EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0632

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 april 2017.
Costin Popescu tegen Guvernul României e.a.
Verzoek van de Înalta Curte de Casație şi Justiție om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Vervoer – Wegvervoer – Rijbewijs – Richtlijn 2006/126/EG – Artikel 13, lid 2 – Begrip ‚vóór 19 januari 2013 verleende rijbevoegdheden’ – Nationale regeling ter omzetting van deze richtlijn – Verplichting om een rijbewijs te halen voor personen die vóór de inwerkingtreding van deze regeling een bromfiets zonder rijbewijs mochten besturen.
Zaak C-632/15.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2017:303

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

26 april 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Vervoer — Wegvervoer — Rijbewijs — Richtlijn 2006/126/EG — Artikel 13, lid 2 — Begrip ,vóór 19 januari 2013 verleende rijbevoegdheden’ — Nationale regeling ter omzetting van deze richtlijn — Verplichting om een rijbewijs te halen voor personen die vóór de inwerkingtreding van deze regeling een bromfiets zonder rijbewijs mochten besturen”

In zaak C‑632/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) bij beslissing van 12 november 2015, ingekomen bij het Hof op 30 november 2015, in de procedure

Costin Popescu

tegen

Guvernul României,

Ministerul Afacerilor Interne,

Direcția Regim Permise de Conducere si Înmatriculare a Vehiculelor,

Direcția Rutieră,

Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, E. Juhász (rapporteur), C. Vajda, K. Jürimäe en C. Lycourgos, rechters,

advocaat-generaal: H. Saugmandsgaard Øe,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Costin Popescu, vertegenwoordigd door hemzelf,

de Roemeense regering, vertegenwoordigd door R. H. Radu, O.‑C. Ichim en E. Gane als gemachtigden,

de Slowaakse regering, vertegenwoordigd door B. Ricziová als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Nicolae en J. Hottiaux als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 november 2016,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de bepalingen van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB 2006, L 403, blz. 18), in het bijzonder van artikel 13, lid 2, gelezen in samenhang met overweging 5 van deze richtlijn.

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Costin Popescu en anderzijds de Guvernul României (Roemeense regering), vertegenwoordigd door de Secretariatul General al Guvernului (secretariaat‑generaal van de regering), het Ministerul Afacerilor Interne (ministerie van Binnenlandse Zaken), de Direcția Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor (directoraat voor de rijbewijzen en de inschrijving van voertuigen), de Direcția Rutieră (directoraat voor de wegen) en de Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor (overheidsdienst voor de rijbewijzen en de inschrijving van voertuigen) over de verplichting voor personen die vóór de inwerkingtreding van de Roemeense regeling ter omzetting van richtlijn 2006/126 in het nationaal recht een bromfiets zonder rijbewijs mochten besturen, om een rijbewijs te verkrijgen om dit voertuig te mogen blijven besturen.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

Overweging 2 van richtlijn 2006/126 luidt:

„De voorschriften betreffende het rijbewijs zijn onontbeerlijke elementen van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, dragen bij tot de veiligheid van het wegverkeer en vergemakkelijken het vrije verkeer van personen die zich in een andere lidstaat vestigen dan de lidstaat die het rijbewijs heeft afgegeven […].”

4

Volgens overweging 5 van deze richtlijn laat zij bestaande rijbevoegdheden die vóór de datum van toepassing van de richtlijn zijn verleend of verkregen, onverlet.

5

Overweging 8 van die richtlijn luidt als volgt:

„Om aan de eisen inzake de veiligheid van het wegverkeer te voldoen dienen dus minimumvoorwaarden te worden vastgesteld voor de afgifte van het rijbewijs. Er moet een verdere harmonisatie van de normen inzake de door de bestuurders af te leggen rijexamens en inzake de afgifte van rijbewijzen worden uitgevoerd. Daartoe moeten de eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag die samenhangen met het besturen van motorvoertuigen worden omschreven, moet het rijexamen op deze concepten worden gebaseerd, en moeten de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van die voertuigen opnieuw worden omschreven.”

6

Volgens overweging 13 van de richtlijn beoogt de invoering van een rijbewijscategorie voor bromfietsen in het bijzonder een verhoging van de verkeersveiligheid ten aanzien van de jongste bestuurders, die volgens de statistieken het meest betrokken zijn bij verkeersongevallen.

7

Overweging 16 van richtlijn 2006/126 luidt als volgt:

„Het model van het rijbewijs zoals vastgesteld bij richtlijn 91/439/EEG [van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PB 1991, L 237, blz. 1)] dient te worden vervangen door één model in de vorm van een plastic kaart. Tegelijkertijd dient dit model van het rijbewijs te worden aangepast wegens de invoering van een nieuwe rijbewijscategorie voor bromfietsen en een nieuwe rijbewijscategorie voor motorrijwielen.”

8

Artikel 4 van deze richtlijn, met als opschrift „Categorieën, definities en minimumleeftijden”, luidt als volgt:

„1.   Met het in artikel 1 bedoelde rijbewijs mogen gemotoriseerde voertuigen van de hierna omschreven categorieën worden bestuurd. Het mag worden afgegeven vanaf de per categorie vastgestelde minimumleeftijd. Onder ,gemotoriseerd voertuig’ wordt verstaan elk zichzelf over de weg voortbewegend wegvoertuig, anders dan een voertuig dat op rails wordt voortbewogen.

2.   Bromfietsen

(categorie AM)

twee- of driewielige voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 kilometer per uur als omschreven in artikel 1, lid 2, punt a), van richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen [en tot intrekking van richtlijn 92/61/EEG van de Raad (PB 2002, L 124, blz. 1)] (waarvan uitgezonderd die met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 25 kilometer per uur of minder), en lichte vierwielers als omschreven in artikel 1, lid 3, punt a), van richtlijn 2002/24/EG;

de minimumleeftijd voor categorie AM wordt vastgesteld op 16 jaar.

[…]”

9

Artikel 7 van richtlijn 2006/126, met als opschrift „Afgifte, geldigheid en verlenging”, bepaalt:

„1.   De afgifte van het rijbewijs is aan de volgende voorwaarden onderworpen:

a)

De aanvrager moet overeenkomstig het bepaalde in bijlage II met goed gevolg een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag en een theoretisch examen afleggen, alsmede voldoen aan de normen van bijlage III.

b)

De aanvrager van een rijbewijs van categorie AM moet enkel slagen voor een theoretisch examen. De lidstaten kunnen voor deze categorie eisen dat de aanvrager slaagt voor een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag en een medisch onderzoek ondergaat.

Voor drie- en vierwielers van deze categorie kunnen de lidstaten een apart examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag verplicht stellen. Om een onderscheid te maken tussen de voertuigen in categorie AM kan er op het rijbewijs een nationale code worden aangebracht.

[…]”

10

Artikel 13 van richtlijn 2006/126, met als opschrift „Gelijkwaardigheid van rijbewijzen naar een niet-Europees model”, luidt als volgt:

„1.   Na instemming van de Commissie stellen de lidstaten de gelijkwaardigheid vast tussen de rijbevoegdheden die zijn verkregen vóór de uitvoering van deze richtlijn en categorieën welke in artikel 4 zijn omschreven.

Na raadpleging van de Commissie kunnen de lidstaten in hun nationale wetgevingen de nodige wijzigingen voor de uitvoering van artikel 11, leden 4, 5 en 6, aanbrengen.

2.   Vóór 19 januari 2013 verleende rijbevoegdheden worden niet ingetrokken of op welke wijze dan ook anders gekwalificeerd door de bepalingen van deze richtlijn.”

11

Artikel 16, leden 1 en 2, van richtlijn 2006/126, met als opschrift „Omzetting”, verplicht de lidstaten enerzijds uiterlijk 19 januari 2011 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om te voldoen aan de in dit artikel opgesomde bepalingen van die richtlijn, waaronder artikel 4, leden 1 en 2, artikel 7, lid 1, onder b), en artikel 13, en anderzijds de omgezette bepalingen toe te passen vanaf 19 januari 2013.

Roemeens recht

12

Legea nr. 203/2012 pentru modificarea şi completarea Ordonanţei de urgenţă a Guvernului nr. 195/2002 privind circulaţia pe drumurile publice (wet nr. 203/2012 tot wijziging en aanvulling van de noodverordening van de regering nr. 195/2002 inzake het verkeer op de openbare weg, Monitorul Oficial al României, nr. 760 van 12 november 2012), waarbij sommige bepalingen van richtlijn 2006/126 in het Roemeense recht zijn omgezet, is van toepassing sinds 19 januari 2013. Deze wet wijzigt de Ordonanţa de urgenţă a Guvernului nr. 195/2002 privind circulaţia pe drumurile publice (noodverordening van de regering nr. 195/2002 inzake het verkeer op de openbare weg, Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 670 van 3 augustus 2006; hierna „OUG nr. 195/2002”) en de bij Hotărârea Guvernului nr. 1391/2006 (regeringsbesluit nr. 1391/2006, Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 876 van 26 oktober 2006) goedgekeurde verordening tot uitvoering van deze noodverordening.

13

Teneinde de omzetting van die richtlijn te waarborgen, zijn de artikelen 160 en 161 van de verordening tot uitvoering van OUG nr. 195/2002, die betrekking hebben op bromfietsen, ingetrokken.

14

Vóór de inwerkingtreding van wet nr. 203/2012 bepaalde artikel 160, lid 2, van de verordening tot uitvoering van OUG nr. 195/2002 dat „[p]ersonen die geen rijbewijs hebben, […] slechts een bromfiets op de openbare weg [mogen] besturen, indien zij aantonen dat zij met succes een cursus verkeerswetgeving hebben gevolgd aan een instelling die bevoegd is om bestuurders van gemotoriseerde voertuigen op te leiden”.

15

Vóór de inwerkingtreding van wet nr. 203/2012 bepaalde artikel 161, lid 2, van deze uitvoeringsverordening dat „[w]anneer zij op de openbare weg rijden, […] fietsers in het bezit [dienen] te zijn van hun identiteitskaart en bestuurders van bromfietsen tevens in het bezit [dienen] te zijn van een bewijs dat met succes een cursus verkeerswetgeving is gevolgd en een registratiebewijs van het voertuig”.

16

In artikel 6, punten 6 en 21, van OUG nr. 195/2002 worden de begrippen „motorvoertuig” en „bromfiets” omschreven. Het bepaalt dat „bromfietsen […] als motorvoertuigen worden aangemerkt” en dat lichte vierwielers „worden gelijkgesteld aan bromfietsen”.

17

Artikel 20, leden 1 tot en met 3, van OUG nr. 195/2002 luidt als volgt:

„(1)   Om motorvoertuigen, trams, tractoren die uitsluitend voor land‑ en bosbouw worden gebruikt of zelfrijdende machines op de openbare weg te besturen, is het desbetreffende rijbewijs vereist.

(2)   Voor de volgende categorieën voertuigen wordt een rijbewijs afgegeven: AM […].

(3)   De in lid 2 bedoelde categorieën voertuigen waarvoor een rijbewijs wordt afgegeven, worden in bijlage 1 omschreven.”

18

Bijlage 1 bij OUG nr. 195/2002 bevat een opsomming van de categorieën voertuigen waarvoor een rijbewijs wordt afgegeven overeenkomstig artikel 20, lid 2, van OUG nr. 195/2002. Volgens punt a) van deze bijlage gaat het bij „categorie AM” om „bromfietsen”.

19

Artikel 23, leden 1 en 9, van OUG nr. 195/2002 luidt:

„(1)   Het recht om een motorvoertuig […] op de openbare weg te besturen wordt uitsluitend toegekend aan de houder van een geldig rijbewijs dat overeenkomt met de categorie waartoe het voertuig behoort, of aan iedere persoon die, in plaats daarvan, in het bezit is van een document waaruit blijkt dat hij bevoegd is om op de openbare weg te rijden.

[…]

(9)   Het examen voor het rijbewijs bestaat uit een theorie-examen, waarbij de kennis wordt getoetst, en een praktijkexamen, waarbij de vaardigheden en het gedrag worden getoetst, afhankelijk van de categorie van het aangevraagde rijbewijs. Het praktijkexamen voor de categorie AM bestaat alleen uit een toetsing van de vaardigheden op een speciaal daartoe ingericht oefenterrein. De voorwaarden voor de afgifte van het rijbewijs worden vastgesteld bij besluit.”

De feiten in het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

20

Popescu is in het bezit van een registratiebewijs voor een lichte vierwieler van het merk Aixam, welke is ingedeeld als voertuig van categorie L6e en met een bromfiets is gelijkgesteld, en een bewijs waaruit blijkt dat hij met succes een cursus verkeerswetgeving voor het besturen van een bromfiets op de openbare weg heeft gevolgd. Met die documenten, die hem in de loop van 2010 werden afgegeven, mocht hij met een voertuig als dat van hem rijden, overeenkomstig de artikelen 160 en 161 van de verordening tot uitvoering van OUG nr. 195/2002 in de versie die van toepassing was vóór 19 januari 2013.

21

Vanaf 19 januari 2013 is in Roemenië voor het rijden op de openbare weg met bromfietsen, of daaraan gelijkgestelde voertuigen, het verkrijgen van een rijbewijs verplicht gesteld op grond van wet nr. 203/2012, waarbij OUG nr. 195/2002 is gewijzigd om enkele bepalingen van richtlijn 2006/126 om te zetten in het nationaal recht.

22

Popescu heeft bij de Curtea de Apel București (in dit geval rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) beroep ingesteld dat is gericht tegen diverse nationale autoriteiten, waarbij hij heeft verzocht het recht dat hij vóór 19 januari 2013 had om een bromfiets op de openbare weg te besturen ook na die datum te erkennen, zonder verdere formaliteiten, en hem een document te verstrekken waarin dit recht door de bevoegde autoriteit wordt bevestigd. Ter ondersteuning van zijn beroep heeft hij aangevoerd dat de nieuwe, uit wet nr. 203/2012 voortvloeiende regeling zich niet verdraagt met richtlijn 2006/126.

23

Aangezien Popescu ook een exceptie van ongrondwettelijkheid had opgeworpen met betrekking tot sommige bepalingen van OUG nr. 195/2002, zoals gewijzigd bij wet nr. 203/2012, heeft de Curtea de Apel București de zaak verwezen naar de Curtea Constituțională (grondwettelijk hof, Roemenië).

24

Bij beslissing van 5 december 2013 heeft die rechterlijke instantie de exceptie van ongrondwettelijkheid ongegrond verklaard op grond dat de nationaalrechtelijke bepalingen waar Popescu naar verwijst, in overeenstemming zijn met de Roemeense grondwet, waarbij zij heeft aangegeven dat de uitlegging van het Unierecht niet tot haar bevoegdheid behoort en dat deze bevoegdheid uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie toekomt.

25

Op grond van die beslissing heeft de Curtea de Apel București het door Popescu ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

26

Popescu heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Înalta Curte de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) en betoogd dat de bepalingen van wet nr. 203/2012 in strijd zijn met overweging 5 en artikel 13, lid 2, van richtlijn 2006/126, dat bepaalt dat vóór 19 januari 2013 verleende rijbevoegdheden niet worden ingetrokken of op welke wijze dan ook anders worden gekwalificeerd door de bepalingen van deze richtlijn.

27

In zijn verweerschrift heeft de Inspectoratul General al Poliției Române (algemene inspectie van de Roemeense politie) aangevoerd dat de bij wet nr. 203/2012 aangebrachte wijzigingen in OUG nr. 195/2002, bestaande uit de voorwaarde dat de bestuurder van een bromfiets in het bezit is van een rijbewijs, gebaseerd zijn op de doelstelling om de verkeersveiligheid te verhogen door het aantal verkeersongevallen waarbij bestuurders van bromfietsen betrokken zijn, te verminderen en de gevolgen daarvan te beperken door bestuurders te verplichten een passende opleiding te volgen om de noodzakelijke theoretische kennis en praktische vaardigheden op te doen.

28

Daarop heeft de Înalta Curte de Casație și Justiție de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Biedt richtlijn 2006/126 […] de Roemeense Staat de mogelijkheid om bestuurders van bromfietsen die over een officieel document beschikken dat hun het recht gaf om vóór 19 januari 2013 op de openbare weg te rijden, te verplichten een rijbewijs te halen door testen of examens af te leggen die soortgelijk zijn aan de testen en examens voor de andere motorvoertuigen, om ook na 19 januari 2013 een bromfiets te mogen besturen?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

29

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen van richtlijn 2006/126, en in het bijzonder artikel 13, lid 2, ervan, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een ter omzetting van deze richtlijn in nationaal recht vastgestelde nationale regeling waardoor een bromfiets niet meer mag worden bestuurd zonder houder te zijn van een rijbewijs waarvan de afgifte afhangt van het slagen voor testen of examens die vergelijkbaar zijn met die welke vereist zijn voor het besturen van andere motorvoertuigen.

30

Artikel 13, lid 2, van die richtlijn bepaalt dat vóór 19 januari 2013 verleende rijbevoegdheden niet ingetrokken of op welke wijze dan ook anders gekwalificeerd worden door de bepalingen van de richtlijn, en in overweging 5 van de richtlijn heet het dat zij bestaande rijbevoegdheden die vóór de datum van toepassing van de richtlijn zijn verleend of verkregen, onverlet laat.

31

Popescu betoogt in dit verband dat bij de vaststelling van wet nr. 203/2012 ter omzetting van richtlijn 2006/126 in het Roemeense recht de bestaande rijbevoegdheden die vóór de inwerkingtreding van deze wet waren verworven, onverlet moesten worden gelaten. Volgens hem moet artikel 13, lid 2, van deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat deze bepaling betrekking heeft op iedere door een lidstaat erkende rijbevoegdheid, zelfs zonder dat er sprake is van een formeel document, en niet alleen op bevoegdheden die vorm hebben gekregen door middel van de afgifte van een rijbewijs of een soortgelijk document.

32

Popescu baseert dat betoog met name op de bewoordingen van de Roemeense taalversie van die bepaling, die de uitdrukking „drept de conducere acordat” bevat waarin de term „drept” wordt vermeld die gewoonlijk verwijst naar het recht op zich en niet naar het document waaruit het toegekende recht blijkt, en verder ook het woord „acordat” wordt gebruikt, dat letterlijk „verleend” of „toegekend” betekent en zowel kan slaan op een recht als op een document waaruit dat recht blijkt.

33

Zoals de advocaat-generaal in punt 42 van zijn conclusie heeft opgemerkt, zou uit een letterlijke interpretatie van de in de Franse versie gebruikte uitdrukking „droit de conduire délivré” (verleende rijbevoegdheid), vooral gezien de gebruikelijke betekenis van de term „délivré” (verleend), echter kunnen worden afgeleid dat de tekst van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2006/126 inhoudt dat alleen rijbevoegdheden die uitdrukkelijk zijn verleend door middel van een document dat vóór 19 januari 2013 op formele wijze ter hand is gesteld, over het algemeen in de vorm van een individueel document van een overheidsdienst, op grond van deze bepaling niet worden geraakt door de vereisten van deze richtlijn.

34

De verschillende taalversies van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2006/126 lijken dus uiteen te lopen.

35

In dit verband zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of in zoverre voorrang kan hebben boven de andere taalversies. Unierechtelijke bepalingen moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast tegen de achtergrond van de tekst in alle talen van de Europese Unie. Wanneer er verschillen bestaan tussen de verschillende taalversies van een tekst van Unierecht, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan deze een onderdeel vormt (arresten van 28 juli 2016, Edilizia Mastrodonato, C 147/15, EU:C:2016:606, punt 29, en 22 september 2016, Breitsamer und Ulrich, C 113/15, EU:C:2016:718, punt 58).

36

Wat in de eerste plaats de algemene opzet van richtlijn 2006/126 betreft, moet erop worden gewezen dat bij deze richtlijn een uniform model van Europees rijbewijs is vastgesteld ter vervanging van de verschillende in de lidstaten bestaande rijbewijzen, en een nieuwe categorie rijbewijzen voor bromfietsen is ingevoerd. In artikel 4 bepaalt en omschrijft de richtlijn de verschillende categorieën rijbewijzen waarvan de lidstaten, die elk reeds hun eigen categorieën rijbewijzen kennen, de gelijkwaardigheid moeten vaststellen (zie in die zin arrest van 26 april 2012, Hofmann, C‑419/10, EU:C:2012:240, punt 40).

37

Het Hof heeft in dit verband reeds geoordeeld dat artikel 13 van richtlijn 2006/126, met als opschrift „Gelijkwaardigheid van rijbewijzen naar een niet-Europees model”, dat de betrokken uitdrukking „verleende rijbevoegdheden” bevat, uitsluitend beoogt deze gelijkwaardigheid te regelen tussen de vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn verworven rechten en de verschillende erin omschreven categorieën rijbewijzen (zie in die zin arrest van 26 april 2012, Hofmann, C‑419/10, EU:C:2012:240, punt 41), dus tussen de verschillende door de lidstaten ingevoerde categorieën rijbewijzen en die waarin richtlijn 2006/126 voorziet.

38

Uit die rechtspraak volgt dat de betrokken bepaling slechts betrekking heeft op de gelijkwaardigheid tussen oude rijbewijzen en het nieuwe uniforme Europese model.

39

Deze vaststelling wordt bevestigd door het onderzoek van de totstandkomingsgeschiedenis van richtlijn 2006/126, waaruit blijkt dat artikel 13, lid 2, van deze richtlijn is ingelast op voorstel van het Europees Parlement, dat heeft aangegeven dat „de omwisseling van de oude rijbewijzen” in geen geval mag leiden tot verlies of beperking van de verworven rechten die aan de rijbewijzen voor de verschillende categorieën voertuigen verbonden zijn (zie in die zin arrest van 26 april 2012, Hofmann, C‑419/10, EU:C:2012:240, punt 42).

40

Wat in de tweede plaats de doelstelling van richtlijn 2006/126 betreft, zij eraan herinnerd dat deze richtlijn met name tot doel heeft de verkeersveiligheid te verhogen, zoals bevestigd wordt in de overwegingen 2, 8 en 13 ervan.

41

Volgens overweging 2 van deze richtlijn dragen de voorschriften betreffende het rijbewijs immers bij tot de veiligheid van het wegverkeer. Overweging 8 van de richtlijn bepaalt dat „[o]m aan de eisen inzake de veiligheid van het wegverkeer te voldoen, […] dus minimumvoorwaarden [dienen] te worden vastgesteld voor de afgifte van het rijbewijs”. Volgens overweging 13 „[beoogt] [d]e invoering van een rijbewijscategorie voor bromfietsen […] in het bijzonder een verhoging van de verkeersveiligheid ten aanzien van de jongste bestuurders, die volgens de statistieken het meest betrokken zijn bij verkeersongevallen”.

42

In dit opzicht heeft richtlijn 2006/126, door een verplicht rijbewijs voor bromfietsen in te voeren, de werkingssfeer van richtlijn 91/439, die door richtlijn 2006/126 is vervangen, verruimd daar bromfietsen niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 91/439 vielen.

43

De lidstaten moesten met ingang van 19 januari 2013 een nieuwe rijbewijscategorie voor bromfietsen invoeren op grond van artikel 16, leden 1 en 2, van richtlijn 2006/126, volgens welk artikel zij de ter omzetting van de bepalingen van de richtlijn vastgestelde regeling dienen toe te passen. Rijbewijzen voor bromfietsen worden overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/126 afgegeven aan aanvragers die geslaagd zijn voor een theoretisch examen en, indien de nationale wetgever hiertoe besluit, met succes een praktisch examen hebben afgelegd en/of een medisch onderzoek hebben ondergaan.

44

Het valt niet te ontkennen dat de eis voor bestuurders van bromfietsen om theoretische kennis op te doen, en eventueel praktische vaardigheden te verwerven, tot doel heeft de verkeersveiligheid te verhogen. Bovendien maakt de omstandigheid dat een rijbewijs moet worden gehaald, zoals de advocaat-generaal in punt 54 van zijn conclusie heeft opgemerkt, het mogelijk nationale bepalingen inzake de intrekking, schorsing, verlenging en nietigverklaring van het rijbewijs toe te passen op bestuurders van een bromfiets in geval van overtreding van de verkeerswetgeving.

45

Bijgevolg zou, zoals de Roemeense en Slowaakse regering in hun opmerkingen terecht hebben opgemerkt, een uitlegging van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2006/126 waarbij het de lidstaten niet is toegestaan om de vóór 19 januari 2013 bestaande voorwaarden met betrekking tot de bevoegdheid om met een bromfiets op de openbare weg te rijden, aan te scherpen, het nastreven van het door de wetgever van de Unie beoogde doel van verbetering van de verkeersveiligheid belemmeren.

46

Vastgesteld moet dan ook worden dat uit zowel een systematische interpretatie als een teleologische interpretatie van richtlijn 2006/126 volgt dat artikel 13, lid 2, van deze richtlijn uitsluitend betrekking heeft op het beschikken over een rijbewijs of een daarmee gelijkwaardig officieel document dat de houder ervan uitdrukkelijk de bevoegdheid verleent om te rijden.

47

Wat meer in het bijzonder de in het hoofdgeding aan de orde zijnde feiten betreft, blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat Popescu, die in het bezit is van een registratiebewijs voor een met een bromfiets gelijkgestelde vierwieler en een bewijs waaruit blijkt dat hij met succes een cursus verkeerswetgeving voor het besturen van een bromfiets op de openbare weg heeft gevolgd, vóór 19 januari 2013 in Roemenië mocht rijden met een tot de categorie bromfietsen behorend voertuig. Aangezien hij niet beschikt over een rijbewijs of een gelijkwaardig document, kan hij zich dus niet beroepen op de door artikel 13, lid 2, van richtlijn 2006/126 geboden bescherming om te verlangen dat de bevoegde Roemeense autoriteit zonder verdere formaliteiten zijn recht om op de openbare weg te mogen blijven gebruikmaken van een bromfiets erkent, en dat hem een officieel document wordt verstrekt waaruit dit recht blijkt.

48

Gelet op alle voorgaande overwegingen moet op de vraag worden geantwoord dat de bepalingen van richtlijn 2006/126, en in het bijzonder artikel 13, lid 2, ervan, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een ter omzetting van deze richtlijn in nationaal recht vastgestelde nationale regeling waardoor een bromfiets niet meer mag worden bestuurd zonder houder te zijn van een rijbewijs waarvan de afgifte afhangt van het slagen voor testen of examens die vergelijkbaar zijn met die welke vereist zijn voor het besturen van andere motorvoertuigen.

Kosten

49

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

 

De bepalingen van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs, en in het bijzonder artikel 13, lid 2, ervan, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een ter omzetting van deze richtlijn in nationaal recht vastgestelde nationale regeling waardoor een bromfiets niet meer mag worden bestuurd zonder houder te zijn van een rijbewijs waarvan de afgifte afhangt van het slagen voor testen of examens die vergelijkbaar zijn met die welke vereist zijn voor het besturen van andere motorvoertuigen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Roemeens.

Top