Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0066

    Zaak T-66/14: Beroep ingesteld op 24 januari 2014 — Bredenkamp e.a./Raad en Commissie

    14.4.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 112/47


    Beroep ingesteld op 24 januari 2014 — Bredenkamp e.a./Raad en Commissie

    (Zaak T-66/14)

    2014/C 112/60

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partijen: John Arnold Bredenkamp (Harare, Zimbabwe); Echo Delta (Holdings) PCC Ltd (Castletown, Eiland Man); Scottlee Holdings (Private) Ltd (Harare); en Fodya (Private) Ltd (Harare) (vertegenwoordigers: P. Moser, QC (Queen’s Counsel) en G. Martin, Solicitor)

    Verwerende partijen: Europese Commissie en Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    een maatregel tot organisatie van de procesgang vaststellen om verweerders te gelasten alle informatie of bewijzen over te leggen waarover die instellingen beschikken in verband met de plaatsing van verzoekers op een lijst;

    de Raad en/of de Commissie veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan verzoekers voor de immateriële en materiële schade die zij hebben geleden wegens de onrechtmatige oplegging van EU-sancties aan verzoekers doordat hun namen zijn opgenomen (en vervolgens tot in 2012 gehandhaafd) in de bijlage bij verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad bij respectievelijk: gemeenschappelijk standpunt 2009/68/GBVB van de Raad en verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie; besluit 2010/92/GBVB van de Raad en verordening (EU) nr. 173/2010 van de Commissie, en besluit 2011/101/GBVB van de Raad en verordening (EU) nr. 174/2011 van de Commissie;

    bevelen dat vanaf de datum van het arrest samengestelde rente wordt betaald aan de rentevoet Euribor + 2 % (of enige andere rentevoet die wordt opgelegd) op het bedrag dat verweerders aan verzoekers moeten betalen;

    verweerders verwijzen in de kosten van verzoekers.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers vier middelen aan.

    1.

    De betrokken handelingen hebben geen passende rechtsgrondslag, aangezien zij louter op basis van de artikelen 60 EG en 301 EG zijn vastgesteld, die uitsluitend betrekking hebben op maatregelen jegens derde landen en niet jegens particulieren en ondernemingen.

    2.

    De betrokken handelingen bevatten kennelijke feitelijke onjuistheden doordat zij niet aantonen dat er sterke banden met de regering van Zimbabwe bestaan of dat financiële of andere steun aan het regime is verleend. Derhalve is de op verweerders rustende bewijsplicht niet nageleefd en is het besluitvormingsproces dus onrechtmatig.

    3.

    De betrokken handelingen schenden wezenlijke vormvereisten door geen of een ontoereikende motivering te geven en verzoekers niet de gelegenheid te bieden om te worden gehoord of om ontlastende argumenten aan te voeren.

    4.

    De betrokken handelingen schenden grondbeginselen van EU-recht, die tevens zijn verankerd in artikel 1 van het Eerste aanvullend protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten en de mens (EVRM) doordat zij het eigendomsrecht van verzoekers onrechtmatig beperken.


    Top