Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TJ0587

    Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016.
    Crosfield Italia Srl tegen Europees Agentschap voor chemische stoffen.
    REACH – Voor registratie van een stof verschuldigde vergoeding – Lagere vergoeding voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen – Onjuiste aangifte van de grootte van de onderneming – Aanbeveling 2003/361/EG – Besluit waarbij een vergoeding voor administratieve kosten wordt opgelegd – Motiveringsplicht.
    Zaak T-587/14.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2016:475

    ARREST VAN HET GERECHT (Zesde kamer)

    15 september 2016 ( *1 )

    „REACH — Voor registratie van een stof verschuldigde vergoeding — Lagere vergoeding voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen — Onjuiste aangifte van de grootte van de onderneming — Aanbeveling 2003/361/EG — Besluit waarbij een vergoeding voor administratieve kosten wordt opgelegd — Motiveringsplicht”

    In zaak T‑587/14,

    Crosfield Italia Srl, gevestigd te Verona (Italië), vertegenwoordigd door M. Baldassarri, advocaat,

    verzoekster,

    tegen

    Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), aanvankelijk vertegenwoordigd door M. Heikkilä, E. Bigi, J.‑P. Trnka en E. Maurage, vervolgens door M. Heikkilä, J.‑P.Trnka en E. Maurage, als gemachtigden, bijgestaan door C. Garcia Molyneux, advocaat,

    verweerder,

    betreffende, in de eerste plaats, een verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit SME(2013) 4672 van ECHA van 28 mei 2014, waarbij is vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de lagere vergoeding voor kleine ondernemingen en haar een vergoeding voor administratieve kosten is opgelegd en, in de tweede plaats, een verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van de door ECHA naar aanleiding van de vaststelling van besluit SME(2013) 4672 uitgeschreven facturen,

    wijst

    HET GERECHT (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: S. Frimodt Nielsen, president, F. Dehousse (rapporteur) en A. M. Collins, rechters,

    griffier: J. Palacio González, hoofdadministrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 16 december 2015,

    het navolgende

    Arrest

    Voorgeschiedenis van het geding

    1

    Op 9 en 29 september 2010 heeft verzoekster, Crosfield Italia Srl, meerdere stoffen geregistreerd op grond van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz.1).

    2

    Bij de registratieprocedure heeft verzoekster aangegeven een „kleine onderneming” te zijn in de zin van aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB 2003, L 124, blz. 36). Op grond van deze verklaring behoefde zij enkel het lagere bedrag van de vergoeding te betalen die krachtens artikel 6, lid 4, van verordening nr. 1907/2006 voor elke registratie-aanvraag verschuldigd is. Overeenkomstig artikel 74, lid 1, van die verordening, is die vergoeding vastgesteld bij verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens verordening nr. 1907/2006 (PB 2008, L 107, blz. 6). Bijlage I bij verordening nr. 340/2008 bevat met name de bedragen van de vergoedingen die voor ingevolge artikel 6 van verordening nr. 1907/2006 ingediende registratie-aanvragen verschuldigd zijn, alsmede die van de lagere vergoedingen die verschuldigd zijn door de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (hierna: „KMO’s”). Voorts bepaalt artikel 13, lid 4, van verordening nr. 340/2008 dat wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die aanspraak maakt op een lagere vergoeding of een vrijstelling van vergoeding zijn recht op verlaging of vrijstelling niet kan aantonen, het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) de volledige vergoeding in rekening brengt, vermeerderd met een vergoeding voor administratieve kosten. In dit verband heeft de raad van bestuur van ECHA op 12 november 2010 besluit MB/D/29/2010 betreffende de indeling van de diensten waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn (hierna: „besluit MB/D/29/2010”) vastgesteld. In artikel 2 en in tabel 1 in de bijlage bij dit besluit, zoals gewijzigd bij besluit MB/21/2012/D van de raad van bestuur van ECHA van 12 februari 2013, staat dat de in artikel 13, lid 4, van verordening nr. 340/2008 bedoelde vergoeding voor administratieve kosten 19900 EUR bedraagt voor een grote onderneming, 13900 EUR voor een middelgrote onderneming en 7960 EUR voor een kleine onderneming.

    3

    Op 9 en 29 september 2010 heeft ECHA twee facturen uitgeschreven (nr. 10007578 en nr. 10004921), elk ten bedrage van 9300 EUR. Dit was het bedrag dat volgens de op het tijdstip van de feiten geldende bijlage I bij verordening nr. 340/2008 door een kleine onderneming verschuldigd was in het kader van een gezamenlijke indiening voor stoffen in een hoeveelheid van meer dan 1000 ton.

    4

    Op 11 februari 2013 heeft ECHA verzoekster verzocht een aantal documenten te verstrekken om haar verklaring dat zij een kleine onderneming was, te verifiëren.

    5

    Op 28 mei 2014 heeft ECHA, na correspondentie in de vorm van documenten en e-mails, besluit SME(2013) 4672 vastgesteld (hierna: „bestreden besluit”). In dit besluit stond ECHA op het standpunt dat verzoekster als een grote onderneming moest worden beschouwd en dat zij de bijbehorende vergoeding moest betalen. In deze omstandigheden deelde ECHA verzoekster mee dat het haar facturen voor het verschil tussen de aanvankelijk betaalde vergoedingen en de uiteindelijk verschuldigde vergoedingen, alsmede een factuur van 19900 EUR voor de vergoeding voor administratieve kosten ging toesturen.

    6

    Op 4 augustus 2014 is verzoekster op voet van de artikelen 91 en 92 van verordening nr. 1907/2006 voor de kamer van beroep van ECHA tegen het bestreden besluit opgekomen.

    7

    Op 8 december 2014 heeft de kamer van beroep van ECHA besloten de behandeling van de bij haar aanhangige procedure te schorsen totdat het Gerecht in de onderhavige zaak uitspraak heeft gedaan.

    Procedure en conclusies van partijen

    8

    Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 6 augustus 2014, heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld. Dit beroep is onderdeel van een reeks samenhangende zaken.

    9

    De eerste zaak in deze reeks samenhangende zaken is voorwerp geweest van het arrest tot nietigverklaring van 2 oktober 2014, Spraylat/ECHA (T‑177/12, EU:T:2014:849).

    10

    Op 8 januari 2015 werd partijen bij wege van maatregel tot organisatie van de procesgang als bedoeld in artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van 2 mei 1991, verzocht hun zienswijze te geven aangaande de mogelijke relevantie voor het onderhavige geding van het arrest van 2 oktober 2014, Spraylat/ECHA (T‑177/12, EU:T:2014:849), en te antwoorden op een vraag. Partijen hebben binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldaan.

    11

    Op 16 oktober 2015 heeft het Gerecht (Zesde kamer) op voorstel van de rechter-rapporteur besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan en heeft het in het kader van de in artikel 89 van zijn Reglement voor de procesvoering voorziene maatregelen tot organisatie van de procesgang partijen verzocht om een vraag te beantwoorden en een aantal documenten over te leggen. Partijen hebben binnen de gestelde termijn aan deze verzoeken voldaan.

    12

    Partijen zijn ter terechtzitting van 16 december 2015 gehoord in hun pleidooien en in hun antwoorden op de mondelinge vragen van het Gerecht.

    13

    Verzoekster verzoekt het Gerecht het bestreden besluit nietig en dus ongeldig te verklaren en bijgevolg dit besluit elke werking te ontnemen, mede onder nietigverklaring van de facturen die zijn uitgeschreven ter inning van de hogere vergoedingen en als beweerdelijk verschuldigde sancties.

    14

    Ter terechtzitting heeft verzoekster haar vordering tot nietigverklaring van de ter uitvoering van het bestreden besluit uitgeschreven facturen ingetrokken, waarvan akte is genomen.

    15

    ECHA verzoekt het Gerecht:

    het beroep te verwerpen;

    verzoekster te verwijzen in de kosten.

    In rechte

    Bevoegdheid van het Gerecht

    16

    ECHA benadrukt dat de kamer van beroep onbevoegd is om kennis te nemen van dit geding, dat ook bij haar is aangebracht, aangezien het bestreden besluit niet behoort tot de besluiten waartegen bij haar beroep kan worden ingesteld.

    17

    Volgens verzoekster houdt het onderhavige beroep geenszins in dat zij afstand doet van het beroep dat zij voor de kamer van beroep van ECHA heeft ingesteld. Ter terechtzitting heeft verzoekster tevens benadrukt dat het Gerecht volgens haar bevoegd was om kennis te nemen van het onderhavige geding.

    18

    Er zij aan herinnerd dat artikel 94, lid 1, van verordening nr. 1907/2006 bepaalt dat „[t]egen beslissingen van de kamer van beroep, of bij ontbreken van recht van beroep bij de kamer, tegen beslissingen van [ECHA] [bij] het Gerecht [...] of het Hof van Justitie beroep [kan] worden ingesteld overeenkomstig artikel [263 VWEU]”.

    19

    In dat verband bepaalt artikel 91, lid 1, van verordening nr. 1907/2006 dat „[t]egen de besluiten van [ECHA] overeenkomstig artikel 9, artikel 20, artikel 27, lid 6, artikel 30, leden 2 en 3, en artikel 51 [van verordening nr. 1907/2006] beroep [kan] worden ingesteld” bij de kamer van beroep.

    20

    Het bestreden besluit is echter niet genomen op grond van de in artikel 91, lid 1, van verordening nr. 1907/2006 bedoelde bepalingen, maar op grond van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 340/2008 en de artikelen 2 en 4 van besluit MB/D/29/2010. Voorts zij benadrukt dat verordening nr. 340/2008, noch besluit MB/D/29/2010 zijn vastgesteld ingevolge de in artikel 91, lid 1, van verordening nr. 1907/2006 bedoelde bepalingen.

    21

    Daarenboven moet worden opgemerkt dat het bepaalde in de artikelen 9, 27, 30 en 51 van verordening nr. 1907/2006, als bedoeld in artikel 91, lid 1, van deze verordening, betrekking heeft op besluiten die geen verband houden met de vergoeding die door de registranten moet worden betaald.

    22

    Artikel 20 van verordening nr. 1907/2006 is gericht op de „verplichtingen van [ECHA]”. Lid 5 van dit artikel bepaalt dat „[t]egen de besluiten van [ECHA] overeenkomstig lid 2 van dit artikel [...] overeenkomstig de artikelen 91, 92 en 93 [van verordening nr. 1907/2006] beroep [kan] worden ingesteld”. Lid 2 van dat artikel heeft betrekking op de controle op „volledigheid” die ECHA op elke registratie uitvoert, met inbegrip van de betaling van de vergoeding. Er zij echter op gewezen dat deze controle „[...] geen beoordeling van de kwaliteit of de geschiktheid van de ingediende gegevens of motiveringen [omvat]”. Voorts bepaalt artikel 20, lid 2, derde en vierde alinea, van verordening nr. 1907/2006 dat indien een registratie „onvolledig is”, en de registrant „zijn registratie niet aanpast binnen de gestelde termijn”, ECHA „de registratie [afwijst]”. In het onderhavige geval echter is het bestreden besluit, naast het feit dat het niet is gebaseerd op artikel 20, lid 2, van verordening nr. 1907/2006, geen gevolg van de weigering om de betrokken stoffen te registreren.

    23

    Gelet op een en ander moet worden geoordeeld dat het Gerecht bevoegd is van het onderhavige beroep kennis te nemen, ondanks het beroep dat verzoekster bij de kamer van beroep van ECHA tegen het bestreden besluit heeft ingesteld (zie in die zin beschikking van 16 september 2015, Calestep/ECHA, T‑89/13, EU:T:2015:711, punten 1622).

    Ontvankelijkheid van sommige middelen die in de loop van het geding zijn aangevoerd

    24

    In het kader van haar antwoord op de maatregelen tot organisatie van de procesgang (zie punt 10 supra), heeft verzoekster aangegeven dat, overeenkomstig de uitspraak van het Gerecht in het arrest van 2 oktober 2014, Spraylat/ECHA (T‑177/12, EU:T:2014:849), besluit MB/D/29/2010 onrechtmatig moest worden verklaard wegens schending van het evenredigheidsbeginsel.

    25

    In dit verband moet eraan worden herinnerd dat, volgens artikel 48, lid 2, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering van 2 mei 1991, in de loop van het geding geen nieuwe middelen mogen worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. Een middel dat een nadere uitwerking is van een eerder rechtstreeks of stilzwijgend opgeworpen middel en daarmee nauw verband houdt, moet ontvankelijk worden verklaard (zie arrest van 5 oktober 2011, Romana Tabacchi/Commissie, T‑11/06, EU:T:2011:560, punt 124en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    26

    In casu is het door verzoekster opgeworpen middel een nieuw middel dat niet steunt op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. Bovendien vormt dit nieuwe middel geen uitwerking van een eerder aangevoerd middel.

    27

    Derhalve moet het middel dat door verzoekster is aangevoerd in haar antwoord op de maatregelen tot organisatie van de procesgang van 8 januari 2015 (zie punt 10 supra), strekkende tot onrechtmatigverklaring van besluit MB/D/29/2010 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel, niet-ontvankelijk worden verklaard.

    Ten gronde

    28

    Tot staving van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan. Het eerste middel is ontleend aan een ontoereikende motivering van het bestreden besluit. Het tweede middel is in wezen ontleend aan een onjuiste beoordeling van de feiten van het geval.

    29

    In het kader van haar eerste middel stelt verzoekster dat het bestreden besluit niet nader de redenen aanduidt om haar als grote onderneming aan te merken. Alleen in het document getiteld „SME calculation report”, dat in bijlage bij de brief van ECHA van 19 november 2013 is gevoegd, wordt naar de grootte van verzoekster verwezen. Uit dit document blijkt dat ECHA voor de vaststelling van de grootte van verzoekster niet alleen rekening heeft gehouden met haar omzet, maar ook met die van Marchi Industriale SpA, van Esseco Group Srl (in evenredigheid met de deelneming van Marchi Industriale in Essemar SpA) en van Marfin Srl. Deze berekening ontbeert, blijkens verzoeksters betoog, iedere grondslag. Verzoekster benadrukt meer bepaald dat ECHA geen rekening heeft gehouden met de nadere toelichting die in een e-mail van 26 februari 2013 is gegeven. Ook heeft verzoekster in een brief van 16 december 2013 de redenen gegeven waarom de gegevens van Esseco Group niet konden worden meegeteld. De brief van ECHA van 28 mei 2014 bevat enkel een herhaling van de parameters en criteria op grond waarvan een onderneming als KMO kan worden aangemerkt. Verzoekster is niet in staat de redenering te begrijpen die ECHA heeft gevolgd om het bestreden besluit vast te stellen. De documenten in bijlage bij het bestreden besluit verduidelijken de redenering van ECHA al evenmin.

    30

    ECHA benadrukt dat verzoekster in het kader van haar eerste middel niet vermeldt dat het bestreden besluit in bijlage een document met de titel „SME calculation report” bevat. Het bestreden besluit verwijst uitdrukkelijk naar dit document en naar andere bijlagen. Daarenboven heeft verzoekster in haar e-mail van 26 februari 2013 aan ECHA enkel verwezen naar een bepaald aantal documenten. Het is duidelijk dat ECHA in het bestreden besluit uitdrukkelijk refereert aan de documenten die verzoekster op 26 februari 2013 heeft verstrekt. Ook is duidelijk dat verzoekster uit de tekst van het bestreden besluit en uit de bijlagen ervan kon opmaken welke redenering ECHA had gevolgd om rekening te houden met de gegevens van Marchi Industriale en van Esseco Group. ECHA voegt hieraan toe dat, volgens de rechtspraak, een korte motivering als passend wordt beschouwd, mits de autoriteit die deze vaststelt documenten bij het betrokken besluit voegt die geschikt zijn om de door haar gevolgde redenering te verduidelijken of wanneer zij verwijst naar een document dat de adressaat van dit besluit al in bezit heeft. In casu bevat het bestreden besluit voldoende informatie waarmee verzoekster kan begrijpen op welke basis dit is vastgesteld. ECHA bedoelt meer bepaald de expliciete verwijzingen in het bestreden besluit naar de relevante regelgeving en naar de documenten die in aanmerking zijn genomen. Wat de door verzoekster genoemde brief van 16 december 2013 betreft, benadrukt ECHA dat, ofschoon deze brief per abuis aan de kamer van beroep is gezonden, het heeft gereageerd op de opmerkingen die daarin werden gemaakt.

    31

    Er zij aan herinnerd dat de door artikel 296 VWEU vereiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking moet doen komen, zodat de belanghebbenden kunnen weten wat de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel zijn en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Wat meer in het bijzonder de motivering van individuele besluiten betreft, heeft de motiveringsplicht bij dergelijke besluiten niet alleen tot doel om de rechter de mogelijkheid te bieden toezicht uit te oefenen, maar ook om de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om na te gaan of het besluit eventueel een gebrek vertoont op grond waarvan de geldigheid ervan kan worden betwist. Voorts moet de vereiste motivering worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, met name de inhoud van de betrokken handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten van de handeling of andere personen die daardoor rechtstreeks en individueel worden geraakt, bij een toelichting kunnen hebben. Het is niet noodzakelijk dat alle feitelijk of rechtens relevante gegevens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de vereisten van artikel 296 VWEU voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen (zie arrest van 19 maart 2015, Dole Food en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, C‑286/13 P, EU:C:2015:184, punten 93 en 94 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    32

    Verder zij opgemerkt dat zowel verordening nr. 1907/2006, in artikel 3 ervan, als verordening nr. 340/2008, in overweging 9 en artikel 2 ervan, voor de definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen verwijzen naar aanbeveling 2003/361.

    33

    Aanbeveling 2003/361 bevat een bijlage, waarvan titel I betrekking heeft op de „door de Commissie vastgestelde definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen”. Artikel 2 onder deze titel heeft het opschrift „Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen”.

    34

    In het geval van een zelfstandige onderneming, dat wil zeggen een onderneming die niet wordt aangemerkt als „partneronderneming” of „verbonden onderneming” in de zin van artikel 3, leden 2 en 3, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, worden, volgens artikel 6, lid 1, van deze bijlage, de gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, uitsluitend op basis van de rekeningen van die onderneming vastgesteld.

    35

    Volgens artikel 6, lid 2, eerste alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361 worden in het geval van een onderneming die partnerondernemingen of verbonden ondernemingen heeft, de gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, op basis van de rekeningen en andere gegevens van die onderneming vastgesteld of, zo van toepassing, van de geconsolideerde rekeningen van de onderneming of van de geconsolideerde rekeningen waarin de onderneming door consolidatie is opgenomen. Krachtens artikel 6, lid 2, tweede en derde alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, worden deze gegevens samengeteld met, ten eerste, de gegevens van de partnerondernemingen (die zich meteen boven of onder het niveau van de betreffende onderneming bevinden) in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten, waarbij het hoogste van de twee percentages wordt gebruikt en, ten tweede, 100 % van de gegevens van direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen die nog niet door consolidatie in de rekeningen zijn opgenomen.

    36

    Krachtens artikel 6, lid 3, eerste alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, resulteren voor de toepassing van lid 2, van dat artikel, de gegevens van de partnerondernemingen van de betrokken onderneming uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens, die worden samengeteld met alle gegevens (100 %) van de met deze partnerondernemingen verbonden ondernemingen, tenzij hun gegevens reeds door consolidatie daarin zijn opgenomen. De gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen resulteren uit hun, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Krachtens artikel 6, lid 3, tweede alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, worden deze evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen, die zich meteen boven of onder het niveau van laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens in de geconsolideerde rekeningen nog niet zijn opgenomen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het aandeel in het kapitaal of de stemrechten, waarbij het hoogste van de twee percentages wordt gebruikt.

    37

    In casu is ECHA er in het bestreden besluit van uitgegaan dat verzoekster een aantal werkzame personen had van gelijk aan of meer dan 250 personen, een jaaromzet van meer dan 50 miljoen EUR en een jaarbalans van meer dan 43 miljoen EUR. ECHA stond op basis daarvan op het standpunt dat verzoekster niet kon worden aangemerkt als kleine onderneming.

    38

    De berekening van ECHA werd nader beschreven in een rapport in bijlage bij het bestreden besluit. In dit rapport heeft ECHA de gegevens overgenomen van de ondernemingen die als „verbonden onderneming” (Marchi Industriale) en als „partneronderneming” (Marfin Srl et Esseco Group) waren aangemerkt en deze vervolgens geheel of gedeeltelijk samengeteld met verzoeksters gegevens. Met betrekking tot de ondernemingen die als „partneronderneming” waren aangemerkt, heeft ECHA meer bepaald 49,9995 % van de gegevens van Esseco Group meegeteld. Verzoekster heeft in een brief die op 16 december 2013 per abuis aan de kamer van beroep is gestuurd en die, volgens de verklaringen van ECHA, in de administratieve procedure in aanmerking is genomen, betwist dat de gegevens van Esseco Group werden meegeteld.

    39

    Vooraf moet worden herinnerd aan de banden die verzoekster ten tijde van de feiten met andere ondernemingen onderhield. Verzoekster was allereerst verbonden met Marchi Industriale, aangezien deze laatste een meerderheid in haar aandelenkapitaal bezat. Vervolgens was Marchi Industriale partneronderneming van Marfin (die tussen 25 % en 50 % van haar aandelenkapitaal bezat) en van Essemar (waarvan Marchi Industriale tussen 25 % en 50 % van het aandelenkapitaal bezat). Tot slot was Essemar volgens ECHA verbonden met Esseco Group, aangezien deze laatste onderneming officieel een meerderheid in het aandelenkapitaal en dus van de stemrechten van de aandeelhouders in de eerste bezat, hetgeen verzoekster ter terechtzitting heeft erkend.

    40

    In de eerste plaats kon verzoekster, wat het meetellen van de gegevens van Marchi Industriale en van Marfin betreft, uit het rapport in bijlage bij het bestreden besluit opmaken wat de gronden waren voor dit besluit, gelet op met name de relevante bepalingen van aanbeveling 2003/361. Meer bepaald blijkt duidelijk uit deze bepalingen en uit de elementen van het onderhavige geval dat ECHA de gegevens van Marchi Industriale in hun geheel in aanmerking heeft genomen, aangezien deze onderneming met verzoekster was verbonden (ingevolge artikel 6, lid 2, derde alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361), en de gegevens van Marfin pro rata in aanmerking heeft genomen, aangezien deze onderneming partner was van de met verzoekster verbonden onderneming (Marchi Industriale) (ingevolge artikel 6, lid 3, tweede alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361). Verzoekster betwist overigens niet specifiek dat de gegevens van deze ondernemingen in het onderhavige beroep zijn meegeteld.

    41

    In de tweede plaats, wat betreft het meetellen van de gegevens van Esseco Group, hetgeen in de administratieve procedure door verzoekster is betwist en meer bepaald het onderwerp is van het onderhavige beroep, moet worden opgemerkt dat de feitelijke situatie van het onderhavige geval niet onder de in de bijlage bij aanbeveling 2003/361 bedoelde situaties valt. Met de bepaling in aanbeveling 2003/361 dat rekening wordt gehouden met de gegevens van ondernemingen die zich niet meteen boven of onder het niveau van de betreffende onderneming bevinden, worden namelijk enkel de ondernemingen bedoeld die zijn verbonden met de partnerondernemingen van de betrokken onderneming (artikel 6, lid 3, eerste alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361) en de partnerondernemingen van de ondernemingen die met de betrokken onderneming zijn verbonden (artikel 6, lid 3, tweede alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361). In casu echter was Esseco Group een onderneming die was verbonden met een partneronderneming van de onderneming die met verzoekster was verbonden.

    42

    Voorts blijkt niet uit de gegevens van het onderhavige geval dat verzoekster partner was van Esseco Group, zoals ECHA echter wel, zonder nadere toelichting, heeft opgemerkt in het rapport dat in bijlage bij het bestreden besluit was gevoegd.

    43

    Tot slot is verzoekster in de administratieve procedure geen enkele aanwijzing verstrekt over de rechtsgrondslag die in het onderhavige geval van toepassing was voor het gebruik van de gegevens van Esseco Group, zoals ECHA ter terechtzitting heeft bevestigd. Meer bepaald heeft ECHA verduidelijkt dat artikel 6, lid 2, derde alinea, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, dat was aangevoerd in zijn stukken, niet tijdens de administratieve procedure was genoemd. Daarenboven is de verwijzing voor het Gerecht naar deze rechtsgrondslag, die betrekking heeft op de ondernemingen die direct of indirect met de betrokken onderneming zijn verbonden, in tegenspraak met de kwalificatie van partneronderneming die ECHA in het rapport dat in bijlage bij het bestreden besluit was gevoegd, heeft gemaakt.

    44

    Gelet op een en ander moet worden geoordeeld dat de motivering van het bestreden besluit verzoekster niet de mogelijkheid biedt de motivering in het besluit met betrekking tot het meerekenen van de gegevens van Esseco Group te kennen, en het Gerecht niet de mogelijkheid biedt zijn toezicht uit te oefenen.

    45

    Derhalve slaagt het eerste middel dat ter staving van het beroep door verzoekster is aangevoerd en moet het bestreden besluit dientengevolge nietig worden verklaard, zonder dat het tweede middel hoeft te worden onderzocht.

    Kosten

    46

    Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd. Aangezien ECHA op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, maar verzoekster niets heeft gevorderd ten aanzien van de kosten, dient elke partij haar eigen kosten te dragen.

     

    HET GERECHT (Zesde kamer)

    rechtdoende, verklaart:

     

    1)

    Besluit SME(2013) 4672 van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) van 28 mei 2014 wordt nietig verklaard.

     

    2)

    Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

     

    Frimodt Nielsen

    Dehousse

    Collins

    Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 september 2016.

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Italiaans.

    Top