EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0407

Gevoegde zaken C-407/19 en C-471/19: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 februari 2021 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State en het Grondwettelijk Hof — België) — Katoen Natie Bulk Terminals NV, General Services Antwerp NV (C-407/19) en Middlegate Europe NV (C-471/19) / Belgische Staat (C-407/19) en Ministerraad (C-471/19) (Prejudiciële verwijzing – Artikel 45 VWEU – Vrij verkeer van werknemers – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Uitoefening van havendiensten – Havenarbeiders – Toegang tot het beroep en aanwerving – Vereisten voor de erkenning van havenarbeiders – Havenarbeiders die niet zijn opgenomen in de bij de nationale wettelijke regeling ingestelde pool van werknemers – Beperking van de duur van de arbeidsovereenkomst – Mobiliteit van havenarbeiders tussen havengebieden – Logistieke werknemers – Veiligheidscertificaat – Dwingende redenen van algemeen belang – Veiligheid in de havengebieden – Bescherming van de werknemers – Evenredigheid)

PB C 128 van 12.4.2021, p. 3–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 128/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 februari 2021 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State en het Grondwettelijk Hof — België) — Katoen Natie Bulk Terminals NV, General Services Antwerp NV (C-407/19) en Middlegate Europe NV (C-471/19) / Belgische Staat (C-407/19) en Ministerraad (C-471/19)

(Gevoegde zaken C-407/19 en C-471/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 45 VWEU - Vrij verkeer van werknemers - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Uitoefening van havendiensten - Havenarbeiders - Toegang tot het beroep en aanwerving - Vereisten voor de erkenning van havenarbeiders - Havenarbeiders die niet zijn opgenomen in de bij de nationale wettelijke regeling ingestelde pool van werknemers - Beperking van de duur van de arbeidsovereenkomst - Mobiliteit van havenarbeiders tussen havengebieden - Logistieke werknemers - Veiligheidscertificaat - Dwingende redenen van algemeen belang - Veiligheid in de havengebieden - Bescherming van de werknemers - Evenredigheid)

(2021/C 128/04)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechters

Raad van State en Grondwettelijk Hof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Katoen Natie Bulk Terminals NV, General Services Antwerp NV (C-407/19) en Middlegate Europe NV (C-471/19)

Verwerende partijen: Belgische Staat (C-407/19) en Ministerraad (C-471/19)

in tegenwoordigheid van: Katoen Natie Bulk Terminals NV, General Services Antwerp NV, Koninklijk Verbond der Beheerders van Goederenstromen (KVBG) CVBA en MVH Logistics en Stuwadoring BV

Dictum

1)

De artikelen 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan personen of ondernemingen die in een havengebied havenactiviteiten willen uitvoeren, waaronder ook activiteiten die geen verband houden met het laden en lossen van schepen in strikte zin, uitsluitend een beroep mogen doen op havenarbeiders die als zodanig zijn erkend overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen die ter uitvoering van die regeling zijn vastgesteld, mits die voorwaarden en bepalingen gebaseerd zijn op objectieve, niet-discriminerende en vooraf kenbare criteria aan de hand waarvan havenarbeiders uit andere lidstaten kunnen aantonen dat zij in hun lidstaat van herkomst aan gelijkwaardige eisen voldoen als die welke voor binnenlandse havenarbeiders gelden, en er voorts geen sprake is van een beperkte pool van havenarbeiders die voor een dergelijke erkenning in aanmerking kunnen komen.

2)

De artikelen 45, 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan:

de erkenning van havenarbeiders gebeurt door een administratieve commissie die paritair is samengesteld uit leden die door werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties zijn aangewezen;

deze commissie, afhankelijk van de behoefte aan arbeidskrachten, ook bepaalt of de erkende arbeiders al dan niet moeten worden opgenomen in een pool van havenarbeiders, waarbij voor de niet in die pool opgenomen havenarbeiders de duur van de erkenning beperkt is tot de duur van hun arbeidsovereenkomst, zodat voor elke nieuwe overeenkomst die zij sluiten, een nieuwe erkenningsprocedure moet worden gestart, en

er geen maximumtermijn is waarbinnen die commissie een besluit moet nemen.

3)

De artikelen 45, 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling volgens welke een werknemer, tenzij hij kan aantonen dat hij in een andere lidstaat aan gelijkwaardige voorwaarden voldoet, slechts kan worden erkend als havenarbeider indien hij:

medisch geschikt voor havenarbeid is verklaard door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarbij de organisatie is aangesloten die onder haar leden verplicht alle werkgevers telt die actief zijn in het betrokken havengebied;

geslaagd is voor de psychotechnische tests die zijn afgenomen door het orgaan dat daartoe door die werkgeversorganisatie is aangewezen;

een voorbereidende cursus van drie weken over veilig werken heeft gevolgd met het oog op het verwerven van vakbekwaamheid, en

geslaagd is voor de eindproef,

mits de taak die aan de werkgeversorganisatie en, in voorkomend geval, aan de vakbonden van erkende havenarbeiders is opgedragen bij de aanwijzing van de organen die met het verrichten van dergelijke onderzoeken, tests of proeven zijn belast, niet van dien aard is dat daardoor het transparante, objectieve en onpartijdige karakter van die onderzoeken, tests of proeven in twijfel wordt getrokken.

4)

De artikelen 45, 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan havenarbeiders die als zodanig zijn erkend overeenkomstig het wettelijk kader dat op hen van toepassing was vóór de inwerkingtreding van die regeling, deze erkenning op grond van de nieuwe regeling behouden en worden opgenomen in de pool van havenarbeiders waarin die nieuwe regeling voorziet.

5)

De artikelen 45, 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling volgens welke voor de overgang van een havenarbeider naar de pool van werknemers van een ander havengebied dan dat waar hij is erkend, de bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde voorwaarden en bepalingen gelden, mits deze voorwaarden en bepalingen noodzakelijk zijn voor het doel om de veiligheid in elk havengebied te waarborgen, en evenredig zijn aan dit doel, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat.

6)

De artikelen 45, 49 en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling volgens welke logistieke werknemers moeten beschikken over een “veiligheidscertificaat” dat wordt afgegeven op vertoon van hun identiteitskaart en hun arbeidsovereenkomst en waarvan de wijze van afgifte en de procedure voor de verkrijging ervan bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgesteld, mits de voorwaarden voor de afgifte van dat certificaat noodzakelijk zijn voor het doel om de veiligheid in de havengebieden te waarborgen, en evenredig zijn aan dit doel, en de procedure voor het verkrijgen ervan geen buitensporige en onevenredige administratieve lasten met zich meebrengt.


(1)  PB C 288 van 26.8.2019.

PB C 348 van 14.10.2019.


Top