de juridische beoordeling door de juridische dienst van HMRC of de motivering van het besluit dat heeft geleid tot de annulering van de vastgestelde douaneschulden niet te verschaffen, het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 2, lid 2, en 3, onder d), van verordening 608/2014 van de Raad (11); en

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ondanks herhaalde waarschuwingen door OLAF en de Commissie met betrekking tot het frauderisico, heeft het Verenigd Koninkrijk tot 12 oktober 2017 nagelaten om een risicogebaseerde benadering bij de douanecontrole in te voeren om te vermijden dat ondergewaardeerde goederen in het vrij verkeer terecht kwamen (in het bijzonder schoeisel en textiel uit de Volksrepubliek China).

Door dit stilzitten — ondanks herhaalde waarschuwingen — heeft het Verenigd Koninkrijk niet de risicogebaseerde maatregelen genomen die vereist zijn op basis van de Uniewetgeving inzake douane en eigen middelen. Dit verzuim om de nodige maatregelen te nemen heeft eveneens negatieve gevolgen gehad voor de correcte toepassing van de btw-regels van de Unie. De schending van het Unierecht door het Verenigd Koninkrijk en de daaruit voortvloeiende invoer van grote hoeveelheden ondergewaardeerde goederen in deze lidstaat hebben geleid tot uitzonderlijk hoge verliezen voor de Uniebegroting. Aangezien het Verenigd Koninkrijk, in tegenstelling tot andere lidstaten, de aanbevelingen van de Commissie niet heeft opgevolgd, heeft het Verenigd Koninkrijk meer ondergewaardeerde handel aangetrokken. Deze uitzonderlijk hoge verliezen hebben tevens de billijke verdeling van de lasten tussen de lidstaten zwaar aangetast, omdat zij moesten worden gecompenseerd door hogere BNI-bijdragen door de andere lidstaten aan de Unie.


(1)  Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB 2014, L 168, blz. 105).

(2)  Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB 2007, L 163, blz. 17).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (Herschikking) (PB 2014, L 168, blz. 39).

(4)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB 2000, L 130, blz. 1).

(5)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB 1989, L 155, blz. 9).

(6)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).

(7)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1).

(8)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1993, L 253, blz. 1).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2015, L 343, blz. 558).

(10)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).

(11)  Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB 2014, L 168, blz. 29).


Top