Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0325

    Arrest van het Hof (Negende kamer) van 17 mei 2018.
    Industrias Químicas del Vallés SA tegen Administración General del Estado en Sapec Agro SA.
    Verzoek van de Tribunal Supremo om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Richtlijn 91/414/EEG – Richtlijn 2010/28/EU – Artikel 3, lid 1 – Procedure voor de nieuwe evaluatie van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen door de lidstaten – Termijn – Verlenging.
    Zaak C-325/16.

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2018:326

    ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

    17 mei 2018 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Richtlijn 91/414/EEG – Richtlijn 2010/28/EU – Artikel 3, lid 1 – Procedure voor de nieuwe evaluatie door de lidstaten van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen – Termijn – Verlenging”

    In zaak C‑325/16,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) bij beslissing van 6 mei 2016, ingekomen bij het Hof op 9 juni 2016, in de procedure

    Industrias Químicas del Vallés SA

    tegen

    Administración General del Estado,

    Sapec Agro SA,

    wijst

    HET HOF (Negende kamer),

    samengesteld als volgt: C. Vajda, kamerpresident, E. Juhász en C. Lycourgos (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: M. Szpunar,

    griffier: R. Șereș, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 november 2017,

    gelet op de opmerkingen van:

    Industrias Químicas del Vallés SA, vertegenwoordigd door C. Fernández Vicién, C. Vila Gisbert, I. Moreno-Tapia Rivas en J. Robles, abogados,

    Sapec Agro SA, vertegenwoordigd door G. Pérez del Blanco en T. González Cueto, abogados,

    de Spaanse regering, vertegenwoordigd door S. Jiménez García als gemachtigde,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door I. Galindo Martín en F. Moro als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 februari 2018,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28/EU van de Commissie van 23 april 2010 tot wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde metalaxyl op te nemen als werkzame stof (PB 2010, L 104, blz. 57).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Industrias Químicas del Vallés SA (hierna: „IQV”) en anderzijds de Administración General del Estado (rijksoverheid, Spanje) en Sapec Agro SA over een procedure voor de nieuwe evaluatie van toelatingen tot het handelsverkeer (THV’s) voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten.

    Toepasselijke bepalingen

    Richtlijn 91/414

    3

    Richtlijn 91/414/EEG van de raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB 1991, L 230, blz. 1) is ingetrokken bij verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414 van de Raad (PB 2009, L 309, blz. 1). Aangezien deze intrekking pas geldt vanaf 14 juni 2011 en de feiten van het hoofdgeding dateren van vóór die datum, dient evenwel rekening te worden gehouden met richtlijn 91/414, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/28. De vijfde, de zesde, de zevende en de negende overweging van richtlijn 91/414 luidden:

    „Overwegende dat, gezien de gevaren, in de meeste lidstaten voorschriften gelden met betrekking tot de toelating van gewasbeschermingsmiddelen; dat tussen deze voorschriften verschillen bestaan die niet alleen het handelsverkeer in gewasbeschermingsmiddelen, maar ook het handelsverkeer in plantaardige producten belemmeren en die daardoor rechtstreeks een ongunstige invloed hebben op de totstandkoming en de werking van de interne markt;

    Overwegende dat het derhalve gewenst is deze belemmeringen door onderlinge aanpassing van de betrokken voorschriften van de lidstaten weg te nemen;

    Overwegende dat in de lidstaten eenvormige voorschriften inzake de voorwaarden en procedures voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen moeten gelden;

    […]

    Overwegende dat de toelatingsvoorwaarden een zodanig hoge mate van bescherming moeten garanderen dat met name wordt voorkomen dat
    gewasbeschermingsproducten worden goedgekeurd waarvan de risico’s voor de gezondheid, het grondwater en het milieu niet op adequate wijze zijn onderzocht; dat de bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu voorrang moet hebben op het streven naar een betere plantaardige productie”.

    4

    In artikel 8, lid 2, eerste en vierde alinea, van deze richtlijn was bepaald:

    „In afwijking van artikel 4 en onverminderd lid 3 en richtlijn 79/117/EEG [van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (PB 1979, L 33, blz. 36)] mag een lidstaat, gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn, toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht.

    […]

    Tijdens de in de eerste alinea bedoelde periode van twaalf jaar kan, na onderzoek in het in artikel 19 bedoelde Comité en volgens de procedure van dat artikel, worden besloten of een dergelijke werkzame stof in bijlage I kan worden opgenomen en, zo ja, op welke voorwaarden, of dat een dergelijke werkzame stof niet in bijlage I wordt opgenomen, in die gevallen namelijk waarin niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 of waarin de vereiste informatie en gegevens niet binnen de voorgeschreven periode zijn verstrekt. De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken toelatingen binnen een voorgeschreven periode, naargelang van het geval, worden verstrekt, ingetrokken of gewijzigd.”

    5

    Artikel 13, lid 1, van die richtlijn luidde:

    „Onverminderd het bepaalde in artikel 10, eisen de lidstaten dat de aanvrager van een toelating voor een gewasbeschermingsmiddel zijn aanvraag vergezeld laat gaan van:

    a)

    een dossier dat in het licht van de wetenschappelijke en technische kennis aan de voorschriften van bijlage III voldoet, en

    b)

    voor iedere werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel een dossier dat in het licht van de wetenschappelijke en technische kennis aan de voorschriften van bijlage II voldoet.”

    6

    In bijlage I bij dezelfde richtlijn waren de werkzame stoffen opgesomd die gewasbeschermingsmiddelen mochten bevatten met het oog op de verkoop ervan. Deze bijlage is talloze malen gewijzigd, onder meer bij richtlijn 2010/28, die er metalaxyl aan heeft toegevoegd. In de bijlagen II en III bij richtlijn 91/414 waren de voorschriften vastgesteld met betrekking tot het dossier dat moet worden ingediend voor de opneming van een werkzame stof in bijlage I, respectievelijk het dossier dat moet worden ingediend voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel.

    Richtlijn 2010/28

    7

    In overweging 8 van richtlijn 2010/28 staat te lezen:

    „(8)

    Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in [richtlijn 91/414] ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van [richtlijn 91/414], met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig [richtlijn 91/414]. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij [richtlijn 91/414] voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.”

    8

    Artikel 1 van deze richtlijn luidt:

    „Bijlage I bij [richtlijn 91/414] wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.”

    9

    In artikel 3 van die richtlijn is bepaald:

    „1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig [richtlijn 91/414], zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 december 2010 wijzigen of intrekken.

    Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot metalaxyl is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de voorwaarden van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

    2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij [richtlijn 91/414] en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende metalaxyl in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat metalaxyl bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 juni 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van [richtlijn 91/414].

    Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

    a)

    als metalaxyl de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 juni 2014 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

    b)

    als het gewasbeschermingsmiddel naast metalaxyl nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 juni 2014 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij [richtlijn 91/414] zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.”

    10

    Artikel 4 van dezelfde richtlijn luidt:

    „Deze richtlijn treedt in werking op 1 juli 2010.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    11

    IQV is een vennootschap naar Spaans recht die zich onder meer bezighoudt met de vervaardiging en verkoop van chemische producten en gewasbeschermingsmiddelen. Zij importeert onder meer metalaxyl in Spanje en verkoopt in verschillende lidstaten producten die deze werkzame stof bevatten.

    12

    Sapec Agro is een vennootschap naar Portugees recht die actief is op het gebied van de ontwikkeling van producten en oplossingen voor de bescherming en voeding van gewassen. Laatstgenoemde vennootschap is houder van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten.

    13

    Op 2 mei 2003 heeft de Europese Commissie beschikking 2003/308/EG betreffende de niet-opneming van metalaxyl in bijlage I bij [richtlijn 91/414] en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (PB 2003, L 113, blz. 8), vastgesteld. Deze beschikking is door het Hof nietig verklaard bij arrest van 18 juli 2007, Industrias Químicas del Vallés/Commissie (C‑326/05 P, EU:C:2007:443). Na deze nietigverklaring is richtlijn 2010/28 vastgesteld. Deze richtlijn is in werking getreden op 1 juli 2010, zodat metalaxyl vanaf deze datum is opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414.

    14

    Op 30 april 2010 is overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 in Spanje een procedure ingeleid voor het ambtshalve evalueren van de THV’s voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten.

    15

    In dit verband heeft IQV de bevoegde Spaanse autoriteit verzocht om een nieuwe evaluatie van haar gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten. Dit verzoek ging vergezeld van een dossier ten aanzien waarvan die autoriteit heeft vastgesteld dat het volledig was uit het oogpunt van de voorschriften van bijlage II bij richtlijn 91/414.

    16

    Op 29 juni 2010 heeft Sapec Agro eveneens verzocht om een nieuwe evaluatie van haar gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten.

    17

    Op 30 december 2010, dat wil zeggen één dag vóór het verstrijken van de bij artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 vastgestelde termijn die eindigde op 31 december 2010, heeft Sapec Agro de bevoegde Spaanse autoriteit verzocht om haar een aanvullende termijn toe te staan opdat zij het door haar overgelegde dossier kon vervolledigen met het oog op de voorschriften van bijlage II bij richtlijn 91/414.

    18

    Op 3 maart 2011 heeft de Dirección General de Recursos Agrícolas y Ganaderos (directoraat-generaal voor landbouw en veeteelt, Spanje) de gevraagde termijnverlenging toegestaan aan Sapec Agro.

    19

    Bij besluit van 5 april 2011 heeft het directoraat-generaal voor landbouw en veeteelt verklaard dat het dossier dat Sapec Agro had overgelegd met betrekking tot de werkzame stof „metalaxyl”, volledig was uit het oogpunt van bijlage II bij richtlijn 91/414.

    20

    IQV is tegen dit besluit opgekomen bij de Secretaría General de Medio Rural del Ministerio de Medio Ambiente, y Medio Rural y Marino (secretariaat-generaal voor plattelandszaken van het ministerie van Milieubeheer, Platteland en Zeemilieu, Spanje). Dit administratieve beroep is bij beslissing van 7 november 2011 verworpen wegens het ontbreken van procesbelang.

    21

    IQV heeft tegen deze beslissing tot verwerping beroep ingesteld bij de bestuursrechter. Ook dit beroep is, door de Tribunal Superior de Justicia de Madrid (hooggerechtshof van Madrid, Spanje), verworpen wegens het ontbreken van procesbelang.

    22

    IQV heeft bij de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje), de verwijzende rechter, beroep in cassatie ingesteld, onder meer op grond dat het besluit waarbij aan Sapec Agro een verlenging van de termijn na 31 december 2010 werd toegestaan om haar in staat te stellen haar dossier te vervolledigen, onrechtmatig was, niet alleen uit het oogpunt van de bewoordingen van richtlijn 2010/28, maar tevens gelet op het feit dat het noodzakelijk is de investeringen te beschermen die zijn gedaan om de gegevens te genereren die moeten worden verstrekt met het oog op de beoordeling van de werkzame stof door de Commissie of van het gewasbeschermingsmiddel door de betrokken lidstaat.

    23

    De verwijzende rechter acht het voor de beslechting van het voor hem aanhangige geding noodzakelijk om artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 uit te leggen in het licht van overweging 8 van deze richtlijn. Hij merkt op dat het hem voorkomt dat het arrest van 18 juli 2007, Industrias Químicas del Vallés/Commissie (C‑326/05 P, EU:C:2007:443), daarvoor relevant is en blijk geeft van een opvatting volgens welke de door het directoraat-generaal voor landbouw en veeteelt toegestane termijnverlenging rechtmatig is.

    24

    De verwijzende rechter is evenwel van oordeel dat de feiten die aan de orde zijn in de voor hem aanhangige zaak – anders dan de feiten die ten grondslag lagen aan de zaak die tot dat arrest heeft geleid – geen betrekking hebben op een tegenstrijdige handelwijze van de autoriteiten waardoor verwarring is ontstaan bij de betrokken partij, en dat de termijn in kwestie, zoals in richtlijn 2010/28 herhaaldelijk wordt gepreciseerd, op 31 december 2010 verstrijkt.

    25

    In deze omstandigheden heeft de Tribunal Supremo de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Is de uiterste datum die is vastgesteld in artikel 3, lid 1, van [richtlijn 2010/28] (‚uiterlijk op 31 december 2010’) en in artikel 3, lid 1, tweede alinea, van dezelfde richtlijn (‚uiterlijk op die datum’), waarmee ook naar 31 december 2010 wordt verwezen, gelezen in samenhang met de termijn van zes maanden als bedoeld in overweging 8 van [richtlijn 2010/28], een dwingende termijn gelet op het doel van het bij [richtlijn 91/414] ingestelde systeem, waardoor die termijn niet kan worden verlengd door de lidstaten en derhalve definitief is vastgesteld in die richtlijn?

    2)

    Indien wordt aangenomen dat die termijn kan worden verlengd, moet de beslissing over die verlenging worden genomen zonder inachtneming van specifieke procedureregels inzake het verzoek tot verlenging en de toekenning van de verlenging of moeten de lidstaten, aangezien dit onder hun bevoegdheid valt, een beslissing nemen volgens hun nationale wettelijke regeling, aangezien de bepalingen tot vaststelling van de procedure van artikel 3, lid 1, van [richtlijn 2010/28] tot hen zijn gericht?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    Eerste vraag

    26

    Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 aldus moet worden uitgelegd dat de op 31 december 2010 verstrijkende termijn waarin die bepaling voorziet om de lidstaten de mogelijkheid te bieden de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten, overeenkomstig richtlijn 91/414 te wijzigen of in te trekken, een dwingende termijn is dan wel door de lidstaten kan worden verlengd.

    27

    In dit verband zij herinnerd aan de vaste rechtspraak van het Hof volgens welke bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie in die zin arresten van 22 juni 2016, Thomas Philipps, C‑419/15, EU:C:2016:468, punt 18, en 26 juli 2017, Jafari, C‑646/16, EU:C:2017:586, punt 73en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    28

    Wat in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 betreft, wordt in de eerste alinea ervan bepaald dat „[d]e lidstaten, overeenkomstig [richtlijn 91/414], zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 december 2010 [moeten] wijzigen of intrekken”. De tweede alinea van deze bepaling schrijft voor dat „[de lidstaten uiterlijk] op die datum […] met name [verifiëren] of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot metalaxyl is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat […] aan de voorwaarden van bijlage II bij die richtlijn voldoet”.

    29

    Uit de hierboven weergegeven bewoordingen van die bepaling blijkt dat de daarin vermelde datum van 31 december 2010 een uiterste datum is die op generlei wijze kan worden verlengd.

    30

    Wat in de tweede plaats de context van de bepaling in kwestie betreft, levert het onderzoek ervan veeleer aanwijzingen op dat de daarbij vastgestelde termijn dwingend en dus niet verlengbaar is.

    31

    Ten eerste is in de eerste alinea van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 namelijk duidelijk opgesomd welke gevolgen verbonden zijn aan het feit dat op 31 december 2010 niet is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de tweede alinea van die bepaling, inzonderheid het vereiste dat de houder van een bestaande toelating voor een gewasbeschermingsmiddel dat metalaxyl bevat, op die datum in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij richtlijn 91/414. Deze gevolgen bestaan in de wijziging of intrekking van die toelating door de betrokken lidstaat.

    32

    Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 voorziet dus – overeenkomstig de in de zevende overweging van richtlijn 91/414 vermelde doelstelling – in een uniform kader voor de gehele Unie met de voorwaarden waaronder de lidstaten overgaan tot de wijziging of intrekking van de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten, en met de verplichtingen die op de houders van deze toelatingen rusten wanneer zij dossiers indienen die op die middelen betrekking hebben. Indien het de lidstaten werd toegestaan om af te wijken van de termijn waarvan de uiterste datum is vastgesteld op 31 december 2010, zouden de uniformiteit van dat kader en daarmee de gelijke behandeling van de houders van die bestaande toelatingen in gevaar worden gebracht.

    33

    Ten tweede voorziet artikel 3, lid 2, van richtlijn 2010/28, in afwijking van lid 1 van hetzelfde artikel, in termijnen die langer zijn dan de in dit laatste lid vastgestelde termijn, om de lidstaten de mogelijkheid te bieden een nieuwe evaluatie uit te voeren voor toegelaten gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen bevatten. Indien de lidstaten, zoals de Spaanse regering betoogt, het recht hadden om de termijn van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 in naar behoren gemotiveerde gevallen te verlengen, zou het overbodig zijn geweest om bij artikel 3, lid 2, te voorzien in een dergelijke expliciete afwijking van de in lid 1 vastgestelde termijn.

    34

    Ten derde vindt de niet-verlengbaarheid van de termijn van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 tevens steun in de bewoordingen van artikel 8, lid 2, vierde alinea, van richtlijn 91/414. Zoals de advocaat-generaal in punt 65 van zijn conclusie heeft opgemerkt, houdt deze bepaling immers in dat de lidstaten na het besluit van de Commissie om een werkzame stof al dan niet op te nemen in bijlage I bij die richtlijn, ervoor moeten zorgen dat de betreffende toelatingen naargelang van het geval worden verstrekt, ingetrokken of gewijzigd „binnen een voorgeschreven periode”. Deze periode moet worden begrepen als die welke afloopt op de in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 bedoelde datum, dat wil zeggen op 31 december 2010.

    35

    Wat in de derde en laatste plaats de doelstelling van richtlijn 2010/28 betreft, zij opgemerkt dat deze richtlijn uitvoering geeft aan richtlijn 91/414. Zij moet dus, overeenkomstig vaste rechtspraak van het Hof, voor zover mogelijk worden uitgelegd in overeenstemming met haar basishandeling, te weten richtlijn 91/414 (zie in die zin arresten van 22 mei 2008, Feinchemie Schwebda en Bayer CropScience, C‑361/06, EU:C:2008:296, punt 49, en 26 juli 2017, Tsjechië/Commissie, C‑696/15 P, EU:C:2017:595, punt 33).

    36

    Volgens de vijfde, de zesde en de negende overweging van richtlijn 91/414 heeft deze tot doel belemmeringen voor het intracommunautaire handelsverkeer van gewasbeschermingsmiddelen weg te nemen, maar tegelijkertijd een hoge mate van bescherming van het milieu en van de gezondheid van mens en dier te handhaven (arrest van 18 juli 2007, Industrias Químicas del Vallés/Commissie, C‑326/05 P, EU:C:2007:443, punt 74).

    37

    Tegen deze achtergrond zou het bieden van de mogelijkheid om de termijn van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 te verlengen het risico met zich brengen dat gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten en die niet voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit bijlage I bij richtlijn 91/414, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/28, waaronder de vastgestelde zuiverheidsgraad, na 31 december 2010 op de markt blijven. Een dergelijke consequentie zou ingaan tegen de nagestreefde doelstelling een hoge mate van bescherming van het milieu en van de gezondheid van mens en dier te waarborgen.

    38

    Uit de overwegingen in de punten 29 tot en met 37 van dit arrest volgt dat de termijn van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 een dwingende termijn is die door de lidstaten niet kan worden verlengd.

    39

    Aan deze gevolgtrekking wordt niet afgedaan door het arrest van 18 juli 2007, Industrias Químicas del Vallés/Commissie (C‑326/05 P, EU:C:2007:443). In dit verband zij om te beginnen eraan herinnerd dat de zaak die heeft geleid tot dat arrest, zoals de advocaat-generaal in punt 80 van zijn conclusie heeft opgemerkt, betrekking had op een termijn die de Commissie had vastgesteld in het kader van de procedure voor het opnemen van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414, en op de mogelijkheid voor die instelling – en niet voor de lidstaten – om die termijn te wijzigen. In het hoofdgeding, dat betrekking heeft op de procedure voor een nieuwe evaluatie door de lidstaten van de bestaande THV’s voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl bevatten, gaat het daarentegen om de vraag of de lidstaten eenzijdig een door de Commissie vastgestelde termijn kunnen verlengen die is vervat in de bepalingen van een richtlijn.

    40

    Daarbij komt dat het Hof zich in het arrest van 18 juli 2007, Industrias Químicas del Vallés/Commissie (C‑326/05 P, EU:C:2007:443), heeft gebaseerd op het feit dat de betrokken partij wegens de tegenstrijdige handelwijze van de bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen de Commissie, in de onmogelijkheid verkeerde binnen de gestelde termijn een volledig dossier in te dienen. Uit de verwijzingsbeslissing volgt dat Sapec Agro in casu, anders dan het geval was in de zaak die heeft geleid tot dat arrest, geen last heeft ondervonden van dit soort omstandigheden buiten haar wil. Integendeel, de verplichting om binnen de gestelde termijn in het bezit te zijn van of toegang te hebben tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij richtlijn 91/414, stond vanaf de aanvang van de procedure duidelijk vast, aangezien zij was neergelegd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28.

    41

    Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 aldus moet worden uitgelegd dat de op 31 december 2010 verstrijkende termijn waarin die bepaling voorziet om de lidstaten de mogelijkheid te bieden de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten, overeenkomstig richtlijn 91/414 te wijzigen of in te trekken, een dwingende termijn is die niet door de lidstaten kan worden verlengd.

    Tweede vraag

    42

    De tweede vraag berust op de premisse dat de in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28 vastgestelde datum van 31 december 2010, een termijn vormt die door de lidstaten kan worden verlengd. Uit het antwoord op de eerste vraag volgt evenwel dat de betreffende datum niet door de lidstaten kan worden verlengd.

    43

    Derhalve hoeft op die tweede vraag niet te worden geantwoord.

    Kosten

    44

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

     

    Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2010/28/EU van de Commissie van 23 april 2010 tot wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde metalaxyl op te nemen als werkzame stof, moet aldus worden uitgelegd dat de op 31 december 2010 verstrijkende termijn waarin die bepaling voorziet om de lidstaten de mogelijkheid te bieden de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metalaxyl als werkzame stof bevatten, te wijzigen of in te trekken overeenkomstig richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, een dwingende termijn is die niet door de lidstaten kan worden verlengd.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Spaans.

    Top