Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0149

    Zaak C-149/18: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 31 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Lisboa -Portugal) — Agostinho da Silva Martins / Dekra Claims Services Portugal SA (Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen — Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II) — Artikelen 16 en 27 — Bepalingen van bijzonder dwingend recht — Richtlijn 2009/103/EG — Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen — Artikel 28)

    PB C 112 van 25.3.2019, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.3.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 112/6


    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 31 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Lisboa -Portugal) — Agostinho da Silva Martins / Dekra Claims Services Portugal SA

    (Zaak C-149/18) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen - Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II) - Artikelen 16 en 27 - Bepalingen van bijzonder dwingend recht - Richtlijn 2009/103/EG - Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen - Artikel 28))

    (2019/C 112/08)

    Procestaal: Portugees

    Verwijzende rechter

    Tribunal da Relação de Lisboa

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Agostinho da Silva Martins

    Verwerende partij: Dekra Claims Services Portugal SA

    Dictum

    1)

    Artikel 16 van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”) moet aldus worden uitgelegd dat een nationale bepaling als die in het hoofdgeding, volgens welke de verjaringstermijn voor een vordering tot vergoeding van de schade als gevolg van een schadeverwekkende gebeurtenis drie jaar bedraagt, niet kan worden beschouwd als een bepaling van bijzonder dwingend recht in de zin van dat artikel, tenzij de geadieerde rechter op basis van een omstandige analyse van de bewoordingen, de algemene opzet en de doelstellingen van die bepaling alsmede de context waarin zij tot stand is gekomen, vaststelt dat in de nationale rechtsorde aan die bepaling een dergelijk groot belang toekomt dat het gerechtvaardigd is af te wijken van het recht dat krachtens artikel 4 van deze verordening is aangeduid als het van toepassing zijnde recht.

    2)

    Artikel 27 van verordening nr. 864/2007 moet aldus worden uitgelegd dat artikel 28 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, zoals omgezet in nationaal recht, geen regel van Unierecht inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen vormt in de zin van dat artikel 27.


    (1)  PB C 161 van 7.5.2018.


    Top