Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0217

    Zaak C-217/17 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 april 2017 door Mast-Jägermeister SE tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 februari 2017 in zaak T-16/16, Mast-Jägermeister SE/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    PB C 300 van 11.9.2017, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 300/12


    Hogere voorziening ingesteld op 25 april 2017 door Mast-Jägermeister SE tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 februari 2017 in zaak T-16/16, Mast-Jägermeister SE/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    (Zaak C-217/17 P)

    (2017/C 300/15)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: Mast-Jägermeister SE (vertegenwoordiger: C. Drzymalla, Rechtsanwalt)

    Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht van 9 februari 2017 in zaak T-16/16, waarbij het beroep is verworpen en rekwirante in de kosten is verwezen, in zijn geheel vernietigen;

    ingeval de hogere voorziening gegrond wordt verklaard, de in eerste aanleg ingediende eerste en derde vordering toewijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirante stelt hogere voorziening in tegen het arrest van het Gerecht van 9 februari 2017 in zaak T-16/16, waarin het gaat om de vereisten inzake de afbeelding van een model voor toekenning van een datum van indiening, met name voor modelaanvragen nrs. 002683615-001 en 002683615-002 (bekers).

    Het bestreden arrest van het Gerecht schendt het bepaalde in de artikelen 46, leden 2 en 3, van verordening nr. 6/2002 junctis de artikelen 36 en 38 ervan, voor zover het Gerecht van oordeel is dat uit het doel en de opzet van deze bepalingen volgt dat aanvragen niet als aanvragen voor een gemeenschapsmodel te behandelen zijn wanneer uit het oogpunt van het Bureau onzekerheid en onduidelijkheid heersen over het voorwerp van de met de aangevraagde modellen beoogde bescherming. Uit het belang van de datum van indiening voor de aanvrager van het gemeenschapsmodel moet echter worden afgeleid dat aan de afbeelding van het model geen strenge vereisten mogen worden gesteld en dat ingevolge artikel 36, lid 1, onder c), van verordening nr. 6/2002 met het oog op toekenning van een datum van indiening op grond van artikel 38 slechts is vereist dat de afbeelding van het model fysiek geschikt is voor reproductie.

    Anders dan het Gerecht van oordeel is, is dit ook de strekking van artikel 4, lid 1, onder e), van verordening nr. 2245/2002 juncto artikel 10, lid 1, onder c), en lid 2, ervan. Voor zover daarin is bepaald dat de kwaliteit van de afbeelding van een model aldus moet zijn dat alle details van datgene waarvoor bescherming wordt gevraagd duidelijk te onderscheiden zijn, betreft ook deze bepaling enkel de fysieke geschiktheid van de afbeelding voor reproductie. Dit geldt inzonderheid gelet op het feit dat alleen de aanvrager het voorwerp van de aanvraag bepaalt, dus datgene waarvoor hij op bescherming aanspraak maakt. Per slot van rekening is de definitieve bepaling van de omvang van de bescherming van een model evenwel uitsluitend zaak van de rechter die zich in een inbreukprocedure moet uitspreken.

    Wanneer inschrijving van een model zou kunnen leiden tot rechtsonzekerheid over de afbeelding ervan, kan inschrijving ervan worden geweigerd, doch niet de toekenning van een datum van indiening, die voor de aanvrager voor groot belang is gelet op de regeling van artikel 4 A van het Verdrag van Parijs betreffende het recht van voorrang dat aan een eerste aanvraag toekomt.

    In deze context is het Gerecht voorbijgegaan aan de ondubbelzinnige bewoordingen van de onderscheiden regelingen van artikel 46, lid 2, en artikel 46, lid 3. Ingevolge artikel 46, lid 2, van verordening nr. 6/2002 wordt een aanvraag enkel dan niet als een aanvraag voor een gemeenschapsmodel behandeld wanneer de gebreken van de aanvraag verband houden met de vereisten van artikel 36, lid 1, van diezelfde verordening. Artikel 36, lid 1, vereist met betrekking tot de afbeelding van een model echter enkel dat de afbeelding geschikt is voor reproductie. Alle andere gebreken, inzonderheid die welke volgen uit de toepassing van verordening nr. 2245/2002, kunnen ingevolge artikel 46, lid 3, van verordening nr. 6/2002 enkel grond zijn voor afwijzing van de aanvraag, na toekenning van een datum van indiening. Dit volgt ook uit de verwijzing in artikel 46, lid 3, naar artikel 45, lid 2, onder a), juncto artikel 36, lid 5, van verordening nr. 6/2002.


    Top