Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0271

    Zaak C-271/17 PPU: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 10 augustus 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Sławomir Andrzej Zdziaszek (Prejudiciële verwijzing — Prejudiciële spoedprocedure — Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Europees aanhoudingsbevel — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Procedures van overlevering tussen de lidstaten — Voorwaarden voor tenuitvoerlegging — Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging — Artikel 4 bis, lid 1, zoals voortvloeiend uit kaderbesluit 2009/299/JBZ — Aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf — Begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” — Procedure waarbij eerder uitgesproken straffen worden gewijzigd — Vonnis waarbij straffen worden samengevoegd — Vonnis dat wordt gewezen zonder dat de betrokkene in persoon is verschenen — Veroordeelde die niet in persoon is verschenen op het proces in het kader van zijn oorspronkelijke veroordeling, noch in eerste aanleg noch in hoger beroep — Persoon die door een raadsman was verdedigd tijdens de procedure in hoger beroep — Aanhoudingsbevel dat geen gegevens hierover bevat — Consequenties voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit)

    PB C 374 van 6.11.2017, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.11.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 374/10


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 10 augustus 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Sławomir Andrzej Zdziaszek

    (Zaak C-271/17 PPU) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Europees aanhoudingsbevel - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Procedures van overlevering tussen de lidstaten - Voorwaarden voor tenuitvoerlegging - Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging - Artikel 4 bis, lid 1, zoals voortvloeiend uit kaderbesluit 2009/299/JBZ - Aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf - Begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” - Procedure waarbij eerder uitgesproken straffen worden gewijzigd - Vonnis waarbij straffen worden samengevoegd - Vonnis dat wordt gewezen zonder dat de betrokkene in persoon is verschenen - Veroordeelde die niet in persoon is verschenen op het proces in het kader van zijn oorspronkelijke veroordeling, noch in eerste aanleg noch in hoger beroep - Persoon die door een raadsman was verdedigd tijdens de procedure in hoger beroep - Aanhoudingsbevel dat geen gegevens hierover bevat - Consequenties voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit))

    (2017/C 374/13)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Rechtbank Amsterdam

    Partij in het hoofdgeding

    Sławomir Andrzej Zdziaszek

    Dictum

    1)

    Het begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat het niet alleen ziet op de instantie waarin de beslissing in hoger beroep is gegeven, wanneer daarin na een nieuwe behandeling van de zaak ten gronde definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene, maar ook op een latere procedure — zoals die waarin het verzamelvonnis is gewezen dat in het hoofdgeding aan de orde is –waarin de beslissing is gegeven waarbij de hoogte van de aanvankelijk opgelegde straf onherroepelijk is gewijzigd, voor zover de autoriteit die laatstbedoelde beslissing heeft vastgesteld, in dit verband over een zekere mate van beoordelingsbevoegdheid beschikte.

    2)

    Kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, moet aldus worden uitgelegd dat in het geval waarin de betrokkene niet in persoon is verschenen in de relevante procedure, of in voorkomend geval de relevante procedures, voor de toepassing van artikel 4 bis, lid 1, van dit kaderbesluit, zoals gewijzigd, en waarin noch de gegevens op het formulier met het uniforme model voor het Europees aanhoudingsbevel dat staat in de bijlage bij dit kaderbesluit, noch de gegevens die zijn verkregen overeenkomstig artikel 15, lid 2, van dat kaderbesluit, zoals gewijzigd, voldoende informatie verschaffen om vast te stellen dat een van de situaties als bedoeld in artikel 4 bis, lid 1, onder a) tot en met d), van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd, zich voordoet, de uitvoerende rechterlijke autoriteit de mogelijkheid heeft om de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel te weigeren.

    Niettemin belet dit kaderbesluit, zoals gewijzigd, deze autoriteit niet om rekening te houden met alle omstandigheden die de betrokken zaak kenmerken, om zich ervan te vergewissen dat de rechten van verdediging van de betrokkene tijdens de relevante procedure of procedures zijn geëerbiedigd.


    (1)  PB C 277 van 21.8.2017.


    Top