Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0376

Zaak C-376/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 22 juni 2017 — Minister for Justice and Equality, Ireland en Attorney General/Arkadiusz Piotr Lipinski

PB C 283 van 28.8.2017, p. 25–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 22 juni 2017 — Minister for Justice and Equality, Ireland en Attorney General/Arkadiusz Piotr Lipinski

(Zaak C-376/17)

(2017/C 283/35)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Supreme Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Minister for Justice and Equality, Ireland en Attorney General

Verwerende partij: Arkadiusz Piotr Lipinski

Prejudiciële vragen

1)

Moet het begrip „proces” in artikel 4 bis van het kaderbesluit (1), wanneer een persoon door de bevoegde rechter van een lidstaat schuldig wordt bevonden en tot een straf wordt veroordeeld, en de oorspronkelijk opgelegde straf in hoger beroep wordt gewijzigd en de tenuitvoerlegging van die straf (zoals gewijzigd in hoger beroep) vervolgens wordt opgeschort en die straf na herroeping van die opschorting opnieuw uitvoerbaar wordt verklaard, aldus worden uitgelegd dat het:

a)

alleen verwijst naar de procedure die leidt tot de vaststelling van schuld en de oplegging van de oorspronkelijke straf („de oorspronkelijke straf”), of

b)

verwijst naar wat wordt beschreven onder a) en/of een of alle van de volgende omstandigheden:

i)

de procedure in hoger beroep volgend op a), waarbij de oorspronkelijke straf in hoger beroep wordt gewijzigd („de gewijzigde straf”);

ii)

de procedure die leidt tot de opschorting van tenuitvoerlegging van de gewijzigde straf (of een deel ervan);

iii)

de procedure die leidt tot herroeping van de opschorting van tenuitvoerlegging van de gewijzigde straf (of een deel ervan)?

2)

Indien het begrip „proces” aldus moet worden uitgelegd dat het verwijst naar of mede ziet op de procedure in hoger beroep die leidt tot de gewijzigde straf, vormt het ontbreken van de vermelding dat de persoon om wiens overlevering wordt verzocht, in kennis was gesteld van en vertegenwoordigd was in de procedure in hoger beroep een grond voor nietigheid van het Europees aanhoudingsbevel, ook al is uit nadere informatie die in de loop van de procedure in de aangezochte staat werd verstrekt, feitelijk gebleken dat de betrokkene daadwerkelijk in kennis werd gesteld van en vertegenwoordigd was in de procedure in hoger beroep?


(1)  Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB 2002, L 190, blz. 1).


Top