EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018TA0101
Case T-101/18: Judgment of the General Court of 30 November 2022 — Austria v Commission (State aid — Nuclear industry — Aid planned by Hungary for the development of two new nuclear reactors at the Paks site — Decision declaring the aid compatible with the internal market subject to compliance with certain commitments — Article 107(3)(c) TFEU — Compliance of the aid with EU law other than State aid law — Inextricable link — Promotion of nuclear energy — First paragraph of Article 192 of the Euratom Treaty — Principle of protection of the environment, ‘polluter pays’ principle, precautionary principle and principle of sustainability — Determination of the economic activity concerned — Market failure — Distortion of competition — Proportionality of the aid — Need for State intervention — Determination of the aid elements — Public procurement procedure — Obligation to state reasons)
Zaak T-101/18: Arrest van het Gerecht van 30 november 2022 — Oostenrijk / Commissie (“Staatssteun – Nucleaire industrie – Steun die Hongarije voornemens is te verlenen voor de ontwikkeling van twee nieuwe kernreactoren op de site van de kerncentrale van Paks – Besluit waarbij de steun verenigbaar wordt verklaard met de interne markt mits bepaalde verplichtingen worden nagekomen – Artikel 107, lid 3, onder c) – Verenigbaarheid van de steun met andere bepalingen van het Unierecht dan die inzake staatssteun – Onlosmakelijk verband – Bevordering van kernenergie – Artikel 192, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag – Beginsel van bescherming van het milieu, beginsel dat de vervuiler betaalt, voorzorgsbeginsel en duurzaamheidsbeginsel – Bepalen van de betrokken economische bedrijvigheid – Marktfalen – Verstoring van de mededinging – Evenredigheid van de steun – Noodzaak van overheidsmaatregelen – Bepalen van de steunelementen – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten – Motiveringsplicht”)
Zaak T-101/18: Arrest van het Gerecht van 30 november 2022 — Oostenrijk / Commissie (“Staatssteun – Nucleaire industrie – Steun die Hongarije voornemens is te verlenen voor de ontwikkeling van twee nieuwe kernreactoren op de site van de kerncentrale van Paks – Besluit waarbij de steun verenigbaar wordt verklaard met de interne markt mits bepaalde verplichtingen worden nagekomen – Artikel 107, lid 3, onder c) – Verenigbaarheid van de steun met andere bepalingen van het Unierecht dan die inzake staatssteun – Onlosmakelijk verband – Bevordering van kernenergie – Artikel 192, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag – Beginsel van bescherming van het milieu, beginsel dat de vervuiler betaalt, voorzorgsbeginsel en duurzaamheidsbeginsel – Bepalen van de betrokken economische bedrijvigheid – Marktfalen – Verstoring van de mededinging – Evenredigheid van de steun – Noodzaak van overheidsmaatregelen – Bepalen van de steunelementen – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten – Motiveringsplicht”)
PB C 35 van 30.1.2023, p. 44–45
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/44 |
Arrest van het Gerecht van 30 november 2022 — Oostenrijk / Commissie
(Zaak T-101/18) (1)
(“Staatssteun - Nucleaire industrie - Steun die Hongarije voornemens is te verlenen voor de ontwikkeling van twee nieuwe kernreactoren op de site van de kerncentrale van Paks - Besluit waarbij de steun verenigbaar wordt verklaard met de interne markt mits bepaalde verplichtingen worden nagekomen - Artikel 107, lid 3, onder c) - Verenigbaarheid van de steun met andere bepalingen van het Unierecht dan die inzake staatssteun - Onlosmakelijk verband - Bevordering van kernenergie - Artikel 192, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag - Beginsel van bescherming van het milieu, beginsel dat de vervuiler betaalt, voorzorgsbeginsel en duurzaamheidsbeginsel - Bepalen van de betrokken economische bedrijvigheid - Marktfalen - Verstoring van de mededinging - Evenredigheid van de steun - Noodzaak van overheidsmaatregelen - Bepalen van de steunelementen - Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten - Motiveringsplicht”)
(2023/C 35/50)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordigers: J. Schmoll, F. Koppensteiner, M. Klamert en T. Ziniel, gemachtigden, bijgestaan door H. Kirstoferitsch, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Blanck, K. Hermann en P. Němečková, gemachtigden)
Interveniënt aan de zijde van verzoekende partij: Groot Hertogdom Luxemburg (vertegenwoordigers: A. Germeaux en T. Schell, gemachtigden, bijgestaan door P. Kinsch, advocaat)
Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Vláčil, T. Müller, J. Pavliš en L. Halajová, gemachtigden), Franse Republiek (vertegenwoordigers: E. de Moustier en P. Dodeller, gemachtigden), Hongarije (vertegenwoordigers: M. Fehér, gemachtigde, bijgestaan door P. Nagy, N. Gràcia Malfeito, B. Karsai, advocaten en C. Bellamy, KC), republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde), Slowaakse Republiek (vertegenwoordiger: S. Ondrášiková, gemachtigde), Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: F. Shibli, L. Baxter en S. McCrory, gemachtigden, bijgestaan door T. Johnston, barrister)
Voorwerp
1 Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt de Republiek Oostenrijk om nietigverklaring van besluit (EU) 2017/2112 van de Commissie van 6 maart 2017 betreffende de maatregel/steunregeling/staatssteun SA.38454 — 2015/C (ex 2015/N) die Hongarije van plan is ten uitvoer te leggen ter ondersteuning van de ontwikkeling van twee nieuwe kernreactoren in de kerncentrale Paks II (PB 2017, L 317, blz. 45).
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
De Republiek Oostenrijk draagt haar eigen kosten en die van de Europese Commissie. |
3) |
De Tsjechische Republiek, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Polen, de Slowaakse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dragen elk hun eigen kosten. |