Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0854

    Zaak T-854/16: Beroep ingesteld op 5 december 2016 — Barata/Parlement

    PB C 38 van 6.2.2017, p. 44–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.2.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 38/44


    Beroep ingesteld op 5 december 2016 — Barata/Parlement

    (Zaak T-854/16)

    (2017/C 038/58)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Joao Miguel Barata (Evere, België) (vertegenwoordigers: G. Pandey, D. Rovetta, lawyers, en J. Grayston, solicitor)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    primair, voor zover nodig, krachtens artikel 277 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie artikel 90 van het Statuut ongeldig en op het onderhavige geval niet-toepasselijk te verklaren;

    nietig te verklaren het collectief aangevochten besluit, te weten het besluit van 29 januari 2016 van het directoraat Ontwikkeling human ressources om verzoekers naam niet op de lijst van geselecteerde kandidaten te plaatsen en het besluit van 25 augustus 2016 houdende afwijzing van de klacht krachtens artikel 90 van het Statuut;

    nietig te verklaren de interne aankondiging van vergelijkend onderzoek 2015/023, onder de personeelsleden verspreid op 18 september 2015;

    de ontwerplijst van voor deelneming aan het opleidingsprogramma geselecteerde ambtenaren geheel nietig te verklaren;

    verweerder in de kosten te verwijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan, die betrekking hebben op schending van het Statuut, van wezenlijke vormvereisten, van de EU-Verdragen en van algemene beginselen van Unierecht.

    1.

    Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling.

    2.

    Tweede middel: schending van het beginsel van daadwerkelijke toegang tot de rechter en van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en onrechtmatigheid en niet-toepasselijkheid krachtens artikel 277 VWEU in verband met de onrechtmatigheid en de niet-toepasselijkheid van artikel 90 van het Statuut.

    3.

    Derde middel: schending van het beginsel van goed bestuur.

    4.

    Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel en discriminatie.

    5.

    Vijfde middel: schending van het vertrouwensbeginsel en van het beginsel van gelijke behandeling.


    Top