Vyberte si experimentálne prvky, ktoré chcete vyskúšať

Tento dokument je výňatok z webového sídla EUR-Lex

Dokument 62018CA0228

    Zaak C-228/18: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 2 april 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria — Hongarije) — Gazdasági Versenyhivatal / Budapest Bank Nyrt. e.a. (Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Mededingingsregelingen – Artikel 101, lid 1, VWEU – Kaartbetalingssysteem – Overeenkomst tussen banken tot vaststelling van het tarief voor de afwikkelingsvergoeding – Overeenkomst die zowel naar strekking als naar gevolg de mededinging beperkt – Begrip beperking van de mededinging “naar strekking”)

    PB C 222 van 6.7.2020, s. 6 – 7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.7.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 222/6


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 2 april 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria — Hongarije) — Gazdasági Versenyhivatal / Budapest Bank Nyrt. e.a.

    (Zaak C-228/18) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Mededinging - Mededingingsregelingen - Artikel 101, lid 1, VWEU - Kaartbetalingssysteem - Overeenkomst tussen banken tot vaststelling van het tarief voor de afwikkelingsvergoeding - Overeenkomst die zowel naar strekking als naar gevolg de mededinging beperkt - Begrip beperking van de mededinging “naar strekking”)

    (2020/C 222/05)

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Kúria

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Gazdasági Versenyhivatal

    Verwerende partijen: Budapest Bank Nyrt., ING Bank NV Magyarországi Fióktelepe, OTP Bank Nyrt., Kereskedelmi és Hitelbank Zrt., Magyar Külkereskedelmi Bank Zrt., ERSTE Bank Hungary Nyrt., Visa Europe Ltd, MasterCard Europe SA

    Dictum

    1)

    Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat dezelfde mededingingsverstorende gedraging wordt geacht zowel naar strekking als naar gevolg de mededinging te beperken in de zin van die bepaling.

    2)

    Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst tussen banken waarbij hetzelfde tarief wordt bepaald voor de afwikkelingsvergoeding die bij iedere betaling met een betaalkaart toekomt aan de emitterende banken van kaarten die worden aangeboden door de op de betrokken nationale markt actieve ondernemingen voor kaartbetalingsdiensten, niet kan worden aangemerkt als een overeenkomst die “ertoe strek[t]” de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen in de zin van die bepaling, tenzij deze overeenkomst, gelet op de bewoordingen, doelstellingen en context ervan, kan worden geacht in voldoende mate schadelijk voor de mededinging te zijn dat zij als zodanig kan worden aangemerkt, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.


    (1)  PB C 231 van 2.7.2018.


    Začiatok