Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0075

Zaak C-75/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 februari 2013 — SEK Zollagentur GmbH/Hauptzollamt Gießen

PB C 147 van 25.5.2013, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 147/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 februari 2013 — SEK Zollagentur GmbH/Hauptzollamt Gießen

(Zaak C-75/13)

2013/C 147/13

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SEK Zollagentur GmbH

Verwerende partij: Hauptzollamt Gießen

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de toepasselijke bepalingen van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), inzonderheid artikel 50 van deze verordening, aldus worden uitgelegd dat een goed dat door de douaneautoriteiten aan een persoon voor tijdelijke opslag in een goedgekeurde plaats is toevertrouwd, aan het douanetoezicht wordt onttrokken wanneer dat goed weliswaar voor de regeling extern douanevervoer wordt aangegeven, maar het zich bij het geplande transport de facto niet bij de afgegeven documenten voor douanevervoer bevindt en niet op het douanekantoor van bestemming wordt aangebracht?

2)

Zo ja, is in dat geval de persoon die als toegelaten afzender de goederen onder de regeling douanevervoer heeft geplaatst, schuldenaar op grond van artikel 203, lid 3, eerste streepje, van deze verordening of op grond van artikel 203, lid 3, vierde streepje, ervan?


(1)  PB L 302, blz. 1.


Top