Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0136

    Zaak C-136/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 maart 2013 door Cooperativa Mare Azzurro Socialpesca Soc. coop. arl, voorheen Cooperativa Mare Azzurro Soc. coop. rl, en Cooperativa vongolari Sottomarina Lido Soc. coop. rl tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 22 januari 2013 in zaak T-218/00, Cooperativa Mare Azzurro/Commissie

    PB C 147 van 25.5.2013, p. 15–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.5.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 147/15


    Hogere voorziening ingesteld op 18 maart 2013 door Cooperativa Mare Azzurro Socialpesca Soc. coop. arl, voorheen Cooperativa Mare Azzurro Soc. coop. rl, en Cooperativa vongolari Sottomarina Lido Soc. coop. rl tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 22 januari 2013 in zaak T-218/00, Cooperativa Mare Azzurro/Commissie

    (Zaak C-136/13 P)

    2013/C 147/25

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Rekwiranten: Cooperativa Mare Azzurro Socialpesca Soc. coop. arl, voorheen Cooperativa Mare Azzurro Soc. coop. rl en Cooperativa vongolari Sottomarina Lido Soc. coop. rl (vertegenwoordigers: A. Vianello, A. Bortoluzzi en A. Veronese, avvocati)

    Andere partijen in de procedure: Ghezzo Giovanni & C. Snc di Ghezzo Maurizio & C., Europese Commissie

    Conclusies

    de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 22 januari 2013, Cooperativa Mare Azzurro e.a./Commissie (T-218/00), waarvan kennis is gegeven aan rekwirantes op 23 januari 2013 en waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot nietigverklaring van beschikking 2000/394/EG van de Commissie van 25 november 1999 betreffende de steunmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia zoals bedoeld in wetten nr. 30/1997 en nr. 206/1995 houdende verlagingen van de sociale bijdragen (JO 2000, L 150, blz. 50), vernietigen en/of herzien;

    de Commissie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Tot staving van de hogere voorziening voeren rekwirantes aan dat er sprake is van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van de beginselen die het Hof in het arrest „Comitato Venezia vuole vivere” tot uitdrukking heeft gebracht, ten eerste op het punt van de verplichting dat beschikkingen van de Commissie op het gebied van staatssteun moeten worden gemotiveerd, en, ten tweede, op het punt van de bewijslastverdeling wat de voorwaarden van artikel 107, lid 1, VWEU betreft.

    Met de beschikking waartegen de onderhavige hogere voorziening is gericht, heeft het Gerecht zich niet gehouden aan de uitspraak van het Hof in het arrest „Comitato Venezia vuole vivere” van 9 juni 2011, waarin is vastgesteld dat de beschikking van de Commissie „zelf alle wezenlijke gegevens [moet] bevatten om door de nationale autoriteiten te kunnen worden uitgevoerd”. Hoewel die beschikking niet de wezenlijke gegevens bevatte om door de nationale autoriteiten te kunnen worden uitgevoerd, heeft het Gerecht geen enkele tekortkoming geconstateerd in de door de Commissie voor de vaststelling van de litigieuze beschikking gevolgde methode, hetgeen een onjuiste rechtsopvatting oplevert.

    Op basis van de door het Hof in het arrest „Comitato Venezia vuole vivere” geformuleerde beginselen staat het in het kader van de terugvordering aan de lidstaat — en dus niet aan de individuele begunstigde — om per geval te bewijzen dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 107, lid 1, VWEU. In casu heeft de Commissie in de litigieuze beschikking echter verzuimd de „modaliteiten” van een dergelijke controle te verduidelijken; daar de Italiaanse Republiek dus niet over de wezenlijke gegevens beschikte om in het kader van de terugvordering te bewijzen dat de aan de begunstigden toegekende voordelen staatssteun vormden, heeft zij — bij wet nr. 228 van 24 december 2012 (in artikel 1, leden 351 e.v.) besloten de bewijslast om te keren, in strijd met hetgeen in de communautaire rechtspraak is vastgesteld. Volgens de Italiaanse wetgever staat het, in het bijzonder, niet aan de staat, maar aan de individuele ondernemingen die de steun, in de vorm van een verlaging van de sociale bijdragen, hebben ontvangen, om te bewijzen dat de betrokken voordelen de mededinging niet kunnen vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig kunnen beïnvloeden; indien zij dit bewijs niet leveren wordt het toegekende voordeel verondersteld de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig te beïnvloeden. Dit is kennelijk in strijd met de door het Hof in het arrest „Comitato Venezia vuole vivere” geformuleerde beginselen.


    Top