This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0008
Case C-8/18: Request for a preliminary ruling from the Vilniaus apygardos teismas (Lithuania) lodged on 3 January 2018 — TE, UD, YB, ZC v Luminor Bank AB
Zaak C-8/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos teismas (Litouwen) op 3 januari 2018 — TE, UD, YB, ZC / Luminor Bank AB
Zaak C-8/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos teismas (Litouwen) op 3 januari 2018 — TE, UD, YB, ZC / Luminor Bank AB
PB C 152 van 30.4.2018, p. 2–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.4.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 152/2 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos teismas (Litouwen) op 3 januari 2018 — TE, UD, YB, ZC / Luminor Bank AB
(Zaak C-8/18)
(2018/C 152/03)
Procestaal: Litouws
Verwijzende rechter
Vilniaus apygardos teismas
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: TE, UD, YB, ZC
Verwerende partij: Luminor Bank AB
Prejudiciële vragen
1) |
Moet een natuurlijk persoon die vóór de in artikel 70 van richtlijn 2004/39/EG (1) omschreven datum van 1 november 2007, van een bank een afgeleid financieel instrument heeft aangekocht via een lening die hij bij die bank is aangegaan met een zekerheidstelling ten gunste van die bank, worden beschouwd als een consument in de zin van het Unierecht gelet op het feit dat artikel 3, lid 3, onder d), van richtlijn 2011/83/EU (2) betreffende consumentenrechten bepaalt dat deze richtlijn niet van toepassing is op overeenkomsten „betreffende financiële diensten”? |
2) |
Moet een natuurlijk persoon die vóór de in artikel 70 van richtlijn 2004/39/EG omschreven datum van 1 november 2007, van een bank een afgeleid financieel instrument heeft aangekocht via een lening die hij bij die bank is aangegaan met een zekerheidstelling ten gunste van die bank, worden beschouwd als een niet-professionele cliënt en een niet-professionele belegger in financiële instrumenten in de zin van het Unierecht, en moeten, in voorkomend geval, de bepalingen van Unierecht die verplichtingen inzake de voorlichting van consumenten vaststellen en belangenconflicten verbieden ingeval een bank financiële instrumenten aanbiedt en verkoopt, zoals de bepalingen van richtlijn 2003/6/EG (3), richtlijn 2003/71/EG (4), richtlijn 2001/34/EG (5), verordening (EG) nr. 809/2004 (6), de MiFID II-richtlijn en andere Uniewetgeving ter bescherming van de rechten van afnemers van financiële diensten, in de onderhavige zaak worden toegepast? |
3) |
Moet richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) aldus worden uitgelegd dat een verzuim om bekend te maken dat de aanbieder van financiële instrumenten geen machtiging heeft om die financiële dienst te verstrekken, een verzuim om essentiële informatie op te nemen in een prospectus en in de aanvulling op een prospectus, alsmede een mogelijk belangenconflict aan de zijde van de aanbieder van de financiële instrumenten, bij het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten rechtstreeks (in een bepaalde richting) van invloed kunnen zijn op de koers van de betrokken financiële instrumenten en dat de andere partij bij de overeenkomst derhalve het recht heeft te verzoeken om nietigverklaring of wijziging van die overeenkomsten, of om schadevergoeding? |
(1) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB 2004, L 145, blz. 1).
(2) Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).
(3) Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB 2003, L 96, blz. 16).
(4) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PB 2003, L 345, blz. 64).
(5) Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PB 2001, L 184, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PB 2004, L 149, blz. 1).