EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0495

Zaak C-495/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2015 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 juli 2015 in zaak T-314/13, Portugal/Commissie

PB C 371 van 9.11.2015, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/17


Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2015 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 juli 2015 in zaak T-314/13, Portugal/Commissie

(Zaak C-495/15 P)

(2015/C 371/20)

Procestaal: Portugees

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Recchia en P. Guerra e Andrade, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Portugese Republiek

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 15 juli 2015 in zaak T-314/13 vernietigen;

de zaak voor afdoening terugverwijzen naar het Gerecht;

de Portugese Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Middelen — Primair betoogt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat de Commissie het besluit tot financiële correctie in het kader van het Cohesiefonds moet vaststellen binnen de in de normatieve basishandeling gestelde termijn, te rekenen vanaf het ogenblik dat de lidstaat is gehoord.

Subsidiair stelt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat de termijn waarbinnen de Commissie het besluit tot financiële correctie dient vast te stellen een dwingende termijn is waarvan de niet-inachtneming een materiële schending vormt die het buiten de termijn vastgestelde besluit onwettig maakt.

Voornaamste argumenten — Primair betoogt de Commissie dat artikel 100 van verordening nr. 1083/2006 (1) in casu niet van toepassing is, maar wel artikel H, lid 2, van bijlage II bij verordening nr. 1164/94 (2). Volgens de Commissie heeft het Gerecht artikel 108 van verordening nr. 1083/2006 onjuist uitgelegd. Artikel 108 is enkel van toepassing op gecofinancierde projecten die zijn goedgekeurd overeenkomstig de nieuwe regels (periode 2007-2013). In casu is krachtens artikel 105 van verordening nr. 1083/2006 artikel H, lid 2, van bijlage II bij verordening nr. 1164/94 van toepassing. Volgens de Commissie voorziet verordening nr. 1164/94 niet in een termijn waarbinnen de Commissie het besluit tot financiële correctie dient vast te stellen.

Subsidiair betoogt de Commissie dat de Uniewetgever geen dwingende termijn heeft vastgesteld waarbinnen de Commissie besluiten tot financiële correctie dient toe te passen. Het besluit om over te gaan tot een financiële correctie heeft in wezen tot doel de financiële belangen van de Unie te beschermen. De regelgeving verbindt geen sancties of gevolgen aan de niet-inachtneming van de termijn. De termijn voor de vaststelling van het besluit om een financiële correctie door te voeren is een indicatieve termijn.


(1)  Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210, blz. 25).

(2)  Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds (PB L 130, blz. 1).


Top