25.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 282/55

—

besluit C(2013) 9101 final van de Europese Commissie van 22 januari 2014 nietig te verklaren, voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat de subsidie aan Saremar voor promotieactiviteiten en de door de Regione Sardegna verstrekte garanties (bankkredieten en patronaatsverklaringen) geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormen;

—

de Commissie te verwijzen in de kosten van het onderhavige geding.

1.

Met haar eerste middel, ontleend aan schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU, wijst Grandi Navi Veloci op het gebrek in het besluit met betrekking tot het vermeende niet-bestaande economische voordeel voor Saremar uit de door de Regione Sardegna betaalde tegenprestatie voor veronderstelde promotieactiviteiten. Volgens verzoekster heeft de Commissie artikel 107, lid 1, VWEU geschonden voor zover zij heeft geoordeeld dat de prijs die de Regione Sardegna heeft betaald als tegenprestatie voor de aan Saremar toevertrouwde promotieactiviteiten, te weten 3 0 00  000 EUR, in overeenstemming was met de marktprijzen en dat geen sprake was van een economisch voordeel voor de begunstigde.

2.

Met haar tweede middel klaagt Grandi Navi Veloci in de eerste plaats over de kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie van de vermeende ontoereikendheid van de methode die door de deskundige van het Tribunale di Genova is gebruikt; en in de tweede plaats over de opstelling van de Commissie uit het oogpunt van het gebrekkige onderzoek en de schending van het beginsel van behoorlijk bestuur.

3.

Met haar derde middel voert Grandi Navi Veloci aan dat de motivering van het besluit tegenstrijdig en ontoereikend is in de zin van artikel 296 VWEU voor zover dat de maatregel in verband met de veronderstelde promotieactiviteiten niet als steun is gekwalificeerd.

4.

Met haar vierde middel klaagt Grandi Navi Veloci in de eerste plaats over schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU met betrekking tot de bankkredieten en patronaatsverklaringen die geen steun zouden zijn; en in de tweede plaats over de daarmee verband houdende schending van de verplichting het besluit te motiveren in de zin van artikel 296 VWEU.