Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0321

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 3 september 2015.
Colena AG tegen Karnevalservice Bastian GmbH.
Verzoek van het Landgericht Krefeld om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Cosmetische producten – Bescherming van de consument – Verordening (EG) nr. 1223/2009 – Werkingssfeer – Kleurlenzen met motief zonder sterkte – Aanduiding op de buitenverpakking dat het betrokken product een cosmetisch product is – Bescherming van de consument.
Zaak C-321/14.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2015:540

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

3 september 2015 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Cosmetische producten — Bescherming van de consument — Verordening (EG) nr. 1223/2009 — Werkingssfeer — Kleurlenzen met motief zonder sterkte — Aanduiding op de buitenverpakking dat het betrokken product een cosmetisch product is — Bescherming van de consument”

In zaak C‑321/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Krefeld (Duitsland) bij beslissingen van 4 juni en 4 augustus 2014, ingekomen bij het Hof op 4 juli en 11 augustus 2014, in de procedure

Colena AG

tegen

Karnevalservice Bastian GmbH,

wijst

HET HOF (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: J.‑C. Bonichot, kamerpresident, A. Arabadjiev en C. Lycourgos (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: N. Jääskinen,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Karnevalservice Bastian GmbH, vertegenwoordigd door C. Ballke, Rechtsanwalt,

de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek en S. Šindelková als gemachtigden,

de Franse regering, vertegenwoordigd door F. Gloaguen en D. Colas als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Wilms en P. Mihaylova als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342, blz. 59).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Colena AG (hierna: „Colena”) en Karnevalservice Bastian GmbH (hierna: „Karnevalservice”) betreffende het in de handel brengen door deze laatste van kleurlenzen met motief zonder sterkte (hierna: „betrokken lenzen”).

Unierecht

3

Overweging 6 van verordening nr. 1223/2009 luidt als volgt:

„Deze verordening heeft slechts betrekking op cosmetische producten en niet op geneesmiddelen, medische hulpmiddelen of biociden. De grens tussen deze gebieden blijkt met name uit de gedetailleerde definitie van het begrip cosmetische producten, waarin zowel wordt verwezen naar de plaatsen waar deze producten worden aangebracht, als naar het doel dat met het gebruik ervan wordt nagestreefd.”

4

Overweging 7 van deze verordening luidt:

„De beoordeling of een product een cosmetisch product is moet van geval tot geval worden gemaakt, waarbij rekening moet worden gehouden met alle kenmerken van het product. [...]”

5

Artikel 1, „Toepassingsgebied en doel”, van deze verordening bepaalt:

„In deze verordening worden regels vastgesteld waaraan alle cosmetische producten die op de markt worden aangeboden, moeten voldoen om de werking van de interne markt en een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.”

6

In lid 1 van artikel 2, „Definities”, van deze verordening is bepaald:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

cosmetische producten: alle stoffen of mengsels die bestemd zijn om in aanraking te worden gebracht met de delen van het menselijke lichaamsoppervlak (opperhuid, beharing, haar, nagels, lippen en uitwendige geslachtsorganen) of met de tanden en kiezen en de mondslijmvliezen, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of voornoemde lichaamsdelen te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren;

b)

stof: een chemisch element en de verbindingen ervan, zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit ervan en alle onzuiverheden ten gevolge van het toegepaste procedé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder aantasting van de stabiliteit van de stof of wijziging van de samenstelling ervan;

c)

mengsel: een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen;

[...]”

7

Lid 1 van artikel 19, „Etikettering”, van verordening nr. 1223/2009 bepaalt in wezen dat cosmetische producten slechts op de markt worden aangeboden indien op de recipiënt en op de verpakking in onuitwisbare letters, goed leesbaar en zichtbaar, een aantal aanduidingen zijn aangebracht, waaronder met name de naam of de handelsnaam en het adres van de verantwoordelijke persoon, de nominale inhoud op het tijdstip van verpakking, de datum tot waarop het cosmetische product, mits op passende wijze bewaard, zijn oorspronkelijke functie blijft vervullen, de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik, het nummer van de productiecharge of de referentie die het mogelijk maakt het cosmetische product te identificeren alsook een lijst van ingrediënten.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

8

Karnevalservice brengt de betrokken lenzen in Duitsland in de handel. Deze producten worden niet verkocht om een visuele beperking te verhelpen, maar beogen het uiterlijk van de gebruiker, met name bij feestelijke gelegenheden, te wijzigen. Op de buitenverpakking van de betrokken lenzen staat het volgende te lezen: „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”.

9

Op 24 oktober 2013 heeft Colena zich tot het Landgericht Krefeld (regionale rechtbank Krefeld) gericht met een verzoek om Karnevalservice, bij wijze van voorlopige maatregel, het verbod op te leggen de betrokken lenzen in de handel te brengen zonder dat bepaalde bij artikel 19, lid 1, van verordening nr. 1223/2009 vereiste aanduidingen op de buitenverpakking ervan zijn aangebracht. Bij beslissingen van 29 oktober 2013 en 11 december 2013 heeft deze rechterlijke instantie dat verzoek afgewezen op grond dat de betrokken lenzen niet kunnen worden aangemerkt als een „cosmetisch product” in de zin van de verordening, die bijgevolg niet van toepassing is.

10

Colena is tegen die beslissing opgekomen bij het Oberlandesgericht Düsseldorf (hogere regionale rechtbank Düsseldorf). Bij beslissing van 9 januari 2014 heeft deze rechterlijke instantie de beslissing van het Landgericht Krefeld herzien en heeft zij het verzoek om voorlopige maatregelen ingewilligd op grond dat de betrokken lenzen, hoewel zij niet kunnen worden aangemerkt als „cosmetische producten” in de zin van verordening nr. 1223/2009, tóch onderworpen zijn aan de bepalingen daarvan, omdat de op de buitenverpakking aangebrachte aanduiding dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt” overeenkomstig het Duitse recht bij een „normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument” de indruk wekt dat het daadwerkelijk een cosmetisch product in de zin van de verordening betreft.

11

Op 30 januari 2014 heeft Karnevalservice tegen die beslissing verzet aangetekend bij de verwijzende rechter, die uitspraak dient te doen over de gegrondheid van de door het Oberlandesgericht Düsseldorf gelaste voorlopige maatregelen.

12

In zijn verzoek om een prejudiciële beslissing zet de verwijzende rechter uiteen dat het antwoord op de vraag of een product dat geen cosmetisch product in de zin van verordening nr. 1223/2009 is, tóch aan de vereisten van deze verordening moet voldoen, wanneer op de buitenverpakking ervan staat vermeld dat het een cosmetisch product betreft „waarvoor de cosmeticarichtlijn geldt”, van essentieel belang is voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding. De beslissing in hoger beroep van het Oberlandesgericht Düsseldorf, waarbij de andersluidende uitspraak van de verwijzende rechter is herzien, en het feit dat het Landgericht Essen (regionale rechtbank Essen) afwijkende beslissingen heeft gegeven, wijzen er namelijk op dat bij de nationale rechters onzekerheid bestaat over de omvang van de werkingssfeer van verordening nr. 1223/2009.

13

De verwijzende rechter vestigt er verder de aandacht op dat in Duitsland onderling tegenstrijdige rechterlijke beslissingen zijn gegeven over de vraag of contactlenzen als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1223/2009 vallen. Ook het antwoord op deze vraag is volgens hem van wezenlijk belang voor de in het bij hem aanhangige geding te geven beslissing.

14

Daarop heeft het Landgericht Krefeld de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Moet verordening nr. 1223/2009 aldus worden uitgelegd dat een product dat niet onder deze verordening valt, tóch moet voldoen aan de vereisten daarvan om de enkele reden dat op de buitenverpakking wordt vermeld dat het gaat om een ‚cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt’?

2)

Moet verordening nr. 1223/2009 aldus worden uitgelegd dat zogeheten contactlenzen met motief zonder sterkte binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

15

Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de betrokken lenzen binnen de werkingssfeer daarvan vallen omdat zij aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoen, dan wel, als dat niet het geval is, omdat op de buitenverpakking de aanduiding is aangebracht dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”.

16

Of een product binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1223/2009 valt, moet worden uitgemaakt aan de hand van artikel 1 daarvan, volgens hetwelk de verordening beoogt regels vast te stellen waaraan „alle cosmetische producten die op de markt worden aangeboden” moeten voldoen. Dit artikel wordt in artikel 2, lid 1, onder a), van de verordening aangevuld door een definitie van het begrip „cosmetische producten”.

17

Uit deze twee bepalingen, gelezen in hun onderlinge samenhang, volgt dat verordening nr. 1223/2009 toepassing vindt op alle producten die beantwoorden aan de definitie van artikel 2, lid 1, onder a), ervan, en op die producten alléén. Doordat artikel 1 preciseert dat de verordening een regelgevingskader beoogt vast te stellen voor alle cosmetische producten, beperkt het de werkingssfeer van de verordening namelijk tot die producten. Die begrenzing wordt vervolgens verduidelijkt in de gedetailleerde definitie van het begrip „cosmetische producten” die in artikel 2 wordt gegeven.

18

Deze conclusie wordt bevestigd in overweging 6 van verordening nr. 1223/2009 die, hoewel zij meer in het bijzonder betrekking heeft op het onderscheid tussen cosmetische producten enerzijds en geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en biociden anderzijds, preciseert dat de verordening uitsluitend ziet op „cosmetische producten”.

19

Bijgevolg moet worden onderzocht of de betrokken lenzen voldoen aan alle criteria die worden genoemd in de definitie van het begrip „cosmetische producten” in artikel 2, lid 1, onder a), van verordening nr. 1223/2009. Zoals uit deze bepaling blijkt, is die definitie gebaseerd op drie criteria waaraan cumulatief moet zijn voldaan, namelijk, ten eerste, de aard van het betrokken product (stof of mengsel), ten tweede, het deel van het menselijke lichaam waarmee dat product in contact zal worden gebracht en, ten derde, het met het gebruik van dat product beoogde doel.

20

Aangaande het eerste criterium, dat de aard van het betrokken product betreft, moet erop worden gewezen dat artikel 2, lid 1, onder b), van verordening nr. 1223/2009 het begrip „stof” omschrijft als „een chemisch element en de verbindingen ervan, zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit ervan en alle onzuiverheden ten gevolge van het toegepaste procedé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder aantasting van de stabiliteit van de stof of wijziging van de samenstelling ervan”. Volgens artikel 2, lid 1, onder c), van deze verordening wordt verstaan onder „mengsel”, „een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen”. Gelet op de objectieve kenmerken van de betrokken lenzen, op basis waarvan zij als „voorwerpen” kunnen worden gekwalificeerd, kunnen zij niet worden aangemerkt als een „stof” of een „mengsel” in de zin van deze bepaling.

21

Wat het tweede criterium betreft, noemt artikel 2, lid 1, onder a), van verordening nr. 1223/2009 in de definitie van „cosmetische producten” de delen van het menselijke lichaam waarmee dergelijke producten overeenkomstig hun bestemming in aanraking worden gebracht. Het gaat hierbij om een exhaustieve opsomming, zoals duidelijk blijkt uit de gedetailleerde en nauwkeurige bewoordingen van deze bepaling, alsook uit het feit dat de wetgever van de Unie geen termen zoals „als”, „bijvoorbeeld”, „onder meer”, „enz.”, heeft toegevoegd, die erop zouden wijzen dat de opsomming gewoon voorbeelden bevat. De betrokken lenzen worden op het hoornvlies van het oog aangebracht, dat niet in die exhaustieve opsomming wordt vermeld en evenmin in een andere bepaling van verordening nr. 1223/2009 voorkomt. Bijgevolg voldoen de betrokken lenzen niet aan het tweede criterium.

22

Wat het derde criterium betreft, dat ziet op het doel dat met het gebruik van het product wordt nagestreefd, moet erop worden gewezen dat de betrokken lenzen ertoe dienen het aanzicht van het hoornvlies, waarop zij worden aangebracht, te veranderen, en dus niet uitsluitend of hoofdzakelijk beogen een van de in artikel 2, lid 1, onder a), van verordening nr. 1223/2009 genoemde delen van het menselijke lichaam te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen, te beschermen of in goede staat te houden, of lichaamsgeuren te corrigeren. Bijgevolg is niet aan dit criterium voldaan.

23

Uit een beoordeling die, in overeenstemming met overweging 7 van verordening nr. 1223/2009, rekening houdt met alle kenmerken van de betrokken lenzen, volgt dus dat deze lenzen aan geen van de drie cumulatieve criteria voldoen waaraan zij zouden moeten voldoen om te beantwoorden aan de definitie van „cosmetische producten” in artikel 2, lid 1, onder a), van deze verordening. Derhalve kunnen de betrokken lenzen niet worden aangemerkt als „cosmetische producten” in de zin van die definitie, en kunnen zij dus niet binnen de werkingssfeer van de verordening vallen.

24

Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het feit dat de buitenverpakking van de betrokken lenzen de aanduiding draagt dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”.

25

Anders dan voor andere producten, met name geneesmiddelen, heeft de wetgever van de Unie in de definitie van artikel 2, lid 1, onder a), van verordening nr. 1223/2009 namelijk niet voorzien in een categorie cosmetische producten „naar aandiening”, op grond waarvan een product juridisch kan worden gekwalificeerd als een „cosmetisch product” om de enkele reden dat het als een dergelijk product wordt gepresenteerd.

26

Deze beoordeling laat echter de eventuele toepassing onverlet van regels aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten kunnen nagaan of de aanduiding op de buitenverpakking van de betrokken lenzen dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”, geen oneerlijke handelspraktijk vormt.

27

Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de betrokken lenzen niet binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, ook al is op de buitenverpakking ervan de aanduiding aangebracht dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”.

Kosten

28

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht:

 

Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten moet aldus worden uitgelegd dat kleurlenzen met motief zonder sterkte niet binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, ook al is op de buitenverpakking ervan de aanduiding aangebracht dat het gaat om een „cosmetisch oogaccessoire waarvoor de Europese cosmeticarichtlijn geldt”.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.

Top